ECLI:NL:OGEAA:2018:577
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige detentie en vervangende hechtenis bij geldboete in kort geding
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiser, die in persoon optrad, onmiddellijke invrijheidstelling op straffe van een dwangsom. Eiser was gedetineerd vanwege een vervangende hechtenis die voortvloeide uit een onbetaalde geldboete van Afl. 15.000, opgelegd in een eerder vonnis. Eiser stelde dat zijn detentie onrechtmatig was, omdat hij vervroegd in vrijheid was gesteld, maar nog steeds vastzat vanwege de geldboete. Hij betoogde dat de kennisgeving van de geldboete niet rechtsgeldig was en dat hij nooit de kans had gekregen om de boete te betalen. Eiser voerde ook aan dat de omstandigheden in de gevangenis onacceptabel waren en dat hij in strijd met het gelijkheidsbeginsel werd behandeld, omdat andere gedetineerden met hogere boetes wel vervroegd waren vrijgelaten.
Het Gerecht oordeelde dat de vordering van eiser niet ontvankelijk was, omdat hij de procedure van artikel 43 Sv had moeten volgen. Het Gerecht verwierp de argumenten van eiser en oordeelde dat de vervangende hechtenis op correcte wijze aan hem was bekendgemaakt. De rechter concludeerde dat eiser voldoende tijd had gehad om de boete te betalen en dat de omstandigheden in de gevangenis niet zodanig waren dat zijn detentie als onrechtmatig kon worden beschouwd. De vordering van eiser werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.