ECLI:NL:OGEAA:2018:408

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
E.J. 3084 van 2016 (AUA201600986)
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en doorbetaling van loon in arbeidsrechtelijke geschil tussen werknemer en werkgever

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de naamloze vennootschap Post Aruba N.V. [verzoeker] was sinds 1 november 1996 in dienst bij Post Aruba en vervulde de functie van all round besteller. Op 8 juni 2016 werd hij geschorst in verband met een onderzoek naar zijn handelswijze met betrekking tot poststukken. Dit leidde tot zijn ontslag op staande voet op 16 juni 2016, waarbij Post Aruba stelde dat [verzoeker] zich poststukken had toegeëigend en niet conform de procedures had gehandeld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2017 werd het ontslag betwist door [verzoeker], die de nietigheid van het ontslag inriep. Het Gerecht moest beoordelen of het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was. Na het horen van getuigen en het bestuderen van camerabeelden, concludeerde het Gerecht dat Post Aruba niet voldoende bewijs had geleverd voor de beschuldigingen van verduistering. De verklaringen van getuigen waren niet overtuigend genoeg om het ontslag te rechtvaardigen.

Het Gerecht oordeelde dat het ontslag op staande voet niet standhield en dat [verzoeker] recht had op doorbetaling van zijn loon, evenals op werkhervatting binnen 14 dagen na betekening van de uitspraak. Post Aruba werd veroordeeld in de kosten van het geschil. Deze beschikking werd uitgesproken op 3 juli 2018 door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht.

Uitspraak

Beschikking van 3 juli 2018
Behorend bij E.J. 3084 van 2016 (AUA201600986)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen:
de naamloze vennootschap
POST ARUBA N.V.,
te Aruba, VERWEERDER, hierna te noemen: Post Aruba,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling op 14 maart 2017, met de daarbij overgelegde producties en pleitaantekeningen;
- het mondeling vonnis van 14 maart 2017;
- de processen-verbaal van getuigenverhoor van 29 mei 2017; 7 september 2017 en 7 december 2017;
- de conclusie na enquête
- de antwoordconclusie na enquête.
De beschikking is bepaald op heden.

2.HET VERZOEK EN DE BEOORDELING

2.1. [
verzoeker] is sedert 1 november 1996 werkzaam bij Post Aruba, laatstelijk in de functie van all round besteller tegen een bruto maandloon van Afl. 4.112,-. Zijn werkzaamheden bestonden (onder meer) uit het assisteren van de douane bij het controleren van binnengekomen post in Aruba op het heffen van invoerrecht. Deze werkzaamheden werden verricht in een open ruimte in het postkantoor. Die ruimte is voorzien van camerabewaking.
2.2.
Op 8 juni 2016 is [verzoeker] door Post Aruba geschorst in verband met een onderzoek naar zijn handelswijze aangaande de door hem behandelde poststukken bij het controleren op invoerrechten. In een nadien uitgevoerd onderzoek zijn de camerabeelden uitgelezen en hebben verschillende personen een verklaring afgelegd. Ook is op 8 juni 2016 tegen [verzoeker] aangifte gedaan bij de politie wegens de verdenking dat hij zich poststukken heeft toegeëigend.
2.3.
Bij brief van 16 juni 2016 is [verzoeker] ontslagen op staande voet, waarbij als grond is genomen:
“Uit het onderzoek blijkt dat u volgens ongeordende werkwijze handelt, niet conform procedures werkt, op een verdachte manier handelt en de inhoud van postpakketten, die niet voor u bestemd zijn heeft toegeëigend.”
In de brief is opgenomen dat deze gronden zowel afzonderlijk als gezamenlijk een dringende reden opleveren.
[verzoeker] heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen.
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2017 is Post Aruba in de gelegenheid gesteld om de door haar aangevoerde dringende reden te bewijzen. Ter voldoening aan die bewijsopdracht zijn in enquête en contra-enquête verschillende getuigen gehoord. Hun verklaringen komen hierna aan de orde.
2.5.
De centrale vraag is of het aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet standhoudt. Het Gerecht beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
2.6.
Het belangrijkste verwijt dat aan [verzoeker] is gemaakt betreft de verduistering (toeëigening) van niet voor hem bedoelde poststukken. Het Gerecht is van oordeel dat dit niet is komen vast te staan. Het belangrijkste bewijs voor deze stelling lijkt te moeten worden gevonden in het verwijt dat [verzoeker] poststukken wegneemt op de volgende wijze:
Een paar dagen geleden zijn mij videobeelden getoond. Ik heb deze beelden gekeken in bijzin van [getuige 1] en [getuige 2] werkzaam bij Post Aruba en ook was mijn team chef daar aanwezig en de sectie chef. Op de vraag of ik op deze beelden iets onregelmatig heb gezien moet ik dat bevestigend beantwoorden. Ik zie namelijk dat de heer [verzoeker] pakketten die vrij van visitatie zijn uit een zak haalt waarin ze gestopt zijn en ze onder de tafel legt. ([getuige 3])
[verzoeker] heeft hiervoor echter een verklaring gegeven die niet met deze waarneming in strijd is:
“U houdt mij vervolgens voor dat de douane beambte [getuige 3] als getuige een verklaring heeft afgelegd op 7 september 2017, waarin zij verklaarde dat zij gezien heeft dat ik pakketten dat die vrij waren uit een zak haal waarin ze gestopt waren en onder tafel leg. Ik kan dit als volgt verklaren. Ik heb zeer beperkte werk ruimte en het kan voorkomen dat een pakket in een zak valt. Als ik pakketten mis bij de invoering in het systeem ga ik opzoek naar die pakketten. Er is ook te zien dat ik langs rekken loop of ik die pakketten kan vinden. Soms vind ik dat pakket in de zak waarin die niet thuis hoort. Ik haal dat pakket er dan uit en ik leg onder de tafel, want ergens anders is geen plaats.”(getuige [verzoeker]).
Ook de door de getuige [getuige1] aangetroffen proppen met verpakkingsmateriaal zijn niet onomstotelijk aan [verzoeker] te koppelen. De verklaring van de getuige [getuige 1] luidt:
“Ik ben in dienst bij Post Aruba. Op 3 juni 2016 was ik net begonnen als Security Officer. Ik werkte op die dag op de afdeling Post Pakketten en ik had zicht op de werkplek van de heer [verzoeker]. Aan het eind van de middag zag ik dat hij met tape iets omwikkelde. Ik zag vervolgens dat meneer [verzoeker] heen en weer liep. Later zag ik hem iets in de prullenbak gooien. Ik heb toen hij vertrokken was aan het eind van de dienst in de prullenbak gekeken en daar iets uitgehaald. Het was een prop die met tape was omwikkeld. Samen met een collega, mevrouw [getuige 4], heb ik die prop uit elkaar gehaald. Het bleek er meerdere omhulsuls van pakken te zijn. Die waren echter leeg. Dit was vreemd, want we krijgen bij de post geen lege pakketten.”
Vaststaat dat de prullenbak zich in een omgeving bevond waar meerdere personen werkten en die ook toegankelijk was voor anderen. Er zit bovendien enige tijd tussen de waargenomen handeling en de “ontdekking” in de prullenbak, terwijl ook niet vaststaat dat dit de enige prop was in die prullenbak. De camerabeelden hebben voorts evenmin uitsluitsel gegeven. De verklaring van de getuige [getuige 4] levert geen verdere aanwijzing op.
2.7.
Al met al komt het erop neer dat Post Aruba de handelingen van [verzoeker] wel verdacht kon vinden, maar dat het bewijs van verduistering c.q. toeëigening niet is geleverd. Post Aruba had die dag bovendien op eenvoudige wijze de tas van [verzoeker] kunnen controleren, als zij reden had om te denken dat hij zich aan verduistering schuldig maakte.
2.8.
De overige verwijten zijn, zo zij al zouden komen vast te staan, niet toereikend voor een gegrond ontslag op staande voet. Vaststaat immers dat de ruimte waarin [verzoeker] werkte overvol en onoverzichtelijk was, zodat het begrijpelijk is dat daarin moet worden geïmproviseerd. Het openen van de pakketjes, wat hem aanvankelijk ook werd verweten, deed hij in opdracht van en onder toezicht van een douanebeambte en kan worden gerekend tot een werkmethode die in de loop der tijd zonder tegenspraak is ontstaan.
2.9.
Het bovenstaande leidt ertoe dat het ontslag op staande voet geen stand houdt. De vorderingen van [verzoeker] zijn in na te melden zin toewijsbaar. De wettelijke rente is evenzeer toewijsbaar. Bij gebrek aan een duidelijke toelichting neemt het Gerecht aan dat met de vertragingsrente in casu de wettelijke rente wordt bedoeld. De werkhervatting zal worden uitgesproken met een termijn van 14 dagen na betekening, nu Post Aruba daartoe mogelijk maatregelen moet nemen. Het Gerecht merkt overigens op dat bij terugkeer Post Aruba wel de bevoegdheid toekomt om [verzoeker], passend bij de functie, andere werkzaamheden op te dragen.
2.10.
Post Aruba zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geschil worden veroordeeld.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
veroordeelt Post Aruba om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] zijn loon te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van iedere loontermijn tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde is gekomen;
veroordeelt Post Aruba om [verzoeker] binnen 14 dagen na betekening van deze uitspraak weer toe te laten tot het werk;
veroordeelt Post Aruba in de kosten van het geschil, aan de zijde van [verzoeker] begroot op Afl. 50,- aan griffierecht en Afl. 3.750,- aan gemachtigdensalaris (5 punten tarief 5);
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 juli 2018 in aanwezigheid van de griffier.