ECLI:NL:OGEAA:2018:473
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing werk- en verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de appellant, wonend in Aruba, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om een werk- en verblijfsvergunning door de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. De minister had op 26 juli 2016 het verzoek afgewezen, waarna de appellant op 5 december 2016 bezwaar heeft gemaakt. Het bezwaar werd op 7 mei 2018 niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft de appellant op 23 november 2017 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar. Het gerecht heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 24 april 2017 is geëindigd, en dat het beroepschrift pas op 23 november 2017 is ingediend, wat buiten de termijn valt.
Het gerecht heeft de appellant in de gelegenheid gesteld om aannemelijk te maken dat hij het beroepschrift tijdig heeft ingediend, maar de appellant heeft aangevoerd dat hij niet bekend was met de wettelijke bepalingen. Gezien de omstandigheden heeft het gerecht geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechter heeft de appellant instructies gegeven voor het indienen van een hoger beroep, inclusief het vereiste griffierecht van Afl. 75. De uitspraak is gedaan op 20 augustus 2018, en de rechter heeft de beslissing uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.