ECLI:NL:OGEAA:2018:516

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 september 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
A.R. no. 1554 / AUA201701707
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake geldleningsovereenkomst en credit card schuld tussen RBC Royal Bank (Aruba) N.V. en gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres RBC Royal Bank (Aruba) N.V. een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure begon met een verzoekschrift op 25 juli 2017, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis op 4 oktober 2017. De comparitie van partijen vond plaats op 6 november 2017, maar gedaagde heeft geen conclusie van dupliek ingediend. De vordering van eiseres betreft een geldleningsovereenkomst en een credit card overeenkomst, waarbij gedaagde werd gesommeerd tot betaling van Afl. 12.695,69, maar niet aan deze sommatie voldeed.

Eiseres vorderde onder andere betaling van Afl. 6.363,47 uit hoofde van de geldleningsovereenkomst, vermeerderd met 18% rente per jaar, en Afl. 1.127,09 uit hoofde van een rekening-courantverhouding, eveneens vermeerderd met 18% rente. Gedaagde erkende de vordering met betrekking tot de geldleningsovereenkomst, maar betwistte de gevorderde rente en de buitengerechtelijke kosten. Het gerecht oordeelde dat de gevorderde rente over de rekening-courant schuld toewijsbaar was, evenals de rente over de credit card schuld, omdat eiseres voldoende bewijs had geleverd dat de rente van 18% van toepassing was.

Het gerecht wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten af, omdat eiseres niet voldoende had onderbouwd dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiseres waren gevallen. Het vonnis werd uitgesproken op 5 september 2018 door rechter M. Schoemaker, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 5 september 2018
Behorend bij A.R. no. 1554 / AUA201701707
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
RBC ROYAL BANK (ARUBA) N.V.,
gevestigd te Aruba,
eiseres,
gemachtigde: mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
[NAAM GEDAAGDE],
wonende te Aruba,
[GEDAAGDE],
procederende in persoon.
1. DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 25 juli 2017,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 4 oktober 2017,
- de griffiersaantekeningen van de comparitie van partijen die heeft plaatsgevonden op 6 november 2017,
- de conclusie van repliek.
1.2 [GEDAAGDE] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een conclusie van dupliek in te dienen, waarna akte van niet dienen aan hem is verleend.
1.3 Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen partijen zijn een geldleningsovereenkomst en een overeenkomst m.b.t. een credit card tot stand gekomen.
2.2
Eiseres heeft [GEDAAGDE] bij brief d.d. 31 mei 2017 gesommeerd om tot betaling van Afl. 12.695,69 inclusief buitengerechtelijke kosten uit hoofde van voornoemde overeenkomsten over te gaan. [GEDAAGDE] heeft niet voldaan aan deze sommatie.
3. DE VORDERING EN STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1
Eiseres vordert dat het gerecht bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [GEDAAGDE] veroordeelt om aan eiseres te voldoen:
- Afl. 6.363,47 uit hoofde van de geldleningsovereenkomst vermeerderd met 18% contractuele rente per jaar vanaf 1 juni 2017 tot aan de dag van algehele voldoening,
- Afl. 1.127,09 uit hoofde van een rekening-courantverhouding vermeerderd met 18% contractuele rente per jaar vanaf 1 juni 2017 tot aan de dag van algehele voldoening,
- Afl. 3.498,99, vermeerderd met 18% contractuele rente per jaar vanaf 1 juni 2017 tot aan de dag van algehele voldoening,
- Afl. 1.500,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
- kosten rechtens.
3.2
Eiseres stelt dat de vordering opeisbaar is, aangezien [GEDAAGDE] haar betalingsverplichtingen ondanks sommatie niet is nagekomen.
3.3 [
GEDAAGDE] erkent de vordering voor zover die betrekking heeft op de geldleningsovereenkomst vermeerderd met 18% rente en de hoofdsommen van de rekening-courant schuld en de credit card schuld. [GEDAAGDE] betwist de gevorderde rente met betrekking tot de rekening-courant schuld en de credit card schuld. [GEDAAGDE] betwist daarnaast de buitengerechtelijke incassokosten volledig verschuldigd te zijn. [GEDAAGDE] wenst voorts een betalingsregeling.
3.4
Op de stellingen van partijen zal in het hiernavolgende, voor zover nodig voor de beoordeling, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
GEDAAGDE] heeft erkend het gevorderde bedrag van Afl. 6.363,47 vermeerderd met 18% uit hoofde van de geldleningsovereenkomst verschuldigd te zijn, zodat dit zal worden toegewezen.
4.2
Voor wat betreft de rekening courant schuld en de daarover gevorderde rente overweegt het gerecht als volgt. Partijen zijn in de geldleningsovereenkomst voor zover hier van belang het volgende overeengekomen: “
In the event your current account shows insufficient balance on the day of the monthly repayment, your current account will be debited for the then available balance. A penalty interest, which is 3,0000 % higher than the aforementioned interest (opmerking gerecht: 18,0000 % per jaar
), will be charged on the outstanding payment.” [GEDAAGDE] betwist dat zij de gevorderde rente over de rekening courant schuld verschuldigd is, omdat het de keuze van eiseres is geweest om de rekening van [GEDAAGDE] te debiteren en partijen daarover geen rentepercentage zijn overeengekomen. Eiseres heeft inderdaad eenzijdig besloten om een achterstand in de leningsaflossingen ondanks onvoldoende saldo op de betaalrekening van [GEDAAGDE] te debiteren en deze te boeken als een rekening courant schuld. Evenwel voert eiseres terecht aan dat zij op basis van de geldleningsovereenkomst gerechtigd was om 21% (3% + 18%) per jaar in rekening te brengen op het uitstaande bedrag dat werd gedebiteerd en dat zij in het voordeel van [GEDAAGDE] daarover slechts 18% vordert. De gevorderde rente van 18% over de rekening courant schuld is op basis van hetgeen partijen in de leningsovereenkomst zijn overeengekomen (net als de niet weersproken gevorderde rekening courant schuld zelf) toewijsbaar. [GEDAAGDE] heeft voorts nog aangevoerd dat eiseres blijkens een door eiseres ten behoeve van de comparitie van partijen overgelegd betalingsoverzicht ten onrechte 18,5% in rekening wenst te brengen, maar dit rentepercentage wordt niet door eiseres gevorderd, zodat het gerecht aan deze stelling voorbij kan gaan.
4.3 [
GEDAAGDE] heeft voorts betwist dat eiseres een rentepercentage van 18% over de credit card schuld in rekening kan brengen. [GEDAAGDE] stelde tijdens de comparitie van partijen dat volgens open bronnen van eiseres de toepasselijke rente iets meer dan 11,99% per jaar is, terwijl in de algemene voorwaarden het gestelde percentage niet met zoveel woorden wordt genoemd. Eiseres heeft bij conclusie van repliek nader onderbouwd dat op de credit card overeenkomst met [GEDAAGDE] steeds een rente van 18% van toepassing is geweest en dat de statements betreffende de credit card van [GEDAAGDE], die [GEDAAGDE] steeds heeft ontvangen dan wel waartoe [GEDAAGDE] online toegang had, een rentepercentage van 20% vermelden. Eiseres heeft ondanks dit percentage niet meer van 18% in rekening gebracht. Als voorbeeld heeft eiseres één credit card statement betreffende de credit card van [GEDAAGDE] bij conclusie van repliek overgelegd, waarop inderdaad vermeld staat dat het jaarlijkse rentepercentage 20% bedraagt. Eiseres heeft gesteld dat [GEDAAGDE] nooit (eerder) over de hoogte van de in rekening gebrachte rente heeft geklaagd. Eiseres heeft in dit verband een beroep gedaan op artikel 28 van de toepasselijke algemene voorwaarden, waarin is bepaald dat, behoudens tegenbewijs, alle boekingen en vermeldingen op door eiseres aan de cliënt verstrekte afschriften geacht worden juist te zijn en voorts dat de bank aanneemt dat deze door de cliënt zijn geaccepteerd, tenzij daarin door de cliënt een onjuistheid wordt geconstateerd en hij daarvan (in beginsel) binnen twee maanden na ontvangst melding maakt. [GEDAAGDE] heeft de stellingen van eiseres bij conclusie van repliek niet weersproken, zodat het gerecht die als vaststaand aanneemt. Voorts is het gerecht van oordeel dat eiseres terecht een beroep op artikel 28 van haar algemene voorwaarden heeft gedaan. De gevorderde rente over de credit card schuld is dan ook (net als de niet weersproken gevorderde credit card schuld zelf) toewijsbaar.
4.4 [
GEDAAGDE] heeft verzocht om eiseres een verplichting op te leggen om een betalingsregeling met [GEDAAGDE] aan te gaan, aangezien hij een tijd zonder (voldoende) inkomen heeft gezeten en eiseres desondanks op betaling stond. Eiseres was en is evenwel niet gehouden om mee te werken aan een betalingsregeling, omdat de schulden opeisbaar waren en thans nog zijn.
4.5
Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd gesteld dat zij daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier, voor welke verrichtingen de proceskostenveroordeling een vergoeding insluit. Het gerecht ziet in deze omstandigheden aanleiding de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af te wijzen.
4.6
Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij dient [GEDAAGDE] veroordeeld te worden in de proceskosten die aan de zijde van eiseres zijn gevallen, welke kosten worden begroot op Afl. 750,00 aan griffiegeld, Afl. 207,00 aan oproepingskosten en Afl. 2.000,00 (2 punten bij tarief 4) aan gemachtigdensalaris.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht, recht doende:
5.1
veroordeelt [GEDAAGDE] om aan eiseres te betalen het bedrag van Afl. 6.363,47 (betreffende de geldleningsovereenkomst), te vermeerderen met 18% rente per jaar vanaf 1 juni 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2
veroordeelt [GEDAAGDE] om aan eiseres te betalen het bedrag van Afl. 1.127,09 (betreffende de rekening-courant schuld), te vermeerderen met 18% rente per jaar vanaf 1 juni 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3
veroordeelt [GEDAAGDE] om aan eiseres te betalen het bedrag van Afl. 3.498,99 (betreffende de creditcard overeenkomst), te vermeerderen met 18% rente per jaar vanaf 1 juni 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.4
veroordeelt [GEDAAGDE] in de proceskosten gevallen aan de zijde van eiseres, tot op heden begroot op Afl. 750,00 aan griffiegeld, Afl. 207,00 aan oproepingskosten en Afl. 2.000,00 aan gemachtigdensalaris.
5.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 5 september 2018 in aanwezigheid van de griffier.