ECLI:NL:OGEAA:2018:438
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding betreffende opheffing conservatoir beslag op onroerend goed
In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. Chris Lejuez, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet verschenen is. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 16 mei 2018 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 juni 2016 was alleen de gemachtigde van eiser aanwezig, terwijl gedaagde niet ter zitting verscheen. Eiser heeft zijn vordering gehandhaafd, terwijl de vordering tegen de oorspronkelijk gedaagden sub 2 en sub 3 werd ingetrokken. Hierdoor werd verstek verleend tegen gedaagde en werd vonnis bepaald op 4 juli 2018.
Eiser vorderde dat gedaagde zou worden bevolen om binnen 7 dagen na het vonnis het conservatoir beslag op te heffen dat op 22 maart 2000 was gelegd op een perceel met kadastrale aanduiding. Het Gerecht oordeelde dat het spoedeisend belang van de vordering evident was en dat gedaagde de vorderingen van eiser niet had bestreden. De primaire vordering werd toegewezen, aangezien deze niet onrechtmatig of ongegrond was.
Gedaagde werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van eiser tot aan de uitspraak waren begroot op Afl. 450,- aan griffierechten, Afl. 460,58 aan kosten van oproeping en Afl. 1.000,- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis werd uitgesproken door mr. M. Schoemaker op 4 juli 2018, in aanwezigheid van de griffier.