ECLI:NL:OGEAA:2018:472

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 augustus 2018
Publicatiedatum
21 augustus 2018
Zaaknummer
Lar nr. AUA201703108
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen uitblijven beslissing op bezwaar in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 augustus 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.B. Boyce, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf door de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Het bezwaar werd op 8 juni 2017 ingediend, maar de minister heeft niet tijdig een beslissing genomen. De appellant heeft vervolgens op 17 november 2017 beroep ingesteld tegen het uitblijven van deze beslissing.

Het Gerecht overweegt dat de termijn voor het indienen van beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar is vastgesteld op acht weken, te rekenen vanaf de datum waarop het bestuursorgaan in gebreke is geraakt. In dit geval had de minister uiterlijk op 31 augustus 2017 moeten beslissen, waardoor de termijn voor het indienen van beroep op 26 oktober 2017 eindigde. Aangezien het beroep pas op 17 november 2017 is ingediend, is het beroep buiten de gestelde termijn ingediend en derhalve niet-ontvankelijk.

De appellant heeft geprobeerd aan te tonen dat de termijn pas begon te lopen op het moment dat het bezwaarschrift compleet was, maar het Gerecht oordeelt dat de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) geen grondslag biedt voor dit standpunt. De rechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en kan binnen zes weken na dagtekening in hoger beroep worden aangevochten bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 20 augustus 2018
Lar nr. AUA201703108
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant],
wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
gericht tegen:
de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.D. van Wilgen (D.I.M.A.S.)

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 8 juni 2017 heeft verweerder een verzoek van appellant om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Daartegen heeft appellant op 8 juni 2017 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 17 november 2017 beroep ingesteld bij het gerecht.
Op 7 mei 2018 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ambtshalve overweegt het gerecht als volgt.
2.2
Ingevolge artikel 15, aanhef en onder a, van de Lar, voor zover thans van belang, stelt het bestuursorgaan het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift in handen van de bezwaaradviescommissie.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, brengt de bezwaaradviescommissie het bestuursorgaan binnen vier weken, nadat zij het bezwaarschrift van het bestuursorgaan heeft ontvangen, advies uit.
Indien het redelijkerwijs niet mogelijk is advies binnen de in het eerste lid bedoelde termijn uit te brengen, kan de commissie deze termijn ingevolge het tweede lid eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen. De commissie doet van een zodanige verlenging mededeling aan de indiener van het bezwaarschrift en het bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, neemt het bestuursorgaan de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
Ingevolge artikel 27, tweede lid, bedraagt, indien het beroepschrift betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, de termijn voor het indienen van een beroepschrift acht weken en gaat deze in op de dag, waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt, tijdig op het bezwaarschrift te beslissen.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt een beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard, indien het is ingediend, nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge artikel 28, derde lid, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
Ingevolge artikel 32, aanhef en onder a, kan het gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
2.3
Het bezwaarschrift is op 8 juni 2017 ingediend, zodat verweerder binnen twaalf weken na ontvangst daarvan, dat wil zeggen uiterlijk op 31 augustus 2017, op het daarbij gemaakte bezwaar diende te beschikken. Ingevolge artikel 27, tweede lid, van de Lar kon uiterlijk op 26 oktober 2017 tegen het uitblijven van zodanige beschikking beroep worden ingesteld. Het beroepschrift is op 17 november 2017, derhalve buiten deze termijn, ingediend.
2.4
Bij brief van 9 januari 2018 heeft het gerecht appellant in de gelegenheid gesteld om aannemelijk te maken dat hij het beroepschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden, zoals bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Lar. In reactie daarop heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat er pas op 13 juli 2017 sprake was van een compleet bezwaarschrift en dat dit de datum is waarop de termijn begint te lopen. Voor het betoog van appellant, dat de bezwaartermijn begint te lopen op de dag dat het bezwaarschrift compleet is bevonden , biedt de Lar geen grondslag.
2.5
Gelet op het voren overwogene, is het beroep niet-ontvankelijk.
2.6
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 20 augustus 2018, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.