Uitspraak
1.[Gedaagde 1],
2.[Gedaagde 2],
1. DE PROCEDURE
2. DE VASTSTAANDE FEITEN
Het gerecht is van oordeel dat [Gedaagde 2] de wettelijke rente niet verschuldigd is met ingang van 30 april 2017, zoals verzocht. In dit verband wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 7:856, eerste lid, BW, dat de borg slechts wettelijke rente verschuldigd is over het tijdvak dat hijzelf in verzuim is. Van het aldus bepaalde kan ingevolge artikel 7:862, onder a, BW niet ten nadele van de particuliere borg, zoals bedoeld in artikel 7:857 BW, worden afgeweken. Niet in geschil is dat [Gedaagde 2] een zodanige particuliere borg is. Evenmin is in geschil dat [Gedaagde 2] op 30 april 2017 niet in verzuim was. Eerst bij brief van 3 juli 2017 heeft Island Finance [Gedaagde 2] gemaand tot betaling. Niet in geschil is dat [Gedaagde 2] aan die aanmaning geen gevolg heeft gegeven. Dat betekent dat [Gedaagde 2] de wettelijke rente eerst verschuldigd is, na ommekomst van de bij die aanmaning gegeven termijn, te weten binnen zeven dagen na dagtekening van die brief. Gelet hierop, is [Gedaagde 2] met ingang van 11 juli 2017 wettelijke rente verschuldigd.