ECLI:NL:OGEAA:2018:476
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar inzake vergunning tot tijdelijk verblijf
In deze zaak heeft appellante, wonend in Aruba, beroep ingesteld tegen de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, nadat haar verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf op 25 augustus 2017 was afgewezen. Appellante heeft op 6 oktober 2017 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar er is geen tijdige beslissing op het bezwaar genomen. Op 22 januari 2018 heeft appellante beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba wegens het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift. De minister heeft op 8 mei 2018 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft vastgesteld dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek er nog geen reële beslissing op het bezwaar was genomen. Dit betekent dat de ongemotiveerde afwijzing van het bezwaar, zoals bedoeld in artikel 23, tweede lid van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), niet in stand kan blijven. Het beroep van appellante is gegrond verklaard, en de minister is verplicht om binnen drie maanden na de uitspraak een reële beslissing te nemen op het bezwaar van appellante.
Daarnaast is de minister veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding, begroot op Afl. 500,- aan gemachtigdensalaris, en het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- dient aan haar te worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen op 20 augustus 2018, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.