ECLI:NL:OGEAA:2018:403

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
AUA201801461
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte verklaring omtrent gedrag op basis van strafrechtelijke veroordeling

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 2 juli 2018 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die in persoon procedeerde tegen de beschikking van de aangewezen ambtenaar van 22 mei 2018. Klager had verzocht om afgifte van een verklaring omtrent zijn gedrag ten behoeve van het verkrijgen van een verblijfsvergunning. De aangewezen ambtenaar had dit verzoek afgewezen, omdat er bezwaren tegen klager waren geconstateerd, voortvloeiend uit een eerdere veroordeling in 2016 voor opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen, specifiek voor de handel in cocaïne en marihuana. Klager betoogde dat hij spijt had van zijn daden en een kans wilde om zijn leven opnieuw op te bouwen met zijn echtgenote.

Het gerecht oordeelde dat de aangewezen ambtenaar op goede gronden had geweigerd de verklaring af te geven, gezien de ernst van het delict en de recente veroordeling van klager. De rechter concludeerde dat de bezwaren tegen klager, gelet op het doel van de afgifte, voldoende waren om de aanvraag te weigeren. Het gerecht verklaarde de klacht van klager ongegrond, en deze beslissing werd genomen door mr. A.J.H. van Suilen. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open, zoals bepaald in artikel 28, derde lid, van de Landsverordening VOG.

Uitspraak

Beschikking van 2 juli 2018
AUA201801461
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:
[klager],
wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 22 mei 2018 van:
de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 22 mei 2018 heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Op 28 mei 2018 heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 18 juni 2018, waar klager en verweerder zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 22, eerste lid, Lv VOG geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
2.2
Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ten behoeve van het verkrijgen van een verblijfsvergunning.
2.3
Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klager. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager bij onherroepelijk geworden vonnis van het gerecht van 13 mei 2016 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren voor opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen. De aard van dit strafbare feit, namelijk de handel in cocaïne en marihuana, vormt volgens verweerder, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht, een zodanig bezwaar dat afgifte van een verklaring omtrent het gedrag moet worden geweigerd. Daarbij heeft verweerder mede in aanmerking genomen dat het betrekkelijk kort geleden is dat klager in aanraking is geweest met justitie.
2.4
Klager betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen zijn persoon, gelet op het doel, waarvoor de afgifte is verzocht, te weten het verkrijgen van een verblijfsvergunning. Daartoe voert hij aan dat hij spijt heeft van wat er is gebeurd en dat hij zijn les heeft geleerd. Hij erkent dat hij in het verleden een fout heeft gemaakt, maar hij wil een kans krijgen om zijn leven samen met zijn echtgenote alhier te kunnen voortzetten.
2.5
Het gerecht is van oordeel dat, in aanmerking genomen de veroordeling van klager in 2016 voor een strafbaar feit in de periode van 2013 tot 2015, alsmede de aard en ernst van het gepleegde delict, te weten het handelen in cocaïne en marihuana, verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hem, gelet op het doel waarvoor afgifte is verzocht, is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager Onder deze omstandigheden was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven. Het betoog faalt reeds om deze reden. Hetgeen klager voor het overige aanvoert, behoeft dan ook geen bespreking.
2.6
Gelet op het vorenoverwogene zal de klacht ongegrond worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, op 2 juli 2018.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).