In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, verzoekt de verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M. Wever, om een veroordeling van de naamloze vennootschap Hyatt Aruba N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. A.E. Barrios, tot betaling van Afl. 374.433,84. De verzoeker stelt dat zijn ontslag op staande voet, dat op 22 augustus 2017 plaatsvond, kennelijk onredelijk is. De verzoeker was sinds 25 januari 1992 in dienst bij Hyatt en heeft op de dag van ontslag een verklaring ondertekend waarin hij aangeeft zelf ontslag te hebben genomen. Hyatt heeft dit ontslag omgezet in een voorwaardelijk ontslag, afhankelijk van de vraag of de verzoeker daadwerkelijk zelf ontslag heeft genomen.
De rechter beoordeelt de situatie aan de hand van de jurisprudentie, waarbij de werkgever moet bewijzen dat er sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige wilsverklaring van de werknemer om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De verzoeker stelt dat zijn wil gebrekkig tot stand is gekomen door druk van Hyatt en zijn neurologische aandoening. Tijdens de zitting verklaren twee informanten dat de verzoeker zelf om ontslag heeft gevraagd, wat de rechter als voldoende bewijs beschouwt dat de verzoeker vrijwillig heeft ontslag genomen.
De rechter concludeert dat er geen sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag en wijst het verzoek van de verzoeker af. Tevens wordt de verzoeker veroordeeld in de proceskosten van Hyatt, die zijn begroot op Afl. 2.500. Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen op 31 juli 2018.