ECLI:NL:OGEAA:2018:576

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
AUA201801865
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens wijziging van omstandigheden en toekenning van een billijke vergoeding

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 25 september 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werknemer en de vennootschap Ernst & Young Accountants (EY). De werknemer, die sinds 1996 in dienst was bij EY, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een gewichtige reden, namelijk een wijziging van omstandigheden die het voortbestaan van de arbeidsovereenkomst zinloos maakte. EY had de werknemer een slechte beoordeling gegeven en er was sprake van spanningen tussen de werknemer en haar leidinggevende, die recent was aangesteld om de afdeling weer rendabel te maken. De werknemer stelde dat EY haar eigenlijk kwijt wilde en vroeg om een vergoeding van Afl. 252.600,- bruto.

EY verzocht op zijn beurt ook om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, stellende dat de werknemer niet langer bij hen wilde blijven werken en dat haar functioneren structureel tekortschiet. Het Gerecht oordeelde dat beide partijen het erover eens waren dat een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk was en dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden. Het Gerecht overwoog dat EY tekortgeschoten was in de onderkenning van de problemen met oudere medewerkers en dat de aangeboden Personal Improvement Plan (PIP) niet passend was. Uiteindelijk werd aan de werknemer een billijke vergoeding van Afl. 120.000,- toegekend, rekening houdend met de lengte van het dienstverband en de hoogte van het loon. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd met ingang van 15 oktober 2018 uitgesproken, met de mogelijkheid voor partijen om het verzoek in te trekken binnen veertien dagen na de beschikking.

Uitspraak

Beschikking van 25 september 2018
Behorend bij E.J. AUA201801865
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKER]
te Aruba,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigden: mrs. H.U. Thielman en D.L. Carolina,
tegen:
de vennootschap
ERNST & YOUNG ACCOUNTANTS,
te Aruba,
hierna ook te noemen: EY,
gemachtigde: mr. K. de l’lsle.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens tegenverzoek;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van verzoeker, tevens verweer op het tegenverzoek;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van EY;
- de aantekeningen van de griffier van de zitting van 4 september 2018.
De datum van de beschikking is (bij vervroeging) bepaald op heden.

2.DE VERZOEKEN

2.1 [
verzoeker] is op 1 augustus 1996 bij (de rechtsvoorgangster van) EY in dienst getreden. Haar huidige functie is die van Senior op de afdeling Accounting Compliance & Reporting (hierna: ACR) tegen een laatstelijk salaris van Afl. 5.300,- bruto per maand.
2.2
Naar het oordeel van EY functioneerde de afdeling ACR niet naar behoren en zij heeft, na een manager-loze periode, begin 2017 de heer [naam medewerker] aangesteld die als taak kreeg de afdeling weer rendabel te maken.
2.3
De [naam medewerker] heeft het functioneren van [verzoeker] als onvoldoende aangemerkt en haar ook een slechte beoordeling gegeven die significant afweek van de eerdere door andere managers gegeven beoordelingen. Tussen [verzoeker] en [naam medewerker] zijn ook spanningen ontstaan die in feite zijn terug te voeren op het strakkere beleid dat EY op de afdeling ACR heeft ingevoerd. Jegens [verzoeker] is een voornemen geuit om een Personal Improvement Plan op te stellen, hetgeen binnen EY wordt gedaan indien het functioneren van een werknemer structureel onder de maat is. In een email van [naam medewerker] aan leidinggevenden bij EY spreekt hij van het slechte functioneren van de medewerkers op de afdeling ACR en dat [verzoeker] zal/moet vertrekken zodra er voor haar een goede vervanger is gevonden. In een email aan [verzoeker], opgemaakt daags voor de mondelinge behandeling van de zaak schrijft [naam medewerker] dat hij de opdracht had om afscheid te nemen van de medewerkers van de Afdeling ACR.
2.4
Tussen partijen zijn gesprekken gevoerd, deels met de afdeling HRM, waarbij aan [verzoeker] de vraag is voorgelegd of zij onder deze omstandigheden het nog wel naar haar zin had bij EY en of het (samengevat) niet tijd was elders te gaan werken. EY heeft niet zelf de consequenties getrokken van het in haar ogen slechte functioneren van [verzoeker], waarna [verzoeker] zelf om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gevraagd met als kern de stelling dat sprake is van een gewichtige reden bestaande uit een wijziging van omstandigheden nu het voortbestaan van de arbeidsovereenkomst met EY zinloos geworden is, omdat EY haar eigenlijk kwijt wil. Zij vraagt daarbij om toekenning van een vergoeding van Afl. 252.600,- bruto. Bij verweer heeft EY zelf ook ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] verzocht, omdat uit het verzoek van [verzoeker] blijkt dat zij niet langer bij EY wil blijven werken en het functioneren van [verzoeker] structureel tekortschiet. Voor een vergoeding ziet EY geen reden.

3.DE BEOORDELING

3.1
Nu beide partijen om ontbinding van de arbeidsovereenkomst hebben gevraagd, zal die worden uitgesproken. Immers zij zijn het erover eens dat van een vruchtbare samenwerking geen sprake meer zal zijn.
3.2
Het geschil komt er dan in feite op neer dat [verzoeker] van mening is dat haar een vergoeding moet worden toegekend en dat EY zulks bestrijdt. Het Gerecht overweegt als volgt.
3.3
Het onderliggende geschil tussen partijen wordt daardoor gekenmerkt dat EY streeft naar een aanzienlijke verbetering van een onderdeel van haar organisatie en daarbij stuit op werknemers, zoals [verzoeker], die al zeer lang bij haar werkzaam zijn, maar aan de (nieuwe) normen niet kunnen voldoen. In beginsel ligt het in de bevoegdheid van een werkgever om zijn organisatie te herstructureren en dat kan betekenen dat van sommige medewerkers afscheid moet worden genomen, omdat zij het nieuwe proces niet (meer) in de vingers krijgen. In zo’n situatie mag van een werkgever in het algemeen worden verwacht dat inspanningen worden gedaan om het functioneren eerst op peil te brengen, alvorens besloten wordt tot een vorm van beëindiging. In het onderhavige geval is opvallend dat de afdeling ACR een periode zonder manager is geweest - iets wat [verzoeker] niet kan worden aangerekend. Uit de aanstelling van en opdracht aan [naam medewerker] blijkt (los van de vraag aan welk emailbericht de meeste waarde wordt toegekend) dat de reorganisatie van die afdeling met het zittende personeelsbestand op z’n minst een “uitdaging” was en dat de slechte beoordeling van [verzoeker] moet worden gezien in het licht van de nieuwe normen die EY wenste te hanteren.
3.4
Het Gerecht is van oordeel dat EY tekortgeschoten is in de onderkenning van het probleem dat zij oudere medewerkers mogelijk niet meer “mee” kan krijgen. Te billijken is dat zij haar bedrijf wil vernieuwen c.q. herstructureren, maar zij dient daarbij oog te hebben voor de belangen van de medewerkers die op hun vertrouwde plek niet kunnen blijven zitten. Het aanbieden van een PIP acht het Gerecht, gezien de betekenis die binnen EY daaraan wordt gegeven (een soort laatste kans) niet passend. Het tekent wellicht ook het gebrek aan leiding in de jaren ervoor en het gebrek aan een behoorlijke investering in de werknemers.
3.5
Dit leidt ertoe dat aan [verzoeker] een vergoeding naar billijkheid zal worden toegekend, waarbij het Gerecht rekening houdt met de lengte van het dienstverband, de hoogte van het loon en het gegeven dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de risicosfeer van EY ligt. Alles overwegende acht het Gerecht een vergoeding van Afl. 120.000,- billijk.
Aan partijen zal de gelegenheid worden geboden om het verzoek in te trekken. Voor een kostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

4.DE UITSPRAAK:

Het Gerecht:
stelt partijen in kennis van het voornemen om de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden, onder toekenning aan [verzoeker] van een vergoeding ten laste van EY van Afl. 120.000,- (bruto) waarop de cessantia- uitkering in mindering wordt gebracht;
stelt partijen in de gelegenheid het verzoek in te trekken middels een uiterlijk binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking ter griffie van dit gerecht af te leggen schriftelijke verklaring;
VERDER, VOORZOVER BEIDE PARTIJEN DE VERZOEKEN NIET INTREKKEN:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 15 oktober 2018;
kent aan [verzoeker] een vergoeding toe ten laste van EY van Afl. 120.000,- (bruto), waarop in mindering strekt de aan [verzoeker] uit te keren cessantia-uitkering;
compenseert de proceskosten en wel zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 25 september 2018 in aanwezigheid van de griffier.