Uitspraak
[de minderjarige],
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 17 september 2018 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door appellante, de wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige, tegen de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur, en Milieu. De minister had op 23 november 2017 een verzoek van appellante om een vergunning tot tijdelijk verblijf voor de minderjarige afgewezen. Appellante maakte op 4 januari 2018 bezwaar tegen deze afwijzing, maar ontving geen beslissing van de minister. Hierop heeft appellante op 2 mei 2018 beroep ingesteld bij het gerecht.
Het gerecht overwoog dat appellante tijdig in beroep was gekomen en dat de minister geen verweerschrift had ingediend. Gezien het feit dat er ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar was genomen, kon de ongemotiveerde afwijzing niet in stand blijven. Het beroep werd gegrond verklaard, en de minister werd opgedragen binnen drie maanden na de uitspraak een reële beslissing te nemen op het bezwaar van appellante. Tevens werd de minister veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding, begroot op Afl. 500,- aan gemachtigdesalaris, en het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- werd aan haar terugbetaald.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en gemotiveerde beslissingen door bestuursorganen en biedt appellanten de mogelijkheid om in beroep te gaan wanneer zij geen adequate reactie ontvangen op hun bezwaarschrift. De rechter heeft de procedurele rechten van appellante erkend en de minister aangespoord om zijn verplichtingen na te komen.