ECLI:NL:OGEAA:2018:439

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 juli 2018
Publicatiedatum
16 juli 2018
Zaaknummer
K.G. nr. AUA201801519
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde pand na wanbetaling huur

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. C.S. Edwards, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure begon met een verzoekschrift op 31 mei 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 21 juni 2018. Eiser verhuurt een pand aan gedaagde voor Afl. 2.000,- per maand, maar gedaagde heeft sinds december 2017 geen huur meer betaald. Eiser heeft de huurovereenkomst opgezegd en gedaagde gesommeerd het pand te ontruimen, maar gedaagde heeft hieraan geen gehoor gegeven.

Eiser vordert in kort geding de ontruiming van het pand, een dwangsom voor elke dag dat gedaagde in gebreke blijft, en betaling van de huurachterstand van Afl. 15.218,43. Gedaagde erkent de huurachterstand, maar vraagt om een ruimere ontruimingstermijn en een betalingsregeling. De rechter oordeelt dat eiser voldoende spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, gezien de wanprestatie van gedaagde en het feit dat eiser een nieuwe huurder heeft gevonden.

De rechter wijst de vordering tot ontruiming toe, met de bepaling dat gedaagde het pand binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moet ontruimen. De gevorderde dwangsom wordt afgewezen, maar gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van Afl. 8.000,- aan achterstallige huur en in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 4 juli 2018
Behorend bij K.G. nr. AUA201801519
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISER],
wonende in Aruba,
EISER,
gemachtigde: mr. C.S. Edwards,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Aruba,
GEDAAGDE,
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 31 mei 2018;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 21 juni 2018.
1.2
Eiser is met zijn gemachtigde voornoemd verschenen. Gedaagde is verschenen samen met haar echtgenoot en heeft haar echtgenoot namens haar het woord laten voeren. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd en hebben gereageerd althans kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Eiser verhuurt aan gedaagde een pand gelegen te [adres] in Aruba (hierna: het gehuurde) tegen een maandelijkse huurprijs van Afl. 2.000,-.
2.2
Gedaagde heeft sinds de maand december 2017 geen huurpenningen meer betaald.
2.3
Eiser heeft bij brief van 18 oktober 2017 de huurovereenkomst opgezegd wegens onder meer te late huurbetaling.
2.4
Eiser heeft gedaagde per brief van 15 mei 2018 gesommeerd om het pand te ontruimen en om de huurachterstand vermeerderd met 15% buitengerechtelijke incassokosten te voldoen. Gedaagde heeft hieraan geen gehoor gegeven.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiser vordert in kort geding, samengevat, dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. gedaagde beveelt om het gehuurde onmiddellijk na betekening van dit vonnis te ontruimen, met medeneming van alle goederen en personen die zich aldaar van harer wege bevinden en onder afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking van eiser te stellen,
II. een dwangsom oplegt van Afl. 500,-- voor elke dag of deel daarvan dat gedaagde nalaat om aan dit vonnis te voldoen;
III. gedaagde veroordeelt tot betaling van afl. 15.218,43 aan achterstallige huur c.q. vergoeding, contractuele boete en overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de opeisbaarheid daarvan tot aan de dag der algehele voldoening, vermeerderd met elke maand dat gedaagde in gebreke blijft;
IV. gedaagde veroordeelt in de proceskosten.
3.2
Eiser stelt dat de huurovereenkomst door het verstrijken van de bepaalde tijd van rechtswege is geëindigd en dat gedaagde het gebruik van het gehuurde zonder recht of titel voortzet. Daarnaast levert de betalingsachterstand grond voor ontbinding op, aldus eiser. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting aangevoerd dat de opzegging zo nodig opgevat dient te worden als een (buitengerechtelijke) ontbindingsverklaring. Eiser heeft een spoedeisend belang bij de ontruiming, omdat hij een nieuwe huurder heeft gevonden die per juli 2018 het gehuurde wenst te betrekken.
3.3
Gedaagde voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Gedaagde is bereid het gehuurde te ontruimen, maar wenst een ruimere termijn. Zij is tevens bereid de huurachterstand te betalen, maar wenst een betalingsregeling.

4.DE BEOORDELING

4.1
Eiser heeft voldoende spoedeisend belang gesteld om ontvangen te worden in zijn vordering.
4.2
Gedaagde heeft erkend dat zij sinds de maand december 2017 geen huurbetalingen meer heeft gedaan, terwijl zij wel gebruik is blijven maken van het gehuurde.
4.3
Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde wanprestatie pleegt en dat die wanprestatie ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, waardoor voldoende aannemelijk is geworden dat in een bodemprocedure de vordering tot ontruiming van het gehuurde zal worden toegewezen. Eiser heeft er voorts een voldoende spoedeisend belang bij dat gedaagde het pand ontruimt.
4.4
Gelet op het voorgaande zal de verzochte ontruiming in na te noemen zin worden toegewezen. Gedaagde heeft subsidiair verzocht om haar een ruimere ontruimingstermijn te geven om andere woonruimte te zoeken. Gedaagde is echter al sinds december 2017 in gebreke met het betalen van de huur. Het gerecht zal, de wederzijdse belangen afwegende, bepalen dat gedaagde de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis dient te ontruimen.
4.5
De gevorderde dwangsom zal bij gebrek aan belang worden afgewezen. Eiser heeft voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te mogen inschakelen als gedaagde niet vrijwillig tot nakoming van de uit dit vonnis voortvloeiende verplichting tot ontruiming overgaat.
4.6
Gedaagde heeft voorts onvoldoende verweer gevoerd tegen de gevorderde huurachterstand dan wel gebruiksvergoeding tot aan de dag van ontruiming. Dit zal in na te noemen zin eveneens worden toegewezen. Nu eiser blijkens zijn brief van 1 mei 2018 (productie 5 verzoekschrift) zelf ook de door gedaagde betaalde borg al in mindering heeft gebracht op de totale (gestelde) betalingsachterstand, zal een bedrag van Afl. 8.000,- (6 maanden x Afl. 2.000,- -/- Afl. 4.000,-) aan huurachterstand dan wel gebruiksvergoeding tot en met de maand mei 2018 worden toegewezen.
4.7
De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. Eiser heeft onvoldoende gesteld en aannemelijk gemaakt dat daadwerkelijk buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt waarvoor de proceskosten niet reeds een vergoeding plegen in te sluiten. Voorts heeft eiser de overige gevorderde kosten onvoldoende onderbouwd. Een deugdelijke berekening van de contractuele boeterente ontbreekt en verder is onduidelijk hoe het gevorderde bedrag van Afl. 13.233,42 is opgebouwd, zodat het meer gevorderde wordt afgewezen.
4.8
Gedaagde zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van eiser, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 450,- aan griffierechten, Afl. 222,25 aan oproepingskosten en Afl. 1.000,00 aan gemachtigdensalaris.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:
5.1
beveelt gedaagde om het gehuurde binnen veertien (14) dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover deze zaken niet aan eiser toebehoren, en het pand onder afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van eiser;
5.2
veroordeelt gedaagde tot betaling van een bedrag van Afl. 8.000,00 aan achterstallige huur dan wel gebruiksvergoeding tot en met de maand mei 2018, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf de datum van opeisbaarheid van elk huurtermijn tot aan de dag van volledige voldoening, alsmede vermeerderd met Afl. 2.000,- voor iedere maand dat gedaagde het gehuurde na 1 mei 2018 niet zal hebben ontruimd;
5.3
veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure, gevallen aan de zijde van eiser, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 450,- aan griffierechten, Afl. 222.25 aan oproepingskosten en Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris;
5.4
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2018 in aanwezigheid van de griffier.