ECLI:NL:OGEAA:2018:449

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
321 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling door verdachte tegen bewaker op parkeerplaats

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte beschuldigd van mishandeling. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 28 juni 2018, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez. De officier van justitie, mr. T. Akkermans, eiste een taakstraf van 60 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De tenlastelegging betrof een incident op 2 mei 2018, waarbij de verdachte de bewaker, [slachtoffer], meermalen tegen zijn hoofd en lichaam zou hebben geslagen en/of geschopt.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van de getuigen en de verdachte, kwam het gerecht tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. De bewezenverklaring was gebaseerd op de aangifte van de bewaker en de verklaringen van getuigen die het incident hadden waargenomen.

De rechter oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling, zoals strafbaar gesteld in artikel 2:273 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en had hem pijn toegebracht. Gezien de omstandigheden en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld, werd een taakstraf van 40 uur opgelegd, waarvan 20 uur voorwaardelijk. De rechter besloot ook dat de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de taakstraf. Het vonnis werd uitgesproken op 19 juli 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in de [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.F.K.J. Lejuez.
De officier van justitie, mr. T. Akkermans, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee (2) jaren voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, te vervangen door 40 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
hij op 2 mei 2018 te Aruba [slachtoffer] heeft mishandeld door hem een of meermalen tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan en/of te schoppen;
[Sr art. 2:273]

3.Voorvragen

Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewezenverklaring

Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
hij op 2 mei 2018 te Aruba [slachtoffer] heeft mishandeld door hem
een ofmeermalen tegen zijn
hoofd en/oflichaam te slaan
en/of te schoppen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Algemene Recherche Oranjestad, met administratienummer [administratienummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 30 mei 2018 gesloten en ondertekend door [verbalisant 1], brigadier bij voormeld korps.
Bijlage 02
1. Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 7 mei 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], respectievelijke agent in opleiding en brigadrier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, ingedeeld bij de Divisie Algemene Recherche, voor zover inhoudende, als
aangifte van [slachtoffer]-zakelijk weergegeven:
Ik werk als bewaker. Een van mijn taken als bewaker is om de parkeerplaats die gelegen is aan de L.G. Smith Boulevard ten westen van het voormalige [vestigingsplaats] gebouw te beheren. Op 2 mei 2018 had ik dienst. Een auto reed de parkeerplaats op. Ik zag dat het dezelfde mannen waren, te weten vader en zoon waarmee ik afgelopen week problemen had gekregen. Er ontstond een vechtpartij. De zoon had mij enkele vuistslagen, die op mijn lijf landden, toegediend. Van deze slagen ondervond ik veel pijn.
Bijlage 04
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 mei 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 1], brigadrier bij het Korps Politie Aruba, ingedeeld bij de Divisie Algemene Recherche, voor zover inhoudende, als
verhoor van [getuige]-zakelijk weergegeven:
Omtrent het geval dat op 2 mei 2018 op de parkeerplaats van de voormalige [vestigingsplaats] plaatsvond heb ik het volgende te verklaren. Ik stond bij de kiosk gelegen te L.G. Smith Boulevard. De kiosk is gelegen precies tegenover de parkeerplaats van het voormalige [vestigingsplaats] kantoor. Ik stond bij de kiosk met mijn zicht richting voornoemde parkeerplaats toen ik plotseling een geschil op de parkeerplaats zag. Ik zag een beveiliger in een discussie met een Amerikaanse man en zijn zoon. Ik ken deze personen. Ik zag dat de zoon de beveiliger een vuist (het gerecht begrijpt: een vuistslag) tegen zijn gezicht toediende. Ik zag dat de beveiliger door de zoon werd aangevallen. De zoon had de beveiliger enkele vuisten (het gerecht begrijpt: vuistslagen) toegediend.
Bijlage 12
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 mei 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], agent in opleiding en agent bij het Korps Politie Aruba, ingedeeld bij de Divisie Algemene Recherche, voor zover inhoudende, als
verhoor van [verdachte]-zakelijk weergegeven:
Op 30 april 2018 reden wij (het gerecht begrijpt: mijn vader en ik) op de parkeerplaats ten westen van [naam bedrijf]. Wij hebben daar aan bewaker aangetroffen. Op 2 mei 2018 reden wij voornoemde parkeerplaats weer op. De voornoemde bewaker was weer aan het werken.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door een bewaker meermalen tegen zijn lichaam te slaan. Door aldus te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn toegebracht.
Het Gerecht heeft acht geslagen op de justitiële documentatie betreffende de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het Gerecht acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. De omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit strafrechtelijk is veroordeeld geeft aanleiding een deel van de taakstraf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:45, 1:46 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis;
beveelt dat een gedeelte van deze taakstraf, groot
26 (zesentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
13 (dertien) dagenhechtenis
, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
2 (twee) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf naar de maatstaf van twee (2) uren per in voorarrest doorgebrachte dag in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 19 juli 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.