ECLI:NL:OGEAA:2018:5
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op een verzoek om vergunning tot tijdelijk verblijf
Op 10 april 2017 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek van 22 november 2016 tot het verkrijgen van een vergunning tot tijdelijk verblijf. Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 25 augustus 2017 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Verweerder, de minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie, heeft geen verweerschrift ingediend. De uitspraak is bepaald op 8 januari 2018.
Het gerecht overweegt dat appellante tijdig in beroep is gekomen tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift. Ingevolge artikel 32, aanhef en onder c, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) kan het gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien de beslissing waartegen het beroep is gericht, kennelijk niet in stand kan blijven. De vaststelling dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar is genomen en de omstandigheid dat geen verweer door verweerder is gevoerd, maken dat de ongemotiveerde, als afwijzende beslissing op het bezwaar geldende, beschikking kennelijk niet in stand kan blijven. Het beroep wordt gegrond verklaard.
Verweerder dient binnen drie maanden na deze uitspraak een reële beslissing te nemen. Aangezien appellante met recht in beroep is gekomen en zich bij gemachtigde heeft laten vertegenwoordigen, is aannemelijk geworden dat appellante noodzakelijke kosten heeft gemaakt. Verweerder wordt veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op Afl. 500,- aan gemachtigdensalaris. De rechter verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beschikking op het bezwaar van appellante, en gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald. Deze beslissing werd gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 8 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof.