ECLI:NL:OGEAA:2018:473

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 augustus 2018
Publicatiedatum
21 augustus 2018
Zaaknummer
Lar nr. AUA201703200
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing werk- en verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de appellant, wonend in Aruba, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om een werk- en verblijfsvergunning door de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. De minister had op 26 juli 2016 het verzoek afgewezen, waarna de appellant op 5 december 2016 bezwaar heeft gemaakt. Het bezwaar werd op 7 mei 2018 niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft de appellant op 23 november 2017 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar. Het gerecht heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 24 april 2017 is geëindigd, en dat het beroepschrift pas op 23 november 2017 is ingediend, wat buiten de termijn valt.

Het gerecht heeft de appellant in de gelegenheid gesteld om aannemelijk te maken dat hij het beroepschrift tijdig heeft ingediend, maar de appellant heeft aangevoerd dat hij niet bekend was met de wettelijke bepalingen. Gezien de omstandigheden heeft het gerecht geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechter heeft de appellant instructies gegeven voor het indienen van een hoger beroep, inclusief het vereiste griffierecht van Afl. 75. De uitspraak is gedaan op 20 augustus 2018, en de rechter heeft de beslissing uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 20 augustus 2018
Lar nr. AUA201703200
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant],
wonend in Aruba,
APPELLANT,
procederend in persoon,
gericht tegen:
de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.D. van Wilgen (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 26 juli 2016 heeft verweerder een verzoek van appellant om hem een werk- en verblijfsvergunning te verlenen, afgewezen.
Daartegen heeft appellant op 5 december 2016 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 23 november 2017 beroep ingesteld bij het gerecht.
Bij beschikking van 7 mei 2018 heeft verweerder het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaard.
Op 8 mei 2018 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken en gaat de termijn in op de dag na die, waarop de beslissing op het bezwaarschrift is gedagtekend. Ingevolge artikel 28, derde lid, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt. Ingevolge artikel 32, aanhef en onder a, kan het gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
2.2
De beschikking op bezwaar is gedagtekend op 7 mei 2018, zodat de beroepstermijn is geëindigd op 24 april 2017. Het beroepschrift, bij het gerecht ingekomen op 23 november 2017, is buiten deze termijn ingediend.
2.3
Bij brief van 9 januari 2018 heeft het gerecht appellant in de gelegenheid gesteld om aannemelijk te maken dat hij het beroepschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden, zoals bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Lar. In reactie daarop heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat hij niet bekend is met de wettelijke bepalingen.
2.4
Gelet op het voren overwogene, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 20 augustus 2018, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.