ECLI:NL:OGEAA:2018:491

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 augustus 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
E.J. no. AUA201703449
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatig ontslag en kennelijk onredelijk ontslag van een werknemer met medische problemen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, Aventa Aruba N.V. [verzoekster] was sinds 15 mei 2001 in dienst bij Aventa en leed aan reuma, wat leidde tot een medische operatie in Nederland. Ondanks tijdige kennisgeving van haar medische uitzending, ontsloeg Aventa [verzoekster] op 4 juli 2017 op staande voet, met als reden dat zij zonder toestemming niet op het werk was verschenen. [verzoekster] verzocht het Gerecht om te verklaren dat het ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk was, en om schadevergoeding en cessantia-uitkering. Het Gerecht oordeelde dat Aventa geen dringende reden had voor het ontslag, aangezien [verzoekster] arbeidsongeschikt was verklaard en niet verplicht was om een doktersbriefje te overleggen. Het Gerecht concludeerde dat het ontslag onregelmatig was, omdat Aventa de wettelijke opzegtermijn niet in acht had genomen en het ontslag tijdens de arbeidsongeschiktheid van [verzoekster] had plaatsgevonden. Tevens werd vastgesteld dat het ontslag kennelijk onredelijk was, gezien de ernstige gevolgen voor [verzoekster] en het feit dat Aventa niet had aangetoond dat de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar was gekomen. Het Gerecht kende [verzoekster] een schadevergoeding van Afl. 60.000,-- toe, evenals een cessantia-uitkering van Afl. 15.968,75, en veroordeelde Aventa tot betaling van de wettelijke rente over deze bedragen.

Uitspraak

Beschikking van 21 augustus 2018
Behorend bij E.J. no. AUA201703449
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. H.G. Figaroa,
tegen:
de naamloze vennootschap
AVENTA ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Aventa,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak gehouden ter terechtzitting van 29 mei 2018.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat [verzoekster] ter zitting is verschenen samen met haar gemachtigde. Aventa is verschenen bij haar gemachtigde, die vergezeld werd door [directeur], [algemeen directeur] en [general manager] (directeur, respectievelijk algemeen directeur en general manager bij Aventa). [verzoekster] heeft gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift, en dat mede aan de hand van een overgelegde pleitnota voorzien van toegelaten nadere producties. Aventa heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van dupliek te reageren op die reactie van [verzoekster], en dat eveneens mede aan de hand van een overgelegde pleitnota voorzien van toegelaten nadere producties.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.

2.2
Krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is [verzoekster] op 15 mei 2001 in loondienst getreden van Aventa als administratieve kracht tegen een laatstelijk genoten bruto maandloon van Afl. 3.650,--.
2.3 [
verzoekster] lijdt al jaren aan reuma. Ten gevolge daarvan heeft [verzoekster] Swanneck-deformatie opgelopen aan haar handen. Om daarin verbetering aan te brengen moest [verzoekster] in juli 2017 een medische operatie ondergaan in Nederland, waarvoor zij op 4 juli 2017 voor de duur van zes weken zou worden uitgezonden naar Nederland.
2.4
Nadat [verzoekster] op 29 mei 2017 mondeling en op 2 juni 2017 schriftelijk door de AZV op de hoogte werd gesteld van haar medische uitzending, heeft zij op 2 juni 2017 Aventa op de hoogte gesteld van die uitzending. [verzoekster] was vanaf februari 2017 reeds op de hoogte van het feit dat zij op enig in de toekomst gelegen nog nader te bepalen moment voor de duur van zes weken medisch zou worden uitgezonden naar het buitenland.
2.5 [
verzoekster] is al eerder, te weten in 2015, voor een periode van twee à drie weken medisch uitgezonden naar het buitenland. Zij heeft dit toen twee weken van tevoren kenbaar gemaakt aan Aventa. [verzoekster] heeft toen zelf een vervanger aangezocht en ingewerkt voor het verrichten van haar werkzaamheden gedurende haar uitzending.
2.6
De aan [verzoekster] gerichte email van Aventa van 21 januari 2016 vermeldt onder meer het volgende:
“(…).
Ok, ik begrijp dat er geen plannen zijn voor een vervolgtrip naar het buitenland. Zodra hier wel sprake van is hoor ik dat graag tijdig. Laten we afspreken dat een buitenlandse reis om medische redenen 2 maanden van te voren wordt aangekondigd, zodat we ons kunnen voorbereiden.
(…).”.
2.7
De aan [verzoekster] gerichte email van Aventa van 2 juni 2017 vermeldt onder meer het volgende:

(…).
Voor de periode van 6 weken bijzonder verlof is de aankondiging van 1 maand van te voren voor ons te kort om adequate vervanging te zoeken en in te werken. Daarom kunnen wij niet met jouw data akkoord gaan en vragen wij jou om jouw data te verzetten in samenspraak met jouw dokter. Graag verzetten naar niet eerder dan half September zodat wij minimaal 2 maanden de tijd hebben om iemand te zoeken en 1.5 maand om die persoon in te werken.
(…).”.
2.8
De aan [verzoekster] gerichte email van Aventa van 7 juni 2017 vermeldt onder meer het volgende:

(…).
Graag hoor ik wat de nieuwe geplande datum is voor jouw medische uitzending, zodat we kunnen starten met de voorbereiding. (…). Indien je halverwege September wil inplannen dan wil ik dat uiterlijk morgen horen zodat we kunnen starten met het zoeken naar jouw invaller. Indien ik niets van je verneem ga ik ervan uit dat je een latere datum gaat inplannen en rekening houdt met de periode van 3.5 maand. Ik hoor graag uiterlijk morgen van jou.
(…).”.
2.9
De aan [verzoekster] gerichte email van Aventa van 8 juni 2017 vermeldt onder meer het volgende:

(…).
Ik heb niets van jou morgen vernemen, dat vindt ik niet acceptabel. Ik kan niet anders dan ervan uitgaan dat je hebt begrepen dat wij niet akkoord gaan met jouw medische uitzending van 6 weken op 3 juli 2017. Wel gaan wij uiteraard akkoord met een latere datum van uitzending op voorwaarde dat die 3 maanden van te voren wordt aangegeven in welke maand die zal plaatsvinden. Dit zodat wij een vervanger kunnen zoeken en inwerken. Een vaste datum hoeft niet meteen worden aangegeven als dat niet mogelijk is, indien de maand van uitzending voor ons duidelijk is, kunnen wij van start.
(…).”.
2.1
De aan Aventa gerichte email van [verzoekster] van 16 juni 2017 vermeldt onder meer het volgende:

(…).
Ik heb contact gehad met mijn artsen, waarop ik gewezen ben op het feit dat achteruitgang blijft voortduren en uitstellen van mijn operatie minder succes zal kunnen garanderen.
(…).
Ik laat mijn kans op medische hulp niet voor bij gaan en zal 3 juli naar Nederland gaan om geopereerd te worden.
(…).
Mijn artsen hebben beloofd in de loop van volgende week een brief toe te zenden indien vereist.
(…).”.
2.11
Op 28 juni 2017 heeft de internist van [verzoekster] tijdens een consult vastgesteld dat haar bloeddruk te hoog was. Naar aanleiding daarvan kreeg [verzoekster] bloeddrukmedicatie voorgeschreven en haar werd aanbevolen om het rustig aan te doen. Naar aanleiding van dit één en ander heeft [verzoekster] zich op 29 juni 2017 onder vermelding van de reden daartoe (hoge bloeddruk) ziek gemeld bij Aventa en heeft zij zich via het webportaal van de SVB ziek gemeld bij die instantie. De SVB heeft [verzoekster] vervolgens arbeidsongeschikt verklaard met ingang van 29 juni 2017 tot 28 augustus 2017.
2.12
De aan [verzoekster] gerichte ontslagbrief van Aventa van 4 juli 2017 vermeldt onder meer het volgende:
“(…).
Op grond van onze BW (…) willen wij u informeren dat u per heden, 4 juli 2017 op staande voet ontslagen bent wegens dringende en gewichtige redenen. U heeft uw plichten veronachtzaamt, u bent zonder toestemming niet op het werk verschenen en nagelaten contact te houden met uw werkgever omtrent uw arbeidsongeschiktheid welke op 29 juni 2017 ingegaan is.
Hier volgt een chronologische opsomming van gebeurtenissen:
Op 2 juni 2017 hebben wij van u vernomen dat er via de AZV een aanvraag liep voor een medische uitzending op 3 Juli 2017 voor minimaal 6 weken en dat die was geaccordeerd door de AZV. Tijdens een gesprek vernamen wij van u dat u de aanvraag voor medische uitzending sedert Februari 2017 met uw arts is opgestart wat opmerkelijk is dat u dit destijds niet heeft aangegeven aan uw werkgever, ondanks dat u ervan op de hoogte was dat een medische uitzending van 6 weken in een bedrijf van 5 medewerkers een groot operationeel probleem zou veroorzaken.
Om die reden hebben wij u dan ook op 2 juni 2017 vriendelijk verzocht of u de medische uitzending kon uitstellen naar september 2017 om ons de gelegenheid te geven een vervanger te vinden wie uw taken in de tussentijd zou kunnen leren en tijdens uw afwezigheid uit te kunnen voeren. U heeft pertinent geweigerd aan ons redelijk verzoek gehoor te geven en mee te werken.
Afgelopen donderdag, 29 juni 2017, heeft u een WhatsAppboodschap (…) gestuurd dat u hoge bloeddruk had en niet naar werk kon komen. Wij vroegen u of u daartoe een doktersbrief kon laten zien. Daarop heeft u niet meer gereageerd en wij hebben geen doktersbriefje van de SVB voor AO mogen ontvangen. Sedert donderdag 29 Juni 2017 hebben wij niets meer van u vernomen en u ook niet op werk gezien. U heeft zich vrijdag 30 juni en maandag 3 juli niet ziek gemeld, noch bent u op werk verschenen.
(…).
Aangezien wij geen contact met u krijgen en u niet op werk verschijnt zijn wij genoodzaakt om op staande voet te ontslaan op gronde van het ongeoorloofd verzuim en het veronachtzamen van uw werkzaamheden.
(…).”.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
verzoekster] verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. voor recht verklaart dat Aventa [verzoekster] onregelmatig heeft ontslagen;
b. voor recht verklaart dat het door Aventa aan [verzoekster] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is;
c. voor recht verklaart dat [verzoekster] op grond van de Cessantia-landsverordening recht heeft op een door Aventa te betalen cessantia-uitkering;
d. Aventa veroordeelt om aan [verzoekster] te betalen:
I. Afl. 14.600,-- ter zake van onregelmatig ontslag (het niet in acht nemen van de wettelijke opzegtermijn);
II. Afl. 15.968,75 aan cessantia-uitkering;
III. Afl. 94.900,-- (dan wel een ander door het Gerecht te betalen bedrag) aan schadevergoeding naar billijkheid uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag;
e. Aventa veroordeelt om aan [verzoekster] te betalen wettelijke rente over de hiervoor vermelde bedragen, gerekend vanaf de opeisbaarheid van die bedragen;
f. enige andere juist voorkomende subsidiaire beslissing neemt;
g. Aventa veroordeelt in de proceskosten.
3.2
Aventa voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [verzoekster] verzochte, kosten rechtens.
3.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
De centraal in dit geschil te beantwoorden vraag is of [verzoekster] al dan niet een dringende reden heeft gegeven aan Aventa voor een ontslag op staande voet. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
4.2
Vast staat dat [verzoekster] zich op 29 juni 2017 ziek heeft gemeld bij Aventa, en dat zij daarbij heeft aangegeven dat zij last had van hoge bloeddruk. Meer dan dat kan Aventa naar het oordeel van het Gerecht ten tijde van ziekmelding zeker niet vergen van in dit geval [verzoekster]. [verzoekster] hoefde geen doktersbriefje aan Aventa te overleggen waaruit de juistheid van haar ziekmelding kon blijken. Het aan [verzoekster] door Aventa op dit punt gemaakte verwijt treft geen doel. Het is aan de SVB om de juistheid van bedoelde ziekmelding te toetsen, om in dit geval [verzoekster] al dan niet arbeidsongeschikt te verklaren. In geval van arbeidsongeschiktheidsverklaring ligt het op de weg van de werknemer, in dit geval [verzoekster] dus, om (alleen) dat en daarbij de door de SVB verwachte datum van arbeidsgeschiktheid door te geven aan in haar geval Aventa (waarover hierna onder 4.4 meer).
4.3
Vast staat dat [verzoekster] naar aanleiding van haar ziekmelding met ingang van 29 juni 2017 door de daartoe bevoegde instantie (SVB) arbeidsongeschikt is verklaard, waarvan Aventa blijkens de hiervoor onder 2.12 geciteerd weergegeven ontslagbrief op de hoogte was. Vast staat verder dat [verzoekster] ten tijde van haar ontslag nog steeds arbeidsongeschikt was. Zonder nadere uitleg, die ontbreekt, valt in dat verband niet in te zien dat [verzoekster] ongeoorloofd afwezig was bij Aventa voor het verrichten van haar werkzaamheden. [verzoekster] was arbeidsongeschikt verklaard, en hoefde zich daarom in de periode van voormelde datum tot aan haar ontslag niet te vervoegen bij Aventa voor het verrichten van haar werkzaamheden. [verzoekster] was geoorloofd afwezig. Het op dit punt door Aventa aan het adres van [verzoekster] gemaakte verwijt treft evenmin doel.
4.4
Vast staat echter dat [verzoekster] om voor haar moverende redenen geen melding heeft gemaakt bij Aventa van hetgeen staat vermeld in de laatste volzin van rechtsoverweging 4.2. Dat nalaten is strijdig met hetgeen een goed werknemer in het algemeen en dus ook die van Aventa behoort te doen. Gesteld noch is gebleken echter dat [verzoekster] zich gedurende haar jaren lange dienstverband bij Aventa al eerder heeft schuldig gemaakt aan het niet in acht nemen van bedoelde in het algemeen geldende ziekmeldingsprocedure. Bedoeld nalaten levert daarom in elk geval geen (zelfstandige) grond op voor een ontslag op staande voet.
4.5
Tot slot legt Aventa aan het ontslag ten gronde de stelling dat [verzoekster] heeft geweigerd om gehoor te geven aan het (volgens Aventa) redelijk verzoek van Aventa van 2 juni 2017 om haar op 3 of 4 juli 2017 geplande medische uitzending te verschuiven naar (half) september 2017 teneinde een vervanger voor (het tijdelijk verrichten van de werkzaamheden van) [verzoekster] te kunnen vinden en inwerken. Dit één en ander in het licht van de hiervoor onder 2.6 vermelde aan [verzoekster] gericht email van Aventa, waaruit blijkt dat Aventa eenzijdig met [verzoekster] “afspreekt” dat een mogelijke volgende buitenlandse reis om medische redenen van [verzoekster] 2 maanden van te voren door haar moet worden aangekondigd zodat de nodige voorbereidingen kunnen worden getroffen in verbinding met de stelling dat dat het bijzonder lastig is om een geschikte vervanger voor [verzoekster] te vinden en in te werken die gedurende haar uitzending haar de voor de continuïteit van (de bedrijfsvoering van) Aventa noodzakelijke werkzaamheden kan verrichten. Hierover het volgende.
4.6
De stelling dat Aventa twee zo niet (zoals zij in latere instantie van [verzoekster] vergt) drie tot drie-en-een-halve maand nodig heeft voor het kunnen vinden en inwerken van een vervanger voor [verzoekster] is in het licht van het aan [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet zonder nadere uitleg of onderbouwing - die ook te dezen ontbreekt - onbegrijpelijk en wordt daarom gepasseerd. Gesteld noch is gebleken immers dat Aventa reeds iemand anders had gevonden en ingewerkt die vanaf het ontslag van [verzoekster] haar werkzaamheden kon overnemen. Evenmin is in dat verband gesteld of gebleken dat de continuïteit van de bedrijfsvoering van Aventa door het ontslag en de daarmee gepaard gaande vrij plotselinge permanente afwezigheid van [verzoekster] in het gedrang is geraakt. Uit dit één en ander volgt kennelijk dat [verzoekster] ook op korte termijn kon worden vervangen. Dit klemt temeer omdat vast staat dat [verzoekster] met ingang van 29 juni 2017 voor de duur van vrijwel één maand arbeidsongeschikt werd verklaard. Gesteld noch is gebleken dat de continuïteit van de bedrijfsvoering van Aventa in dat verband, waarbij helemaal geen sprake is van enige aankondiging van al dan niet langdurige afwezigheid, onoverkomelijk in het gedrang is geraakt.
4.7
Vast staat dat [verzoekster], nadat zij op 29 mei 2017 mondeling en op 2 juni 2017 te horen had gekregen dat zij op 3 of 4 juli 20178 om medische reden voor de duur van zes weken zou worden uitgezonden naar Nederland, diezelfde 2 juni 2017 - en dat heeft te gelden als vrijwel onverwijld - Aventa daarvan op de hoogte heeft gesteld. Aldus wist Aventa ruim één maand van tevoren dat bedoelde uitzending zou gaan plaatsvinden, hetgeen naar het oordeel van het Gerecht in het licht van het hiervoor onder 4.6 vermelde als voldoende tijdig heeft te gelden.
4.8
Bij dit alles komt dat uit de hiervoor onder 2.6 vermelde email volgt dat [verzoekster] een buitenlandse reis voor medische doeleinden twee maanden van tevoren moet aankondigen. Dit impliceert naar het oordeel nog niet dat [verzoekster] ook gehouden was om een aangekondigde maar nog niet geconcretiseerde medische uitzending te melden bij Aventa. In dat licht is het niet onbegrijpelijk dat [verzoekster], die vanaf februari 2017 wist dat zij op enig in de toekomst gelegen nog nader vast te stellen moment zou worden uitgezonden naar het buitenland, die aankondiging niet met inachtneming van de door Aventa aan haar opgelegde termijn van twee maanden heeft aangekondigd maar daarmee heeft gewacht tot het moment dat alles door de betrokken instanties concreet werd vastgelegd en zij te dien aanzien zekerheid had. Die zekerheid kreeg [verzoekster] in elk geval niet twee maanden voor haar uitzending, zodat zij niet kón voldoen aan het aan [verzoekster] opgelegde vereiste van Aventa om een buitenlandse reis voor medische doeleinden twee maanden van te voren aan te kondigen.
4.9
In het licht van al het vorenstaande wordt nog het volgende overwogen. [verzoekster] heeft in verband met het door Aventa verlangde uitstel van haar medische uitzending gesteld dat haar artsen haar hebben medegedeeld dat uitstel van de operatie en dus de uitzending van [verzoekster] mindere kansen op een succesvolle operatie met zich brengt. Die (onder aanbieding van overlegging van doktersverklaringen voor zover vereist door Aventa) op 16 juni 2017 aan Aventa berichte stelling heeft Aventa niet of onvoldoende bestreden, en komt daarom vast te staan. Het getuigt in dat verband van bijzonder slecht werkgeverschap van Aventa om - puur in haar eigen onbegrijpelijke en daarom gepasseerde belang - van [verzoekster] te vergen om haar operatie (lees tevens uitzending) maar liefst voor meer dan drie maanden aan te houden met als gevolg dat er minder kans bestaat op een succesvolle operatie. Aventa kon en mocht in redelijkheid niet van [verzoekster] vergen om haar operatie met alle mogelijke gevolgen van dien voor [verzoekster] ten behoeve van Aventa aan te houden voor voormelde duur. De uitkomst op dit onderdeel luidt dat het Gerecht volledig achter de hiervoor onder 2.10 geciteerde mededeling van [verzoekster] aan Aventa staat: “
Ik laat mijn kans op medische hulp niet voor bij gaan en zal 3 juli naar Nederland gaan om geopereerd te worden.”,en dat [verzoekster] daarmee niet verwijtbaar heeft gehandeld ten opzichte van Aventa.
4.1
Al het vorenstaande brengt mee dat de hiervoor onder 4.1 vermelde vraag ontkennend moet worden beantwoord. [verzoekster] heeft Aventa geen dringende reden gegeven voor ontslag, in welk ontslag [verzoekster] heeft berust. Aldus is sprake van een onregelmatig gegeven ontslag, in die zin dat Aventa de wettelijke opzegtermijn niet in acht heeft genomen en het in artikel 7A:1615h BW neergelegde verbod heeft geschonden door het dienstverband van [verzoekster] te beëindigen gedurende haar arbeidsongeschiktheid. De vordering onder a. zal worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de vordering onder d. sub I., nu [verzoekster] onbestreden heeft gesteld dat de dezen toepasselijk wettelijke opzegtermijn 4 maanden bedraagt, hetgeen resulteert in het door haar berekende bedrag ad. Afl. 14.600,--.
4.11
Bij dit alles komt bij dat het ontslag ook kennelijk onredelijk is omdat het Gerecht [verzoekster] volgt in haar stelling dat de gevolgen die het ontslag voor [verzoekster] met zich brengt té ernstig zijn in vergelijking met het belang van Aventa bij dat ontslag. [verzoekster] heeft immers onbestreden gesteld dat het voor haar met haar hiervoor onder 2.3 omschreven lichamelijke gebreken uitermate moeilijk zal zijn om elders een passende baan te vinden, omdat werkgevers niet makkelijk iemand met dergelijke gebreken in dienst nemen. [verzoekster] maakt aldus terecht aanspraak op een door Aventa te betalen naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, waarover hierna onder 4.13 meer.
4.12
Het Gerecht volgt [verzoekster] ook in haar stelling dat zij recht heeft op een door Aventa te betalen cessantia-uitkering, nu zij buiten haar schuld is ontslagen. [verzoekster] heeft onbestreden gesteld dat voor de berekening van die uitkering 17,5 weken tegen een weekloon van Afl. 912,50 in aanmerking genomen moet worden, hetgeen resulteert in het door haar gevorderde bedrag ad Afl. 15.969,75. Aldus zal ook de vordering onder c. en onder d. sub II. worden toegewezen.
4.13
Voor het bepalen van de door Aventa aan [verzoekster] te betalen schadevergoeding naar billijkheid worden alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, waaronder begrepen de 45 jarige leeftijd van [verzoekster], haar thans 17-jarig dienstverband bij Aventa, het ernstig verwijtbaar handelen van Aventa zoals hiervoor onder 4.9 omschreven, het verwijtbaar handelen van [verzoekster] zoals hiervoor onder 4.4 omschreven, alsmede de hiervoor onder 4.11 omschreven voor [verzoekster] geldende omstandigheid en het gegeven dat [verzoekster] voormeld bedrag aan cessantia krijgt uitgekeerd. Zonder dat in enige formule uit te drukken komt het Gerecht een schadevergoeding van Afl. 60.000,-- redelijk en billijk voor. Het Gerecht ziet geen grond om dat bedrag verder te matigen, nu het aan [verzoekster] verwijtbare gedrag en de aan haar uit te keren cessantia reeds daarin is verdisconteerd. In zoverre wordt het beroep van Aventa op matiging verworpen.
4.14
De door [verzoekster] verzochte wettelijke rente over de bedragen tot betaling waarvan Aventa zal worden veroordeeld zal, als zijnde onbestreden, worden toegewezen als na te melden. Daarbij heeft te gelden dat nu [verzoekster] niet duidelijk heeft gemaakt wanneer precies die bedragen opeisbaar zijn geworden de datum van indiening van het verzoekschrift, te weten 14 december 2017, in aanmerking zal worden genomen.
4.15
Er zijn geen overige feiten of omstandigheden gesteld die nopen tot andere dan de hiervoor neergelegde oordelen en beslissingen.
4.16
Aventa zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoekster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten en Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5).

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-verklaart voor recht dat Aventa [verzoekster] op onregelmatige wijze heeft ontslagen en dat dit ontslag tevens kennelijk onredelijk is;
-verklaart voor recht dat [verzoekster] op grond van de Cessantia-landsverordening recht heeft op uitkering van cessantia;
-veroordeelt Aventa om aan [verzoekster] te betalen:
I. Afl. 14.600,-- ter zake van onregelmatig ontslag (het niet in acht nemen van de wettelijke opzegtermijn van vier maanden), te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 14 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. Afl. 15.968,75 aan cessantia-uitkering, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 14 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Afl. 60.000,-- aan schadevergoeding naar billijkheid uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 14 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt Aventa in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoekster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten en Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 21 augustus 2018.