In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de coöperatieve vereniging Caribbean Palm Village Resort (CPVR) in een civiele procedure verwikkeld met Protrade International Inc. en andere partijen, die niet zijn verschenen. De zaak betreft de betekening van stukken aan partijen in het buitenland, specifiek onder het Haags Betekeningsverdrag. CPVR heeft een verzoekschrift ingediend, maar het gerecht constateert dat Protrade c.s. niet is verschenen. De procedure is ambtshalve verwezen naar de rol voor rolbeschikking.
Het gerecht heeft vastgesteld dat Protrade c.s. is opgeroepen door betekening van het verzoekschrift aan de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (DWJZ). Echter, het gerecht heeft niet kunnen vaststellen of aan de vereisten van artikel 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is voldaan, wat inhoudt dat de directeur DWJZ zorg moet dragen voor een tijdige betekening aan de belanghebbenden. Het gerecht heeft de griffier opgedragen om informatie te verkrijgen over de naleving van deze verplichting.
De zaak is verder gecompliceerd door de internationale context, aangezien Aruba partij is bij het Haags Betekeningsverdrag. Het gerecht heeft de bepalingen van dit verdrag in overweging genomen, die vereisen dat betekening of kennisgeving op een bepaalde wijze moet plaatsvinden, vooral wanneer de verweerder niet verschijnt. Het gerecht heeft besloten de behandeling van het verzoek aan te houden totdat duidelijk is of aan de betekeningsvoorwaarden is voldaan. De zaak is naar de parkeerrol verwezen, en CPVR kan verzoeken om de zaak opnieuw op de rol te brengen zodra aan de betekeningsvoorschriften is voldaan.
De uitspraak van het gerecht is gedaan op 22 augustus 2018, waarbij de zaak naar de parkeerrol van 12 december 2018 is verwezen en verdere beslissingen zijn aangehouden.