ECLI:NL:OGEAA:2018:4

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 januari 2018
Publicatiedatum
15 januari 2018
Zaaknummer
Aua201702084
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar inzake vergunning tot tijdelijk verblijf voor minderjarige

Op 8 januari 2018 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarbij appellante, in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter, beroep heeft ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar tegen de afwijzing van een verzoek om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf. De afwijzing vond plaats op 28 februari 2017, waarna appellante op 6 april 2017 bezwaar heeft gemaakt. Omdat verweerder, de minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie, geen verweerschrift heeft ingediend, heeft het gerecht geoordeeld dat het beroep gegrond is. Het gerecht heeft vastgesteld dat er ten tijde van het sluiten van het onderzoek geen reële beslissing op het bezwaar was genomen en dat de ongemotiveerde afwijzing niet in stand kan blijven. De rechter heeft verweerder opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak een reële beslissing te nemen op het bezwaar van appellante. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 500,-, en is het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

Uitspraak van 8 januari 2018
Aua201702084
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellante], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [kind],
wonend in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie,
gericht tegen:
de minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 28 februari 2017 heeft verweerder een verzoek van appellante om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf voor haar minderjarige dochter [kind] afgewezen.
Daartegen heeft appellante op 6 april 2017 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 24 augustus 2017 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het gerecht overweegt dat appellante tijdig in beroep is gekomen tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift.
2.2
Ingevolge artikel 32, aanhef en onder c, van de Lar kan het gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien de beslissing waartegen het beroep is gericht, kennelijk niet in stand kan blijven. De vaststelling dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar is genomen en de omstandigheid dat geen verweer door verweerder is gevoerd, maken dat de ongemotiveerde, als afwijzende beslissing op het bezwaar geldende, beschikking kennelijk niet in stand kan blijven. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Verweerder dient binnen drie maanden na deze uitspraak een reële beslissing te nemen.
2.3
Nu appellante met recht in beroep is gekomen en zich bij gemachtigde heeft laten vertegenwoordigen, is aannemelijk geworden dat appellante hiertoe noodzakelijke kosten heeft gemaakt. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op een bedrag van Afl. 500,- aan gemachtigdensalaris.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beschikking op het bezwaar van appellante;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 500,-;
- gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing werd gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 8 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).