In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en de naamloze vennootschap REVAN N.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.M. Malmberg, vorderde een schadevergoeding van Afl. 26.454,96 wegens kennelijk onredelijk ontslag. De verweerder, REVAN N.V., vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock, voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vordering.
De procedure begon met een verzoekschrift en een verweerschrift, gevolgd door een mondelinge behandeling op 29 mei 2018. Tijdens deze zitting heeft de verzoekster gereageerd op het verweerschrift, waarna de verweerder ook zijn standpunt heeft toegelicht. De verzoekster was op 27 oktober 2013 in dienst getreden bij REVAN N.V. als schoonmaakster, maar werd op 22 november 2017 op staande voet ontslagen omdat zij niet op haar werkplek verscheen. De verweerder stelde dat dit ontslag was gebaseerd op werkweigering.
Het Gerecht oordeelde dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was, omdat de verzoekster op de dag van het ontslag arbeidsongeschikt was verklaard. Het Gerecht concludeerde dat de verzoekster recht had op een schadevergoeding in de vorm van cessantia en een bedrag voor de niet in acht genomen wettelijke opzegtermijn, maar wees de vordering tot schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag af. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de verzoekster kreeg verlof tot kosteloos procederen.