ECLI:NL:OGEAA:2018:418
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verlenging van voorlopige toevertrouwing van een minderjarige aan de Voogdijraad
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 juli 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de voorlopige toevertrouwing van een minderjarige aan de Voogdijraad. De minderjarige, geboren in Aruba in 2015, is het resultaat van een affectieve relatie tussen de moeder en de vader. De vader heeft de minderjarige erkend, maar de moeder oefent alleen het gezag uit. Op 20 februari 2018 heeft het gerecht al een voorlopige toevertrouwing aan de Voogdijraad bekrachtigd, waarbij de moeder in haar ouderlijk gezag is geschorst tot 20 mei 2018.
De Voogdijraad heeft op 9 mei 2018 een verzoek ingediend tot verlenging van de voorlopige toevertrouwing voor een periode van drie maanden. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 mei 2018 waren de verzoeker, de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de Voogdijraad aanwezig. Het gerecht heeft de feiten en het verslag van de Voogdijraad in overweging genomen en vastgesteld dat de wettelijke gronden voor de voorlopige toevertrouwing nog steeds aanwezig zijn.
Het gerecht heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat de Voogdijraad het gezag blijft uitoefenen. Daarom is het verzoek tot verlenging van de voorlopige toevertrouwing toegewezen. De beschikking bepaalt dat de voorlopige toevertrouwing van de minderjarige aan de Voogdijraad wordt verlengd tot 20 augustus 2018, en dat de moeder gedurende deze periode is geschorst in de uitoefening van het gezag over de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.