ECLI:NL:OGEAA:2018:421

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
AUA201800736
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van werknemer wegens ongeoorloofd gebruik van bedrijfsmiddelen en ontvangen van betalingen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 6 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de naamloze vennootschap Goedecke Aruba N.V. [verzoeker] was sinds 10 juni 2010 werkzaam als voorman voor Goedecke en werd op 14 februari 2018 op staande voet ontslagen. De reden voor het ontslag was een ernstige schending van zijn arbeidsverplichtingen, waaronder het ongeoorloofd gebruik van bedrijfsmiddelen en het ontvangen van betalingen van derden tijdens werktijd. [verzoeker] heeft het ontslag betwist en verzocht om nietigverklaring van het ontslag, wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn loon.

Tijdens de procedure zijn verschillende getuigenverklaringen overgelegd die de beschuldigingen van Goedecke ondersteunen. De werkgever stelde dat [verzoeker] en een collega, [X], bedrijfsmiddelen hebben gebruikt voor persoonlijke projecten en dat zij derden hebben geholpen met werkzaamheden waarvoor zij betaald werden. [verzoeker] ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat hij andere aannemers hielp in het kader van zijn werkzaamheden voor Goedecke.

Het gerecht heeft de verklaringen van Goedecke als overtuigend beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende redenen waren voor het ontslag op staande voet. De rechter heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van Goedecke, die zijn begroot op Afl. 2.500. De uitspraak benadrukt het belang van goed werknemerschap en de gevolgen van het schenden van arbeidsverplichtingen.

Uitspraak

Beschikking van 6 juli 2018
Behorend bij AUA201800736
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. P.A.J. van der Biezen,
tegen:
de naamloze vennootschap
GOEDECKE ARUBA N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Goedecke,
gemachtigde: de advocaat mr. K. de L’Isle.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van [verzoeker];
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van Goedecke;
- de behandeling ter zitting van 11 juni 2018 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
[verzoeker] (thans 40 jaar oud) is vanaf 10 juni 2010 werkzaam geweest voor Goedecke als voorman (superintendent) op het werk van Goedecke voor de raffinaderij van Aruba. Goedecke werkt alleen in opdracht van Citgo Aruba Refining N.V. (verder: Citgo).
2.2
Bij brief van 14 februari 2018 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. De tekst van die brief luidt voor zover van belang:
We refer to our meeting of February 13th, 2018, in which we confronted you with the information we have received on your actions. Our investigation had shown that you (in al events):- Have used Company resources (employees and/or materials) to assist third parties with projects during working hours;- Have instructed one or more parties that the Company does business with to pay you directly for materials.(…)The above described actions are considered serious breach of your employment obligations, are in contradiction of the principle of acting as a good employee (goed werknemerschap) and could even be considered an act of tort (onrechtmatige daad).It is therefore clear to us that the above described actions constitute an urgent reason to proceed with the termination of your employment agreement with immediate effect.For sake of clarity, each of the actions mentioned above are singularly and jointly cause (urgent reason) for the termination of your employment agreement with immediate effect.
2.3 [
[verzoeker] heeft bij brief van 21 februari 2018 zich op de nietigheid van het ontslag beroepen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
[verzoeker] verzoekt – samengevat – nietigverklaring van het ontslag, wedertewerkstelling en veroordeling van Goedecke tot doorbetaling van zijn loon met wettelijke verhoging en wettelijke rente, met veroordeling van Goedecke tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
[verzoeker] grondt het verzoek erop dat het ontslag nietig is.
3.3
Goedecke voert hiertegen verweer, met verzoek tot veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
De redenen waarom [verzoeker] op staande voet is ontslagen zijn – kort gezegd – het (naar kennelijk bedoeld wordt ongeoorloofd) gebruik van bedrijfsmiddelen gedurende de werkdag ten behoeve van derden en/of het (ongeoorloofd) direct ontvangen van betalingen door derden in verband met het gebruik door deze van materiaal van Goedecke.
4.2
Als bewijs daarvoor legt Goedecke foto’s over van een bedrijfstruck die (volgens Goedecke zonder noodzaak) buiten het terrein van Citgo staat en be- of afgeladen wordt met of van steigermateriaal van [aannemer], een andere aannemer.
Volgens de schriftelijke verklaring van mw. [A] (time keeper) van 26 april 2018 viel het haar op dat [verzoeker] en [X] vaak gezamenlijk lang van de werkplek, het terrein van de raffinaderij, waren en zij had gehoord dat [verzoeker] en [X] voor derden werkzaamheden verrichtten en daarvoor zelfs personeel van Goedecke inzetten (onder meer voor een werk ter waarde van Afl. 70.000,). Zij is ermee bekend dat [verzoeker] en [X] personeel van Goedecke opdracht geven om materiaal voor [ander aannemer] te stapelen en transporteren.
Mw. [B] (office manager) bevestigt in haar schriftelijke verklaring dat in ieder geval vanaf oktober 2017 [verzoeker] en [X] veel niet declarabele uren (overhead) maakten en onverklaarbaar vaak niet op het terrrein van de raffinaderij waren. Zij bevestigt samen met mw. [A] van een andere werknemer te hebben gehoord dat [verzoeker] en [X] werkten voor derden en daarbij personeel van Goedecke inzette (onder meer voor een werk ter waarde van Afl. 70.000,). Mw. [B] is door een uitzendbureau van dhr. [C] (van naam uitzendbureau) gebeld omdat men daar geïrriteerd was dat men elke maand [verzoeker] en [X] Afl. 200, per uitzendkracht moest betalen voor gebruik van veiligheidsmateriaal van Goedecke. Mw. [B] was ook aanwezig bij een gesprek waar dhr. [C] voorgaande bevestigde. Mw. [B] bevestigt verder aanwezig te zijn geweest bij gesprekken met mw. [D] (van Citgo) en dhr. [E] die in grote lijnen de beschuldigingen van Goedecke bevestigen.
Verder zou [verzoeker] tijdens het onderzoek hebben toegegeven dat materiaal van Goedecke werd uitgeleend aan door haar ingehuurde onderaannemers of ingeleende krachten terwijl voor dat materiaal betaald moest worden.
Dhr. [F] verklaart dat hij in opdracht van [X] materiaal van Goedecke in [verzoeker]’s huis verstopte. Hij verklaart verder dat [verzoeker] en [X] hem hadden verzocht om te verklaren dat hij een bedrijfstruck had gekocht waarvan [X] hem had verteld dat [verzoeker] die al verkocht had.
Dhr. [E] verklaart dat hij heeft gezien dat [verzoeker] en [X] materiaal van Goedecke buiten het terrein van de raffinaderij brachten en aflaadden, in ieder geval ook ten behoeve van [ander aannemer].
Dhr. [G] verklaart dat [verzoeker] en [X] [ander aannemer] hebben geholpen bij het uitbrengen van een offerte voor steigerwerk en dat werk eerst door Goedecke zou worden uitgevoerd.
Mw. [D] (van Citgo) ten slotte bevestigt in haar schriftelijke verklaring dat haar in de periode februari 2017 tot januari 2018 vreemde dingen zijn opgevallen met betrekking tot Goedecke. Werknemers van Goedecke zijn gebruikt voor werk door een derde. De truck van Goedecke wordt door een derde gebruikt voor werk buiten toegangspoort 3. Personeel van Goedecke werkt daar ook aan dat project. [verzoeker] en [X] maken op haar de indruk dat zij leiding geven op het werk.
In een schriftelijke verklaring deelt dhr. [C] mee dat na het vertrek van de vorige manager van Goedecke, dhr. [H], betaling voor huur van materiaal (contant) rechtstreeks aan [verzoeker] en [X] moest gebeuren. Het gaat in totaal om een bedrag van Afl. 31.200,.
Dhr. [H], voormalig hoogst leidinggevende van Goedecke ter plaatse, verklaart schriftlijk [ander aannemer] niet te kennen als vaste contractspartij of (zakelijk) contact van Goedecke. Hem is maar een keer bekend dat [ander aannemer] een vorkheftruck huurde. Dat Goedecke voor niets materiaal aan derden ter beschikking zou hebben gesteld ontkent dhr. [H] met klem.
4.3
Volgens [verzoeker] heeft hij andere (onder)aannemers geholpen. Dat is niet alleen usance, zoals kan blijken uit een zestal schriftelijke verklaring van andere (onder)aannemers en de schriftelijke verklaring van de directeur van [ander aannemer], maar wordt zelfs verplicht gesteld in het contract van Goedecke met Citgo. Goedecke verhuurt geen materiaal volgens [verzoeker]. Dat kan ook niet, alle steigermateriaal is exclusief voor door Citgo opgedragen werk bestemd.
4.4
De verklaring van [C] is volgens [verzoeker] ingegeven door wraakgevoelens omdat [X] werknemers van [C] heeft gewezen op hun bevoegdheid om met klachten over de werkgever naar de Directie Arbeid te stappen. De overige verklaringen zijn onjuist of de gevolgtrekking foutief.
4.5
Het gerecht acht het uiterst onwaarschijnlijk - en daarmee onvoldoende gemotiveerd - dat de verklaring van [C] enkel is ingegeven door wraakgevoelens jegens [X] en/of [verzoeker]. Onverklaard blijft immers waarom [C] daar dan pas, volgens de verklaring van [B], medio januari 2018 mee komt, als hij het gevoel zou hebben gehad dat [X] hem al voor het eind van 2017 een hak had gezet door werknemers van zijn bedrijf te adviseren zich tot de Directie Arbeid te wenden met klachten over [C]. Door [verzoeker] is ook niet voldoende gespecificeerd aangegeven wat dan precies de reden is geweest waarom werknemers van [C] zich nota bene tot [X] zouden hebben gewend met klachten over slechte salarisbetaling door [C]. Dat het zoveel werknemers zou hebben betroffen dat [C] daardoor met hen en/of de Directie Arbeid zodanige problemen kreeg dat hij [X] een hak zou willen zetten met een volledig gefabuleerd verhaal over huur van materiaal van Goedecke gekoppeld aan contante betaling aan [X] en/of [verzoeker] is ook niet voldoende toegelicht.
4.6
Tegenover de verklaring van [H], dat Goedecke geen materiaal voor niks ter beschikking van andere (onder)aannemers stelde leggen de verklaringen die daarover door [verzoeker] zijn overgelegd te weinig gewicht in de schaal. Het heeft dus ook geen nut hen over de juistheid van die schriftelijke verklaring als getuigen te horen terwijl niet gesteld is dat zij als getuige nog aanvullend zouden kunnen verklaren. Het gerecht hecht er bij de weging van deze verklaringen aan dat het niet voor de hand ligt dat een aannemer gratis materiaal ter beschikking stelt aan derden, waaronder ook concurrenten. De verklaring van [H], die inmiddels niets meer met het werk op de raffinaderij te maken heeft en daarover dus – bewust of onbewust – zonder enig eigen belang kan verklaren, acht het gerecht daarom overtuigend.
De uitleg die [verzoeker] aan het contract tussen Goedecke en Citgo geeft, waar is geregeld dat:
Contractor will ccoperate with other contractors as reasonably required for efficient, timely completion of the project,wat volgens [verzoeker] zou inhouden dat aannemers elkaar ‘gratis’’ helpen met materiaal, is binnen commerciële relaties als die tussen Citgo en haar aannemers alsook die aannemers onderling onwaarschijnlijk en niet voldoende toegelicht is waarom [verzoeker] op een dergelijke uitleg mocht vertrouwen.
4.7
Het verweer van [verzoeker] doet ook in onvoldoende mate af aan de stelling van Goedecke dat [verzoeker] en [X] beiden (de nummers 1 en 2 van het bedrijf ter plaatse) heel vaak en voor langere tijd niet op het Citgo terrein te vinden waren terwijl Goedecke geen werk voor derden verricht. Met Goedecke is het gerecht van oordeel dat de verklaringen daarvoor onvoldoende zijn. Het ligt immers niet voor de hand dat de nummers 1 en 2 ijs gaan halen of zich bezighouden met het wegbrengen en ophalen van vervoersmiddelen naar een garage. Onbetwist is dat Goedecke 31 werknemers heeft waarvan 10 supervisor zijn. Niet voldoende uitgelegd is waarom dan toch de nummers 1 en 2 van het bedrijf er langdurig en vaak op uit gingen om klussen buiten het Citgo terrein te doen waarvan niet gebleken is dat die dat rechtvaardigen. In het licht van de overige feiten is veel aannemelijker, en daarmee onvoldoende gemotiveerd weersproken, dat [verzoeker] en [X] voor eigen rekening activiteiten ondernamen.
4.8
Hetgeen hierboven is overwogen rechtvaardigt een ontslag op staande voet. Daaraan doet het dienstverband en de leeftijd van [verzoeker] niet af. Nu niet is gebleken dat [verzoeker] in opdracht van [X] handelde en hij geen aanleiding had om aan de juistheid van diens opdracht te twijfelen of zich zodanig onder druk gezet voelde dat hij de opdrachten niet durfde te weigeren zijn de gedragingen van [verzoeker] ook aan hem toerekenbaar.
4.9
De vordering wordt daarom afgewezen. Als de in het ongelijk te stellen partij zal [verzoeker] de proceskosten van Goedecke moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Goedecke worden begroot op Afl. 2.500, aan salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 6 juli 2018 in aanwezigheid van de griffier.