ECLI:NL:OGEAA:2018:560

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
AUA201800594
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot erkenning van buitenlandse uitspraak inzake eenhoofdig gezag over minderjarige

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 september 2018 uitspraak gedaan op een verzoek van een vader, die verzocht om erkenning van een buitenlandse uitspraak van een Amerikaanse rechter. De vader, die in Aruba woont, had in 2014 in de Verenigde Staten een uitspraak verkregen waarbij hem het eenhoofdig gezag over zijn minderjarige kind was toegekend. Het kind verblijft sinds februari 2018 bij de vader in Aruba. De vader verzocht om deze uitspraak te erkennen en in het gezagsregister te laten aantekenen dat hij met het eenhoofdig gezag over de minderjarige is belast. De moeder van het kind, die in de Verenigde Staten woont, was niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen.

Het gerecht heeft het verzoek om erkenning van de buitenlandse uitspraak afgewezen. De rechter oordeelde dat de erkenning van een buitenlandse uitspraak niet onder de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering valt, die de tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen regelen. Daarnaast werd het verzoek om aantekening in het gezagsregister afgewezen, omdat hiervoor geen wettelijke basis bestond. De rechter concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek betreffende het gezagsregister. De beschikking werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 18 september 2018
behorend bij EJ. nr. AUA201800594
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEK,
gemachtigde: de advocaat mr. O.L. Sjiem Fat.
Belanghebbenden:
[moeder],hierna de moeder, wonende in de Verenigde Staten,
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND,hierna: de ABS, gemachtigde: mr. J.M.A.M. Ponsioen.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 26 februari 2018,
  • het advies van de ABS, overgelegd op 25 juni 2018,
  • de akte wijziging c.q. aanvulling van het verzoek zijdens verzoeker, ingediend op 26 juni 2018,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 26 juni 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen verzoeker in persoon en bijgestaan door zijn gemachtigde en de ABS bij mr. J.M.A.M. Ponsioen. De moeder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen,
  • de overgelegde jurisprudentie zijdens verzoeker op 27 juni 2018.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de affectieve relatie tussen verzoeker en de moeder is op [geboortedatum] 2010 in de Verenigde Staten geboren [minderjarige] (hierna: de minderjarige).
2.2
Bij uitspraak van de
In the Seventeenth Judicial Circuit Court in and for Broward County, Floridavan 15 september 2014, heeft de Amerikaanse rechter bepaald dat verzoeker met het eenhoofdig gezag over de minderjarige wordt belast.
2.3
De minderjarige verblijft sinds 15 februari 2018 onafgebroken bij verzoeker in Aruba.

3.HET VERZOEK

Het gewijzigd verzoek strekt - naar het gerecht begrijpt - tot erkenning (oftewel bekrachtiging) van voornoemde uitspraak van 15 september 2014 en het aantekenen in het gezagsregister dat verzoeker met het eenhoofdig gezag over de minderjarige is belast.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het verzoek om erkenning danwel bekrachtiging van voornoemde door een vreemde rechter gegeven uitspraak is gebaseerd op artikel 431 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Ingevolge artikel 431 lid 1 Rv kunnen, behoudens de artikelen 985 tot en met 994 Rv, buiten Aruba door vreemde rechters gegeven beslissingen in Aruba niet ten uitvoer worden gelegd. Artikel 985 Rv bepaalt dat indien een door een vreemde rechter gegeven beslissing in Aruba uitvoerbaar is krachtens verdrag of wet, deze niet ten uitvoer wordt gelegd dan na daartoe verkregen rechterlijk verlof. In dit geval gaat het niet om de
tenuitvoerleggingvan een door een vreemde rechter gegeven uitspraak (bijvoorbeeld tenuitvoerlegging van veroordelingen tot betaling van een bepaald bedrag), maar om de erkenning ervan, zodat bovengenoemde bepaling niet van toepassing is, nog daargelaten de vraag of je met dit verzoek bij de EJ rechter moet zijn.
4.2
Voor het tweede verzoek bestaat geen wettelijke basis, terwijl dat op grond van artikel 429b lid 1 Rv vereist is bij de verzoekschriften die op de zogenaamde EJ-rol worden behandeld. Verzocht wordt in het gezagregister, bedoeld in artikel 1:244 BW, aan te tekenen dat de vader met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige is belast. Krachtens artikel 1 van het Landsbesluit gezagregister geschiedt de aantekening in het gezagregister door de griffier bij dit gerecht. Die zal omtrent de aantekening een beslissing dienen te nemen. Als verzoeker tegen die beslissing wenst op te komen, kan hij rechtsmiddelen aanwenden, maar, zo volgt uit het vorenoverwogene, ook dat is geen EJ-procedure. Het voorgaande betekent dat verzoeker niet-ontvankelijk is in dit verzoek.
Ten overvloede overweegt het gerecht dat het Landsbesluit gezagsregister geen basis bevat op grond waarvan voornoemde uitspraak van een vreemde rechter in het gezagregister moet worden ingeschreven.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek om erkenning van voornoemde door een vreemde rechter gegeven beslissing af;
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek betreffende het gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van dinsdag 18 september 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.[1] Zie onderaan bijlage Formele relaties
2.[2] Zie onderaan bijlage Overzicht rechtsgebieden
3.[3] Zie onderaan bijlage Bijzondere kenmerken van uitspraak