Op 3 juli 2018 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, geboren in respectievelijk 2003, 2006 en 2008. Het verzoek tot ondertoezichtstelling werd ingediend door de Voogdijraad, die zich zorgen maakte over de opvoedingsvaardigheden van de moeder. Tijdens de procedure, die begon met een verzoekschrift op 22 maart 2018, werd op 11 juni 2018 een minderjarigenverhoor gehouden. De vader van de minderjarige sub 2 was aanwezig, terwijl de moeder, ondanks een behoorlijke oproeping, niet verscheen.
De feiten wezen uit dat de moeder alleen het gezag uitoefent over de minderjarigen, en dat er bij de moeder een gevoel van onmacht en een gebrek aan opvoedingsvaardigheden aanwezig is. Dit leidde tot de conclusie dat de minderjarigen met zedelijke en lichamelijke ondergang bedreigd worden. De hulpverlening binnen het vrijwillige kader bleek onvoldoende, wat de noodzaak voor ondertoezichtstelling onderstreepte.
De rechter oordeelde dat het noodzakelijk was om de minderjarigen onder toezicht te stellen voor een periode van één jaar. Tevens werd de plaatsing van de minderjarige [de minderjarige 1] in het Orthopedagogisch Centrum en de plaatsing van de minderjarigen [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] in de Imeldahof bevolen. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn.