3.9Ter zake van de beweerdelijke door [gedaagde 1] gepleegde verduistering van aan Moises toebehorende gelden wordt het volgende overwogen, waarbij voorop wordt gesteld dat die verduistering naar eigen zeggen van Moises (onder 18. van haar conclusie van repliek) plaats heeft gevonden in de periode vanaf 30 juni 2015 tot 31 december 2015. Relevant voor [gedaagde 2] is in dat verband de periode vanaf 30 juni 2015 tot 9 november 2015, zijnde dat datum waarop de huwelijksgoederengemeenschap van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van rechtswege werd ontbonden door echtscheiding. Verder heeft voorop gesteld te gelden, en daarin volgt het Gerecht [gedaagde 2], dat indien vast komt te staan dat [gedaagde 1] in de periode van 30 juni 2015 tot 9 november 2015 aan Moises toebehorende gelden heeft ontvangen en die gelden vervolgens in die periode heeft verduisterd, [gedaagde 2] daarvoor op grond van het bepaalde in artikel 1:102 BW voor de helft aansprakelijk is en dat hij voor die helft hoofdelijk verbonden is met [gedaagde 1], die voor het geheel aansprakelijk is (nu zij voor de ontbinding van de gemeenschap - anders dan [gedaagde 2] - jegens Moises op de voet van het bepaalde in het eerste lid van artikel 1:95 BW voor het geheel aansprakelijk was). Daar komt nog bij dat Moises zich jegens [gedaagde 2] alleen op het aan hem toebehorende deel van de ontbonden gemeenschap kan verhalen zo die gemeenschap nog niet is verdeeld. Indien de ontbonden gemeenschap reeds is verdeeld, is het verhaal van Moises op [gedaagde 2] beperkt tot wat [gedaagde 2] uit die verdeling heeft verkregen.
3.10.1Onder verwijzing naar de bij haar conclusie van repliek overgelegde productie F in verbinding met bij die conclusie en conclusie van antwoord overgelegde door [gedaagde 1] ondertekende kwitanties stelt Moises dat [gedaagde 1] tot 9 november in totaal
Afl. 152.100,29 heeft verduisterd, waarover hierna onder 3.11 meer. Voorts stelt Moises onder aanbieding van getuigenbewijs en/of schriftelijk bewijs in de zin van kwitanties dat alle overige in productie C bij repliek (en niet in productie F) vermelde bedragen zijn betaald aan [gedaagde 1] voor 9 november 2015. Over dit laatste het volgende.
3.10.2Allereerst had het op de weg van Moises gelegen om schriftelijk bewijs in de zin van kwitanties reeds bij inleidend verzoekschrift of uiterlijk bij gelegenheid van repliek over te leggen. Moises zal niet in de gelegenheid worden gesteld om dat bij wijze van herkansing alsnog te doen. Daar komt bij dat getuigenbewijslevering op dit punt niet aan de orde kan zijn omdat bedoelde door [gedaagde 2] bestreden stelling voldoende feitelijke grondslag mist. Niet gesteld is met name wanneer de in bedoelde productie C vermelde overige bedragen precies zijn betaald aan [gedaagde 1], hetgeen temeer klemt omdat alle betalingen voor 30 juni 2015 ook hebben te gelden als voor 9 november 2015 betaald, terwijl de verduistering volgens Moises eerst is aangevangen op 30 juni 2015. Daar komt nog bij dat Moises in dit verband stelt dat bedoelde in productie C vermelde bedragen aan [gedaagde 1] zijn betaald voor 9 november 2015, maar niet is gesteld dat de bedragen voor die datum zijn verduisterd door [gedaagde 1].
3.11.1Bij het verzoekschrift zijn kwitanties overgelegd met betrekking tot Tin Wei. Uit die niet of onvoldoende door [gedaagde 2] bestreden kwitanties blijkt dat [gedaagde 1] als betaling van Tin Wei aan Moises van de in die kwitanties vermelde statements (“
stm”) op 30 september 2015 Afl. 2.711,93 in ontvangst heeft genomen, op 30 oktober 2015 Afl. 2.750,74 en op 24 november 2015 Afl. 1.158,92. Het totaal van die bedragen komt overeen met het in productie F bij Tin Wei vermelde bedrag ad Afl. 6.621,59. Echter valt het op 24 november 2015 door [gedaagde 1] ontvangen bedrag niet binnen de voor [gedaagde 2] relevante periode van 30 juni 2015 tot 9 november 2015, en strekt daarom in mindering op het hiervoor vermelde totaalbedrag. Vast komt daarom te staan dat [gedaagde 1] in de periode van 30 juni 2015 tot 6 november 2015 (6.621,59 minus 1.158,92 =) Afl. 5.462,67 in ontvangst heeft genomen van Tin Wei. Als zijnde gemotiveerd bestreden staat vooralsnog niet vast dat [gedaagde 1] de in deze overweging vermelde bedragen (die hebben geleid tot het vaststaande totaalbedrag ad Afl. Afl. 5.462,67) heeft verduisterd voor 9 november 2015. Moises zal in de gelegenheid worden gesteld om door middel van getuigenbewijslevering te bewijzen dat zulks wel het geval is.
3.11.2Bij het verzoekschrift zijn kwitanties overgelegd met betrekking tot Bo Wah. Uit die niet of onvoldoende door [gedaagde 2] bestreden kwitanties blijkt dat [gedaagde 1] als betaling van Bo Wah aan Moises van de in die kwitanties vermelde statements op 2 december 2015 Afl. 4.650,14 in ontvangst heeft genomen. Dat bedrag komt overeen met het in productie F bij Bo Wah vermelde bedrag. Echter valt dat op 2 december 2015 door [gedaagde 1] ontvangen bedrag niet binnen de voor [gedaagde 2] relevante periode van 30 juni 2015 tot 9 november 2015, en blijft daarom buiten beschouwing.
3.11.3Bij het verzoekschrift zijn kwitanties overgelegd met betrekking tot New 88 Food Mart. Uit die niet of onvoldoende door [gedaagde 2] bestreden kwitanties blijkt dat [gedaagde 1] als betaling van New 88 Food Mart aan Moises van de in die kwitanties vermelde statements op 21 augustus 2015 Afl. 6.906,44, op 30 september 2015 Afl. 1.678,94 en op 20 november 2015 Afl. 3.103,15 in ontvangst heeft genomen. Het totaal van die bedragen komt overeen met de in productie F bij New 88 Food Mart vermelde bedrag ad Afl. 11.688,53. Echter valt voormeld op 20 november 2015 door [gedaagde 1] ontvangen bedrag niet binnen de voor [gedaagde 2] relevante periode van 30 juni 2015 tot 9 november 2015, en strekt daarom in mindering op het hiervoor vermelde totaalbedrag. Vast komt daarom te staan dat [gedaagde 1] in de periode van 30 juni 2015 tot 6 november 2015 (11.688,53 minus 3.103,15 =) in totaal Afl. 8.585,38 in ontvangst heeft genomen van New 88 Food Mart. Als zijnde gemotiveerd bestreden staat vooralsnog niet vast dat [gedaagde 1] de in deze overweging vermelde bedragen (die hebben geleid tot het vaststaande totaalbedrag ad Afl. 8.585,38) heeft verduisterd voor 9 november 2015. Moises zal in de gelegenheid worden gesteld om door middel van getuigenbewijslevering te bewijzen dat zulks wel het geval is.
3.11.4Bij het verzoekschrift zijn kwitanties overgelegd met betrekking tot Feng Da. Uit die niet of onvoldoende door [gedaagde 2] bestreden kwitanties blijkt dat [gedaagde 1] als betaling van Feng Da aan Moises van de in die kwitanties vermelde statements op 12 oktober 2015 Afl. 5.309,51 en op 24 november 2015 Afl. 9.383,07 in ontvangst heeft genomen. Het totaal van die bedragen komt overeen met het in productie F bij Feng Da vermelde bedrag ad Afl. 14.692,58. Echter valt voormeld op 24 november 2015 door [gedaagde 1] ontvangen bedrag niet binnen de voor [gedaagde 2] relevante periode van 30 juni 2015 tot 9 november 2015, en strekt daarom in mindering op het hiervoor vermelde totaalbedrag. Vast komt daarom te staan dat [gedaagde 1] in de periode van 30 juni 2015 tot 6 november 2015 (14.692,58 minus 9.383,07 =) in totaal Afl. 5.309,51 heeft ontvangen van Feng Da. Als zijnde gemotiveerd bestreden staat vooralsnog niet vast dat [gedaagde 1] de in deze overweging vermelde bedragen (die hebben geleid tot het vaststaande totaalbedrag ad Afl. 5.309,51) heeft verduisterd voor 9 november 2015. Moises zal in de gelegenheid worden gesteld om door middel van getuigenbewijslevering te bewijzen dat zulks wel het geval is.
3.11.5Bij het verzoekschrift zijn kwitanties overgelegd met betrekking tot Hua Run. Uit die niet of onvoldoende door [gedaagde 2] bestreden kwitanties blijkt dat [gedaagde 1] als betaling van Hua Run aan Moises van de in die kwitanties vermelde statements op 17 augustus 2015 Afl. 10.373,15 en Afl. 6.568,84, en op 17 september 2015 Afl. 7.741,66. Voorts zijn overgelegd met betrekking tot Hua Run twee ongedateerde kwitanties, de één goed voor Afl. 15.127,34 en de ander goed voor Afl. 8.447,32. Het totaal van al die bedragen komt overeen met het in productie F bij Hua Run vermelde bedrag ad Afl. 48.258,31. Bedoelde twee ongedateerde kwitanties blijven vooralsnog buiten beschouwing. Te dien aanzien zal Moises in de gelegenheid worden gesteld om door middel van het doen horen van getuigen te bewijzen dat [gedaagde 1] die in die kwitanties vermelde bedragen heeft ontvangen van Hua Run in de periode van 30 juni 2015 tot 9 november 2015. Dit één en ander brengt mee dat tot nog toe komt vast te staan dat [gedaagde 1] in de periode van 30 juni 2015 tot 6 november 2015 (10.373,15 + 6.568,84 + 7.741,66 =) in totaal Afl. 24.683,65 heeft ontvangen van Hua Run. Als zijnde gemotiveerd bestreden staat vooralsnog niet vast dat [gedaagde 1] de in deze overweging vermelde bedragen (die hebben geleid tot het tot nog toe vaststaande totaalbedrag ad Afl. 24.683,65) heeft verduisterd voor 9 november 2015. Moises zal in de gelegenheid worden gesteld om door middel van getuigenbewijslevering te bewijzen dat zulks wel het geval is. Hetzelfde geldt ten aanzien van de in deze overweging vermelde nog door Moises te bewijzen bedragen, indien en voorzover de ontvangst door [gedaagde 1] van die bedragen in de periode van 30 juni 2015 tot 9 november 2015 vast komt te staan.
3.11.6Bij het verzoekschrift zijn met betrekking tot Calidad geen kwitanties of andere voldoende heldere stukken overgelegd die de stelling van Moises, dat [gedaagde 1] in de periode juni tot en met oktober 2015 in totaal Afl. 66.189,14 van Calidad heeft ontvangen. Die stelling mist wat betreft juni 2015 voldoende grondslag, nu alle mogelijke door [gedaagde 1] van Calidad in juni 2015 voor de 30ste van die maand ontvangen bedragen ook hebben te gelden als zijnde ontvangen in juni 2015. Het had in elk geval wat deze maand betreft op de weg gelegen van Moises om precies aan te geven welke bedragen precies en wanneer precies volgens haar zijn ontvangen door [gedaagde 1]. Deze stelling wordt daarom gepasseerd. Moises zal in de gelegenheid worden gesteld om door middel van het doen horen van getuigen te bewijzen dat [gedaagde 1] in de maand juli tot en met oktober 2015 in totaal maximaal
Afl. 66.189,14 heeft ontvangen van Calidad, en dat [gedaagde 1] dat bedrag (of een deel daarvan) voor 9 november 2015 heeft verduisterd.