ECLI:NL:OGEAA:2018:493

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
E.J. AUA 201802240
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsrelatie en ongepast gedrag

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 september 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de naamloze vennootschap Post Aruba N.V. en [verweerder]. [Verweerder] was sinds 1 november 2015 in dienst bij Post als allround besteller. Na een incident op 14 oktober 2016, waarbij [verweerder] en de directeur van Post betrokken waren, werd hij op non-actief gesteld. Post diende een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in, maar eerdere verzoeken werden afgewezen. Het gerecht oordeelde dat de arbeidsrelatie verstoord was, mede door het langdurig niet werken van [verweerder] met behoud van loon. Het gerecht concludeerde dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was, met ingang van 1 oktober 2018. Tevens werd geoordeeld dat [verweerder] geen recht had op een vergoeding, aangezien de verstoorde relatie voornamelijk aan hem te verwijten was. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Beschikking van 4 september 2018
Behorend bij E.J. AUA 201802240
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
POST ARUBA N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Post,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[verweerder],
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: [verweerder],
gemachtigde: de advocaten mrs. G. de Hoogd en D.L. Emerencia,

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift, met producties;
- de behandeling ter zitting van 22 augustus 2018 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verweerder] is sinds 1 november 2015 in dienst bij Post als all round besteller tegen een bruto maandsalaris van Afl. 3103,-.
2.2
Op 14 oktober 2016 heeft Post met haar personeel in het Occidental Hotel de internationale Postdag gevierd. Daarbij heeft zich een incident voorgedaan waarbij [verweerder] en de directeur van Post betrokken waren.
2.3
Bij brief van 24 oktober 2016 is [verweerder] naar aanleiding van bovengenoemd incident op non-actief gezet met behoud van loon, met de mededeling dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden verzocht.
2.4
Post heeft een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij het gerecht ingediend en daaraan het incident van 14 oktober 2016 ten grondslag gelegd.
2.5
Bij beschikking van 7 maart 2017 heeft het gerecht - kort gezegd - overwogen dat tijdens het incident op 14 oktober 2016 sprake was van een ongepaste houding en ongepast gedrag van [verweerder] ten overstaan van de directeur van Post en dat [verweerder] aldaar fout heeft gehandeld, maar dat gelet op het eigen handelen van Post op die avond en het feit dat sprake is van een dienstverband van 11 jaar, dit incident op zich onvoldoende is om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden. Het gerecht heeft het verzoek daartoe van Post dan ook afgewezen.
2.6
Bij beschikking van 30 mei 2017 heeft het gerecht een tweede verzoek van Post tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] afgewezen.
2.7
Uit de overgelegde producties van Post blijkt dat [verweerder] bij brief van 10 augustus 2011 door Post is geschorst voor een bepaalde tijd wegens de weigering een opdracht op te volgen.
2.8
Uit de overgelegde producties van Post blijkt dat [verweerder] in de periode van januari 2012 tot en met mei 2015 vijftien keer een schriftelijke waarschuwing van Post heeft gehad voor het te laat op het werk komen zonder enige reden dan wel ongeoorloofd verzuim.
2.9
Uit de overgelegde producties van Post blijkt dat een collega van [verweerder] op 14 oktober 2016 aangifte tegen [verweerder] heeft gedaan van bedreiging gepleegd tijdens werktijd bij Post.
2.1
Vanaf 24 oktober 2016 tot heden heeft [verweerder] niet meer gewerkt bij Post. Post heeft gedurende deze periode wel het maandelijkse loon van [verweerder] doorbetaald.

3.HET VERZOEK EN HET VERWEER

3.1
Post verzoekt het gerecht om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] zo spoedig mogelijk te ontbinden op grond van gewichtige redenen, zonder toekenning van een vergoeding, dan wel met toekenning van een door het gerecht in goede Justitia te bepalen vergoeding, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
3.2
Post grondt het verzoek, samengevat, erop dat sprake is van verandering in de omstandigheden, nu de verhouding tussen Post en [verweerder] onherstelbaar is beschadigd als gevolg van de vele incidenten die zich in de afgelopen jaren hebben voorgedaan alsmede gelet op het feit dat [verweerder] sinds twee jaar thuis zit, maar wel het maandelijks loon ontvangt van Post.
3.3 [
verweerder] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het door Post verzochte, met veroordeling van Post in de proceskosten. Subsidiair, voor het geval het gerecht overgaat tot ontbinding van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, concludeert [verweerder] tot toekenning aan hem van een door Post te betalen ontbindingsvergoeding gelijk aan 23 maanden loon.

4.DE BEOORDELING

4.1
Post heeft aangevoerd dat er tussen partijen een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan welke van dien aard is dat de bestaande arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op zo kort mogelijke termijn dient te eindigen.
4.2
Het gerecht is met Post van oordeel dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie en dat een vruchtbare samenwerking in de toekomst niet langer mogelijk is, gelet op de stellingen en uitlatingen van partijen, maar ook gelet op de lange periode van bijna twee jaar waarin [verweerder], met behoud van loon, geen werkzaamheden verricht voor Post. Hieruit kan worden afgeleid dat ook [verweerder] er klaarblijkelijk van uit gaat dat de arbeidsrelatie tussen partijen is verstoord en dat hij kennelijk berust in deze ontstane situatie. Aldus is sprake van een verandering in de omstandigheden, die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. De arbeidsovereenkomst zal dan ook worden ontbonden met ingang van 1 oktober 2018.
4.3
Vervolgens is aan de orde de vraag of er gronden zijn om aan [verweerder] ten laste van Post een vergoeding toe te kennen en, zo ja, tot welk bedrag. Daarbij is van belang of van de opgetreden verandering in de omstandigheden, te weten het verstoord raken van de arbeidsverhouding, aan [verweerder] een zodanig verwijt kan worden gemaakt dat de gevolgen van het verlies van de dienstbetrekking geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening moet worden gelaten, dan wel of aan Post een verwijt daarvan moet worden gemaakt.
4.4
Voor zover [verweerder] heeft willen betogen dat tussen partijen onherroepelijk vaststaat dat [verweerder] een vlekkeloos arbeidsverleden bij Post heeft omdat het gerecht dit bij de onder 2.5 genoemde beschikking heeft beslist en deze beslissing tussen partijen gezag van gewijsde heeft, wordt dit betoog verworpen. Hiertoe overweegt het gerecht als volgt. Ingevolge artikel 70a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) hebben beslissingen aangaande de rechtsbetrekking in geschil, vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht. Dit artikel leent zich voor analogische toepassing op beschikkingen, waarin beslissingen zijn gegeven over een rechtsbetrekking in geschil. Vastgesteld wordt dat bij de onder 2.5 genoemde beschikking is overwogen dat het gerecht ervan uit gaat dat [verweerder] een vlekkeloos arbeidsverleden heeft omdat Post het ontbindingsverzoek alleen heeft gebaseerd op het incident van 14 oktober 2016. Nu het gerecht op basis van het ontbreken van een debat tussen partijen op dit punt tot deze aanname is gekomen, kan niet worden gezegd dat sprake is van een “beslissing aangaande de rechtsbetrekking in geschil” waaraan gezag van gewijsde toekomt als bedoeld in artikel 70a Rv.
4.5
Tussen partijen staat wel onherroepelijk vast dat tijdens het incident op 14 oktober 2016 sprake was van een ongepaste houding en ongepast gedrag van [verweerder] ten overstaan van de directeur van Post en dat [verweerder] aldaar fout heeft gehandeld. Zulks heeft het gerecht immers bij de onder 2.5 genoemde onherroepelijke beschikking vastgesteld en beslist op basis van de door partijen op dit punt ingenomen stellingen en gevoerde verweren. Dit gedrag van [verweerder] in combinatie met de vele schriftelijke waarschuwingen gedurende het dienstverband, de schorsing wegens de weigering een opdracht op te volgen als ook het feit dat er tegen [verweerder] aangifte van bedreiging tijdens werktijd is gedaan door een collega, maken dat dient te worden geconcludeerd dat de verstoorde arbeidsrelatie geheel, dan wel in overwegende mate aan [verweerder] is te verwijten. Tevens slaat het gerecht acht op de omstandigheid dat [verweerder] al sedert eind oktober 2016 met behoud van loon is vrijgesteld van arbeid. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door Post is geen sprake.
4.6
Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat aan [verweerder] in redelijkheid geen vergoeding toekomt ten laste van Post.
4.7
Het gerecht acht, gezien de aard van de zaak, termen aanwezig om de proceskosten aldus te compenseren dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 oktober 2018;
compenseert de proceskosten en wel zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Verheijen, rechter in dit gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 4 september 2018 in aanwezigheid van de griffier.