ECLI:NL:OGEAA:2018:435
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake huurovereenkomst en betalingsvordering
In deze zaak, die voorlag bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagde met betrekking tot een huurovereenkomst die per 1 oktober 2017 is beëindigd. Eiser vorderde betaling van een bedrag van Afl. 689,-, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, omdat gedaagde volgens eiser nog een bedrag verschuldigd was na eerdere betalingen. Gedaagde heeft echter verweer gevoerd en stelde dat zij op 2 oktober 2017 een bedrag van Afl. 691,- in contanten aan eiser had betaald, maar kon dit niet bewijzen.
De procedure omvatte een tussenvonnis van 18 april 2018 en een comparitie van partijen op 22 mei 2018. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde de gevorderde bedragen van Web, Elmar en Serlimar erkende, maar haar verweer dat zij al had betaald, niet kon onderbouwen. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser vaststond en heeft deze toegewezen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van eiser.
Het vonnis is uitgesproken op 4 juli 2018 door mr. M. Schoemaker, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Gedaagde is in de kosten van de procedure veroordeeld, die tot op heden zijn begroot op Afl. 50,- aan griffierechten.