ECLI:NL:OGEAA:2018:490

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 augustus 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
E.J. no. AUA201800705
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en schadevergoeding bij kennelijk onredelijk ontslag

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en de naamloze vennootschap REVAN N.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.M. Malmberg, vorderde een schadevergoeding van Afl. 26.454,96 wegens kennelijk onredelijk ontslag. De verweerder, REVAN N.V., vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock, voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vordering.

De procedure begon met een verzoekschrift en een verweerschrift, gevolgd door een mondelinge behandeling op 29 mei 2018. Tijdens deze zitting heeft de verzoekster gereageerd op het verweerschrift, waarna de verweerder ook zijn standpunt heeft toegelicht. De verzoekster was op 27 oktober 2013 in dienst getreden bij REVAN N.V. als schoonmaakster, maar werd op 22 november 2017 op staande voet ontslagen omdat zij niet op haar werkplek verscheen. De verweerder stelde dat dit ontslag was gebaseerd op werkweigering.

Het Gerecht oordeelde dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was, omdat de verzoekster op de dag van het ontslag arbeidsongeschikt was verklaard. Het Gerecht concludeerde dat de verzoekster recht had op een schadevergoeding in de vorm van cessantia en een bedrag voor de niet in acht genomen wettelijke opzegtermijn, maar wees de vordering tot schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag af. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de verzoekster kreeg verlof tot kosteloos procederen.

Uitspraak

Beschikking van 21 augustus 2018
Behorend bij E.J. no. AUA201800705
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
[verzoekster],
wonende in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen:
de naamloze vennootschap
REVAN N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerder,
hierna ook te noemen: Revan,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak gehouden ter terechtzitting van 29 mei 2018.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat [verzoekster] ter zitting is verschenen samen met haar gemachtigde. Revan is verschenen bij haar gemachtigde. [verzoekster] heeft gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift, en dat mede aan de hand van een overgelegde pleitnota. Revan heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om bij wijze van dupliek te reageren op die reactie van [verzoekster].
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.2. DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Naast verlof tot kosteloos procederen verzoekt [verzoekster] dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking Revan veroordeelt:
a. “
tot het betalen een schadevergoeding van afl. 26.454,96, alsmede cessantia, opzegtermijn, dan wel gerekestreerde te veroordelene tot het betalen van een bedrag hetwelke uw gerecht juist voorkomt”;
b. in de proceskosten.
2.2
Revan voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [verzoekster] verzochte, kosten rechtens, althans onder compensatie van de proceskosten tot toewijzing van de verzochte cessantia en een bedrag voor de niet in acht genomen wettelijke opzegtermijn.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Vast staat tussen partijen onder meer het volgende. [verzoekster] is op 27 oktober 2013 krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst in loondienst getreden van Revan als schoonmaakster, tegen een laatstelijk bruto loon van Afl. 944,82 per quincena. [verzoekster] moest zich volgens instructie van Revan op 22 november 2017 om 09:30 uur melden bij Hotel Riu voor het aldaar verrichten van haar werkzaamheden voor Revan. [verzoekster] heeft zich op 22 november 2017 echter niet gemeld bij dat hotel. Revan heeft [verzoekster] bij schrijven van 22 november 2017 op staande voet ontslagen. Uit die ontslagbrief blijkt dat Revan dat ontslag grondt op werkweigering zijdens [verzoekster] op 22 november 2017. [verzoekster] is door de SVB met ingang van 22 november 2017 tot 29 november 2017 arbeidsongeschikt verklaard. [verzoekster] heeft zich op 22 november 2017 niet ziek gemeld bij Revan.
3.2
Voorop wordt gesteld dat het in het eerste lid van artikel 7A:1615h BW neergelegde ontslagverbod (zijnde een verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst) niet geldt in geval van ontslag op staande voet. Het betoog van (de gemachtigde van) [verzoekster] op dit punt is niet juist.
3.3
Voormelde in het Papiamento geschreven ontslagbrief (in welke met “
wij” wordt bedoeld: Revan) vermeldt - zakelijk vertaald naar het Nederlands - onder meer: Wij hebben op 22 november 2017 tot 11:00 uur op u gewacht bij het Riu Hotel en wij hebben getracht u op twee telefoonnummers te bellen, maar die telefoons stonden uit. Hieruit leiden wij af dat u niet wilde werken, en dat beschouwen wij als werkweigering.
3.4
Het Gerecht volgt Revan niet in die conclusie. Het enkele telefonisch niet kunnen bereiken door Revan van [verzoekster] op 22 november 2017 door uitgeschakelde telefoons in het licht van het niet verschijnen op de werkplek betekent nog niet dat daarmee vast komt te staan dat sprake is van werkweigering. Dit klemt temeer omdat vast staat dat [verzoekster] op diezelfde 22 november 2017 (voor die gehele dag) arbeidsongeschikt is verklaard door de daartoe bevoegde instantie, en aldus niet hoefde te werken voor Revan. Gesteld noch is gebleken in dit verband dat Revan meer onderzoek heeft verricht dan het enkele bellen naar uitgeschakelde telefoons van [verzoekster], alvorens zij zonder hoor van [verzoekster] is overgegaan tot ontslag op staande voet. Het had op grond van goed werkgeverschap op de weg van Revan gelegen om dat wel te doen. Weliswaar heeft [verzoekster] verwijtbaar gehandeld door zich op 22 november 2017 niet ziek te melden bij Revan, maar dat verwijt is niet aan het ontslag ten gronde gelegd (en zou overigens - en dat ten overvloede - in dit geval geen grond hebben opgeleverd voor een ontslag op staande voet nu is gesteld noch gebleken dat [verzoekster] eerder de ziekmeldingsprocedure van Revan heeft geschonden).
3.5 [
verzoekster] heeft berust in het ontslag, dat ten onrechte aan haar is gegeven. Dat brengt mee dat Revan gehouden is tot betaling van een bedrag aan cessantia gelijk aan vier weken loon en een bedrag gelijk aan 6 weken loon aan niet in acht genomen wettelijke opzegtermijn. De vordering tot betaling van schadevergoeding ad Afl. 26.454,96 uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag wordt afgewezen omdat de (impliciete) stelling van [verzoekster] dat daarvan sprake is feitelijke grondslag mist. Niet gesteld is met name waarom precies sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. In elk geval is niet (onderbouwd) gesteld dat de gevolgen van het ontslag voor [verzoekster] te ernstig zijn ten opzichte van de belangen van Revan bij dat ontslag. Evenmin is gesteld of gebleken waaruit de schade van [verzoekster] precies bestaat. Dit klemt temeer omdat - en dat heeft Revan terecht opgemerkt - te dezen de maatstaf in geval van ontbinding van een arbeidsovereenkomst niet van toepassing is.
3.6
In de uitkomst van deze procedure ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren tussen partijen als na te melden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-veroordeelt Revan om aan [verzoekster] te betalen:
-een bedrag gelijk aan zes weken loon van [verzoekster] ten titel van de niet door Revan in acht genomen wettelijke opzegtermijn van in dit geval zes weken;
-een bedrag gelijk aan vier weken loon van [verzoekster] ten titel van cessantia;
-verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-verleent verlof aan [verzoekster] tot kosteloos procederen;
-compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 21 augustus 2018.