ECLI:NL:OGEAA:2018:550

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
AUA201800665
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en rechtsgeldigheid van beëindiging arbeidsovereenkomst tussen werknemer en werkgever

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, staat de rechtsgeldigheid van het ontslag van een werknemer, [verzoeker], door zijn werkgever, GRAND IMPERIAL JEWELERS & FASHION N.V. (hierna: Imperial), centraal. De werknemer had op 12 juli 2017 via een chatbericht aan Imperial laten weten dat hij per direct ontslag nam. Dit volgde op een periode van onvrede over de arbeidsomstandigheden en een aanbod van een andere werkgever met een hoger salaris. Imperial verzocht de werknemer om een officiële ontslagbrief in te dienen, maar de werknemer gaf aan dat hij niets wilde tekenen totdat hij zijn zaken met sociale zaken had afgerond.

De procedure begon met een verzoekschrift van de werknemer, waarin hij onder andere vroeg om een ontslagvergoeding en betaling van zijn gemiddelde loon over een bepaalde periode. Imperial voerde verweer en stelde dat de werknemer op 14 juli 2017 op staande voet was ontslagen, wat de werknemer betwistte. Het Gerecht oordeelde dat de werknemer op 12 juli 2017 daadwerkelijk ontslag had genomen, en dat Imperial gerechtvaardigd op deze ontslagname mocht vertrouwen. De vorderingen van de werknemer werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werknemers om duidelijk en tijdig te communiceren over hun ontslag, en dat werkgevers mogen vertrouwen op de mededelingen van werknemers in dergelijke situaties. De beschikking werd gegeven door mr. A.H.M. van de Leur op 11 september 2018.

Uitspraak

Beschikking van 11 september 2018 (bij vervroeging)
Behorend bij E.J. no. AUA201800665
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
[VERZOEKER],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. C.S. Edwards,
tegen:
de naamloze vennootschap
GRAND IMPERIAL JEWELERS & FASHION N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Imperial,
gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak gehouden ter terechtzitting van 29 mei 2018.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat [verzoeker] ter zitting is verschenen samen met zijn gemachtigde. Imperial is verschenen bij haar gemachtigde, die vergezeld werd door dhr. [naam directeur] (directeur van Imperial). [verzoeker] heeft gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift, en dat onder overlegging van een pleitnota die was voorzien van toegelaten nadere producties. Imperial heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van dupliek te reageren op die reactie van [verzoeker], en dat eveneens onder overlegging van een pleitnota die was voorzien van toegelaten nadere producties. [verzoeker] heeft ter zitting verzocht zijn eis te mogen wijzigingen conform de dag voor de zitting toegestuurde akte. Het daartegen door Imperial opgeworpen bezwaar heeft het Gerecht gegrond verklaard, omdat uit het Procesreglement voortvloeit dat [verzoeker] die vermeerdering van eis eerder kenbaar had moeten maken aan Imperial en aan het Gerecht.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
verzoeker] is op 5 januari 2015 krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst in loondienst getreden van Imperial als “
Sales Representative”.
2.3
Bij bericht van 10 juli 2017 laat [verzoeker] aan (de directeur van) Imperial weten niet tevreden te zijn met bepaalde arbeidsomstandigheden bij Imperial, en dat hij bij een ander bedrijf aan de slag zou kunnen voor een hoger basissalaris, te weten maandelijks Afl. 3.500,--. In het licht daarvan verzoekt [verzoeker] of Imperial bereid is om hem een ontslagvergoeding te betalen.
2.4
Bij chatbericht van 12 juli 2017 om 10:17 uur laat [verzoeker] - nadat hij niet langer arbeidsongeschikt was - aan Imperial weten dat (1) hij niet fit genoeg is om weer te gaan werken, (2) alleen al de gedachte dat hij weer moet gaan werken bij Imperial zijn bloeddruk doet stijgen, (3) hij weet dat Imperial zal staan op de ontslagtermijn van 30 dagen en (4) dat hij per onmiddellijk ontslag neemt (met de woorden: “I quit”).
2.5
Aansluitend op het hiervoor onder 2.3 vermelde bericht laat Imperial bij chatbericht van 12 juli 2017 om 10:21 uur aan [verzoeker] weten dat zij het jammer vindt dat het allemaal zo is gegaan en verzoekt Imperial aan [verzoeker] om een officiële ontslagbrief in te dienen en om uiterlijk de volgende dag de chronomat en iPad in te leveren bij Imperial.
2.6
Daarop laat [verzoeker] bij chatbericht van 12 juli 2017 om 10:26 uur aan Imperial het volgende weten: “
Zowiezo kom ik de spullen inleveren morgen, maar momenteel ga ik niks tekenen totdat alles heb afgerond met sociale zaken (or whatever their called) its not personal but something i have to do first”.
2.7 [
verzoeker] heeft op 13 juli 2017 voormelde chronomat en iPad, zijnde bedrijfsgoederen van Imperial, ingeleverd bij Imperial.
2.8
Op vrijdag 14 juli 2017 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld bij Imperial. Imperial heeft toen aan [verzoeker] laten weten dat hij zich niet meer ziek kon melden, omdat hij door ontslagname de arbeidsovereenkomst had beëindigd en hij niet opnieuw in dienst van Imperial was genomen.
2.9
Bij op 17 juli 2017 tussen [verzoeker] en Imperial gevoerde chat laat [verzoeker] in het licht van de vraag van Imperial aan [verzoeker] of Arbeidszaken weet dat hij ontslag heeft genomen het volgende weten aan Imperial: “
I didnt sign any papers saying i quit … but being harrased while being sick … i didnt officially quit..i told u am not signing anything untill am done with Arbeidszaken…Arbeidszaken told pa sigi bay svb untill this stuff with grand emperial is dealt with. Zoziezo ta bay tin un caso contra Grand Emperial”. Imperial laat hierop weten aan [verzoeker]: “
A written notification in any way informing resignment is ontslag indienen.”.
2.1
De aan Imperial gerichte email van [verzoeker] van 15 september 2017 om 6:02 pm vermeldt het volgende: “
Last payslip says paid with check… Didnt receive…Where can i pick it up”.
2.11
De aan [verzoeker] gericht email van Imperial van 18 september 2017 om 13:05 (GMT -04:00) vermeldt als reactie op de hiervoor onder 2.9 vermelde email het volgende: “
We need to deduct the layaway you have taken and the uniforms cost which you have taken totaling Awg 2333.26, balance after deducting the last pay check, You still owe us Awg 1569.32 which we would like to know how you plan on settling.”.
2.12
De aan Imperial gerichte email van [verzoeker] van 18 september 2017 om 01:48 pm vermeldt als reactie op de hiervoor onder 2.10 vermelde email het volgende: “
Arbeidszaken & Sociale zake have issued me a lawyer. I think its best we let the court decide. I knew you weren’t gonna pay me. And nowhere did I sign any agreement that i had to pay for my uniforms.”.
2.13
Op enig rond oktober 2017 gelegen moment maakt [verzoeker] op social media bekend dat hij per 21 oktober 2017 bij Banjolux werkt en niet meer bij Imperial. Verder maakt [verzoeker] het onder meer volgende publiekelijk op social meda naar aanleiding van de daarop door [naam x] gestelde vraag “
No more […]”: “
Nope … Like […] Hate [naam directeur]… rips of his own employees”.
2.14
Bij brief van 29 januari 2018 laat [verzoeker] Imperial weten dat hij op 14 juli 2017 op staande voet is ontslagen door Imperial, en dat hij de nietigheid van dat ontslag inroept onder het aanbod beschikbaar te zijn om de bedongen werkzaamheden uit te voeren voor Imperial.
2.15 [
verzoeker] is sinds april 2018 elders (dan bij Banjolux) in vaste dienst getreden, en is sindsdien niet meer beschikbaar om werkzaamheden voor Imperial uit te voeren.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Naast verlof tot kosteloos procederen verzoekt [verzoeker] - na vermindering van eis; zie randnummer 22 van de pleitnota van [verzoeker] - dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. Imperial veroordeelt tot betaling aan [verzoeker] van het pro resto bedrag van 100% van het gemiddelde loon van [verzoeker] over de periode van ten minste 6 weken dat [verzoeker] door de SVB arbeidsongeschikt werd verklaard en vervolgens tot betaling aan [verzoeker] van het pro resto bedrag van 80% van dat loon;
b. Imperial veroordeelt om aan [verzoeker] te betalen zijn gemiddelde loon gerekend vanaf 14 juli 2017 tot en met maart 2018, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente;
c. enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
d. Imperial veroordeelt in de proceskosten.
3.2
Imperial voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [verzoeker] verzochte, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Uit het daartoe overgelegde bevoegdelijk afgegeven bewijs van onvermogen blijkt dat [verzoeker] niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan hem zal daarom verlof worden verleend tot kosteloos procederen.
4.2
Voorop wordt gesteld dat de stelling van [verzoeker], dat Imperial hem op 14 juli 2017 op staande voet heeft ontslagen feitelijke grondslag mist, en daarom wordt gepasseerd. Uit niets blijkt immers dat Imperial [verzoeker] op 14 juli 2017 op staande voet ontslag heeft aangezegd. De mededeling van Imperial dat [verzoeker] zich op 14 juli 2014 niet meer kon ziek melden bij Imperial omdat hij volgens haar op 12 juli 2017 per onmiddellijk ontslag heeft genomen impliceert geen door Imperial gegeven ontslag op staande voet. Nu de beweerdelijke ontslagname door [verzoeker] het onderwerp betreft waar het debat tussen partijen met name over is gevoerd, zal het Gerecht begrijpen dat [verzoeker] zich subsidiair op het standpunt stelt dat hij geen ontslag heeft genomen op 12 juli 2017, en dat zijn dienstverband bij Imperial die dag niet is geëindigd.
4.3
Kernvraag in dit geschil is aldus of [verzoeker] op 12 juli 2017 al dan niet de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst heeft beëindigd door op die datum ontslag te nemen, althans dat Imperial er gerechtvaardigd op mocht en mag vertrouwen dat dit het geval was/is. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
4.4
Niet in geschil is tussen partijen dat [verzoeker] op 12 juli 2017 Imperial te kennen heeft gegeven dat hij zonder in achtneming van de voor hem geldende ontslagtermijn van dertig dagen per onmiddellijk ontslag neemt, en dat mede in het licht van het vaststaande feit dat [verzoeker] twee dagen daarvoor aan Imperial te kennen had gegeven dat hij ontevreden was over de werkomstandigheden bij Imperial en dat [verzoeker] naar eigen zeggen elders meer kon verdienen dan bij Imperial. Vast staat verder dat [verzoeker] in dat verband gehoor heeft gegeven aan het verzoek of de opdracht van Imperial tegen de achtergrond van zijn ontslagname om uiterlijk de volgende dag de aan Imperial toebehorende bedrijfsgoederen, die [verzoeker] onder zich had, in te leveren bij Imperial. Vervolgens lijkt het alsof [verzoeker] terugkomt van zijn ontslagname zoals hiervoor omschreven onder 2.6 in verbinding met 2.9, maar uit de overige feitelijkheden blijkt dat dit echter niet het geval is. Uit de hiervoor onder 2.10 tot en met 2.12 omschreven communicatie tussen [verzoeker] en Imperial volgt immers geenszins dat [verzoeker] zich (nog steeds) op het standpunt stelt dat hij nog in dienst is van Imperial. Die communicatie is immers gestart met een vraag van [verzoeker] aan Imperial met betrekking tot zijn laatste loon (over juli 2017 dus, en niet over de daarna gelegen periode). Vervolgens maakt [verzoeker] enkele weken later als klap op de vuurpijl op social media bekend dat hij niet meer voor Imperial werkt en dat hij de directeur van Imperial, te weten [naam directeur], haat omdat hij zijn eigen werknemers oplicht (welke opmerking overigens - en dat ten overvloede - een dringende reden voor ontslag zou hebben opgeleverd).
4.5
Daargelaten of [verzoeker] op 12 juli 2017 al dan niet ontslag heeft genomen in een hevige gemoedstoestand zoals door hem betoogd ([verzoeker] liet op dat moment in elk geval wel weten - hetgeen als contra-indicatie voor een hevige gemoedstoestand heeft te gelden - dat hij eigenlijk een opzegtermijn van 30 dagen in acht moest nemen), is gesteld noch gebleken dat de voor en na die die datum voorgevallen feitelijkheden van de zijde van [verzoeker] hebben plaatsgevonden in een dergelijke gemoedstoestand. De ontslagname door [verzoeker] op 12 juli 2017 in verbinding met die feitelijkheden brengen naar het oordeel van het Gerecht mee dat Imperial er gerechtvaardigd op mocht en mag vertrouwen dat [verzoeker] op 12 juli 2017 ontslag had genomen, en dat zij in het licht van die feitelijkheden niet gehouden was om nader onderzoek in te stellen ter zake van de vraag of [verzoeker] werkelijk had bedoeld ontslag te nemen. Dit één en ander betekent dat het onder b. verzochte zal worden afgewezen.
4.6
De vordering onder c. zal als zijnde te vaag en onbepaald eveneens worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de vordering onder d. Niet is gesteld welke totaalduur precies [verzoeker] arbeidsongeschikt was verklaard in de periode tot aan zijn ontslag, en evenmin is gesteld welk totaalbedrag precies Imperial te weinig heeft betaald aan [verzoeker] in die periode. Hierbij heeft te gelden dat zonder nadere toelichting verwijzen naar producties geen voldoende invulling van de te dezen op [verzoeker] rustende stelplicht met zich brengt. Dit één en ander klemt temeer omdat Imperial zich in het licht van deze vordering - zo [verzoeker] te dezen iets te vorderen heeft van Imperial - subsidiair beroept op verrekening met onder meer de aan haar toekomende door [verzoeker] te betalen schadevergoeding wegens het niet in achtnemen van de wettelijke termijn van één maand voor opzegging van zijn dienstverband bij Imperial, welke schadevergoeding gelijk is aan één (gemiddeld) maandloon van [verzoeker].
4.7
De slotsom luidt dat alle vorderingen van [verzoeker] zullen worden afgewezen. Er zijn geen gesubstantieerde gronden gesteld die andere oordelen kunnen rechtvaardigen.
4.8 [
verzoeker] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, uitvoerbaar bij voorraad worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Imperial, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend van de vierde dag na de uitspraak van deze beschikking.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door [verzoeker] verzochte;
-veroordeelt [verzoeker] uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Imperial, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend van de vierde dag na de uitspraak van deze beschikking tot aan de dag der algehele voldoening;
-verleent aan [verzoeker] verlof tot kosteloos procederen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op dinsdag 11 september 2018.