ECLI:NL:OGEAA:2018:497

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
E.J. no. AUA201801086
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 september 2018 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen de naamloze vennootschap Post Aruba N.V. en een verweerster, die in loondienst was als personeelsmanager. De procedure begon met een verzoek van Post om de arbeidsovereenkomst met de verweerster te ontbinden wegens gewichtige redenen. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 mei 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Post stelde dat er een onwerkbare situatie was ontstaan tussen de directeur en de verweerster, wat het vertrouwen in haar als personeelsmanager had geschaad. De verweerster voerde verweer en vroeg, voor het geval de ontbinding zou worden toegewezen, om een ontbindingsvergoeding.

Het Gerecht oordeelde dat de omstandigheden, waaronder het verwijtbaar handelen van de verweerster, de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigden. De rechter stelde vast dat de verweerster op non-actief was gesteld en dat er geen vertrouwen meer was in haar functioneren. De ontbindingsvergoeding werd vastgesteld op Afl. 6.000,-- bruto, met de mogelijkheid voor Post om het ontbindingsverzoek in te trekken. Indien Post dit niet tijdig deed, zou de arbeidsovereenkomst worden ontbonden en de proceskosten worden gecompenseerd. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Beschikking van 4 september 2018 (bij vervroeging)
Behorend bij E.J. no. AUA201801086
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
de naamloze vennootschap
POST ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: Post,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[verweerster],
wonende in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: [verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. Chris Lejuez.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak.
1.2
Die behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 29 mei 2018. Post is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. [directeur van Post] (directeur van Post). [verweerster] is samen met haar gemachtigde verschenen. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - [verweerster] mede aan de hand van een overgelegde pleitnota voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Post verzoekt dat het Gerecht bij beschikking de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst op een zo kort mogelijke termijn ontbindt wegens de in het verzoekschrift omschreven gewichtige redenen, kosten rechtens.
2.2 [
verweerster] heeft verweer gevoerd en concludeert primair tot afwijzing van het door Post verzochte, kosten rechtens. Subsidiair voor het geval het Gerecht de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst ontbindt concludeert [verweerster] tot toekenning aan haar van een door Post te betalen ontbindingsvergoeding.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Vast staat tussen partijen dat [verweerster] krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst op 3 november 2016 in loondienst is getreden van Post in de functie van personeelsmanager. Het door [verweerster] voor ontvangst ondertekende schrijven van Post vermeldt onder meer: “
Per heden, maandag 19 februari 2018, is met u gezeten om uw antwoord te krijgen op de door Post (…) aangeboden offerte van een pakket ter beëindigen van uw arbeidsovereenkomst. In aanwezigheid van mevrouw [medewerkster] (…) heeft u aangewezen dat u de offerte niet accepteert. U wordt per direct op non actief, met betaling, gezet. Hierdoor wordt u per direct gevraagd om het gebouw van Post (…) te verlaten. Ons advocaat zal contact met u opnemen.”. [verweerster] is tot heden met behoud van salaris op non actief gesteld door Post.
3.2
In het licht van vorenstaande heeft Post onbestreden gesteld dat zij [verweerster] met behoud van salaris op non actief heeft gesteld in afwachting van de (uitkomst van) onderhavige toen nog aanhangig te maken ontbindingsprocedure. Om te komen tot die uitkomst wordt het volgende overwogen.
3.3
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting komt vast te staan dat de directeur van Post en [verweerster] niet langer door één deur kunnen, en dat er tussen die twee een onwerkbare situatie is ontstaan. Post heeft in dat licht niet of onvoldoende bestreden gesteld dat zij geen vertrouwen meer heeft in [verweerster] als zijnde haar personeelsmanager. Die verandering in de omstandigheden rechtvaardigt reeds de ontbinding van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst. De vordering van Post zal daarom worden toegewezen zoals als hierna te melden.
3.4
Ter zake van de vraag of [verweerster] al dan niet in aanmerking komt voor een door Post te betalen ontbindingsvergoeding wordt het volgende overwogen, waarbij voorop wordt gesteld dat het Gerecht geen grond ziet om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van het door Post als productie 7 overgelegde schrijven van [medewerkster] van 22 september 2017.
3.5
Van een zogeheten neutrale ontbinding, die in beginsel een ontbindingsvergoeding van twee maanden zou rechtvaardigen, kan naar het oordeel van het Gerecht geen sprake zijn, nu op grond van voormeld schrijven van [medewerkster] aannemelijk wordt geoordeeld dat [verweerster] om voor haar moverende redenen een (intern uit te voeren) audit van de afdeling personeelszaken van Post telkens en langdurig (voor vrijwel één jaar) heeft gefrustreerd. Dat verwijtbaar handelen van [verweerster] jegens Post doet afbreuk aan het door Post in [verweerster] te stellen vertrouwen. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, waaronder begrepen voormeld verwijtbaar handelen van [verweerster], de duur van haar dienstverband bij Post, de 35-jarige leeftijd van [verweerster] (die naar het oordeel van het Gerecht met zich brengt dat [verweerster] niet kansarm is op de arbeidsmarkt), het in haar arbeidsovereenkomst vermelde bruto maandloon ad Afl. 6.000,-- alsmede de omstandigheid dat deze beschikking door omstandigheden het Gerecht betreffende ruim tweeëneenhalve maand later dan te doen gebruikelijk wordt uitgesproken (gedurende welke vertraging Post het loon van [verweerster] heeft moeten doorbetalen) oordeelt het Gerecht een ontbindingsvergoeding van Afl. 6.000,-- bruto redelijk en billijk. Post zal worden veroordeeld om die vergoeding te betalen aan [verweerster], met dien verstande dat eventuele door Post aan [verweerster] uit te keren cessantia in mindering strekt op die betalingsverplichting.
3.6
Op de voet van het bepaalde in het zesde lid van artikel 7A:1615w BW zal het Gerecht als na te melden een termijn stellen waarbinnen Post haar ontbindingsverzoek - zo haar dat geraden voorkomt - kan intrekken. Indien Post haar verzoek tijdig intrekt, zal zij in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verweerster] worden veroordeeld. Die kosten worden tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.250,-- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt, tarief 5).
3.7
Indien Post haar verzoek niet (tijdig) intrekt, brengt de uitkomst van deze procedure met zich dat de proceskosten zullen worden gecompenseerd tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-stelt Post in de gelegenheid om haar ontbindingsverzoek in te trekken middels een daartoe
uiterlijk op dinsdag 11 september 2018ter griffie van het Gerecht af te leggen schriftelijke verklaring, met gelijktijdig afschrift daarvan aan [verweerster] en aan ondergetekende rechter;
-veroordeelt Post in dat geval in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verweerster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.250,-- aan salaris gemachtigde;
INDIEN POST HAAR VERZOEK NIET (TIJDIG) INTREKT
-ontbindt de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen met ingang van
woensdag 12 september 2018;
-bepaalt dat Post een billijkheidsvergoeding van Afl. 6.000,-- bruto dient te betalen aan [verweerster], met dien verstande dat een eventueel door Post aan [verweerster] uit te keren bedrag aan cessantia in mindering strekt op die vergoeding;
-compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
-wijst af het meer of anders door Post verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 4 september 2018.