ECLI:NL:OGEAA:2018:394

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
A.R. 1112 van 2017 / AUA201700979
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na verkeersongeval en verjaringseisen

In deze zaak vorderde de naamloze vennootschap New India Assurance Representative N.V. (hierna: New India) betaling van Afl. 21.000,- van [gedaagde], als schadevergoeding voor een verkeersongeval dat op 2 september 2007 had plaatsgevonden. [gedaagde] had onder invloed van alcohol en/of drugs gereden, wat resulteerde in schade aan de auto van een derde, die door New India was vergoed. New India had regres genomen op [gedaagde] voor het bedrag dat zij had uitgekeerd.

De procedure omvatte verschillende stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften. New India stelde dat [gedaagde] zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen, ondanks meerdere aanmaningen. [gedaagde] voerde verweer en stelde dat de vordering was verjaard, omdat deze na vijf jaar niet meer kon worden opgeëist.

Het gerecht oordeelde dat de vordering van New India gegrond was op de regresvordering, waarvoor de verjaringstermijn van toepassing was. De rechter concludeerde dat de verjaring was gestuit door een erkenning van de schuld door [gedaagde] in een recovery agreement, maar dat deze erkenning niet voldoende was om de vordering opnieuw te stuiten. Uiteindelijk werd de vordering van New India afgewezen, en werd New India veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Vonnis van 27 juni 2018
Behorend bij A.R. 1112 van 2017 / AUA201700979
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
NEW INDIA ASSURANCE REPRESENTATIVE N.V.,
te Aruba,
hierna te noemen: New India,
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart,
tegen:
[gedaagde],
te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de rolbeschikking;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 2 september 2007 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij de auto van [gedaagde] betrokken was. De auto werd bestuurd door [gedaagde], die onder invloed van sterke drank en/of verdovende middelen reed. Door het ongeval is schade veroorzaakt aan de auto van een derde, welke schade door New India is vergoed. De som van de vergoede schade en de in verband daarmee gemaakte kosten bedraagt Afl. 21.149,43. New India heeft regres genomen op [gedaagde] ter hoogte van het door haar aan de derde betaalde bedrag.
2.2
In een
recovery agreementhebben partijen onder meer als volgt te kennen gegeven:
“1. Debtor acknowledges fault and responsibility for the traffic accident/collision occurred (…)
2. Parties have mutually fixed the damages resultant to New India’s insured from this accident al Afls. 21.149,43 (…) which is now due to New India by legal subrogation.
3. Debtor hereby commits himself and promises to settle these damages by payment to New India (…)”
Het stuk is op 15 februari 2008 ondertekend door beide partijen.
2.3
Bij brief van 20 september 2008 heeft New India [gedaagde] gemaand om zijn betalingsverplichtingen na te komen. Daarbij is te kennen gegeven dat, indien hij dat nalaat, gerechtelijke stappen zullen worden ondernomen.
2.4
In een stuk, getiteld ‘aanmaningsbrief/ingebrekestelling/schuldbekentenis’ en gedateerd op 10 maart 2014, is vermeld dat [gedaagde] verklaart New India een bedrag van Afl. 21.000,- schuldig te zijn, uit hoofde van voormeld ongeval. Daarbij wordt [gedaagde] ook gemaand binnen een bepaalde termijn aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. Op de ruimte voor de handtekening van de schuldenaar, is een stempel geplaatst van [naam kantoor advocaat], het kantoor van de toenmalige gemachtigde van [gedaagde]. Daaronder is een handtekening gezet.
2.5
Bij aangetekend verzonden brief van 20 oktober 2015 heeft New India [gedaagde] gemaand om binnen een bepaalde termijn aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen, waarna gerechtelijke stappen zullen worden ondernomen.
2.6
Bij aangetekend verzonden brief van 23 mei 2017 heeft New India [gedaagde] gemaand om binnen een bepaalde termijn aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen, waarna gerechtelijke stappen zullen worden ondernomen.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1
New India vordert – uitvoerbaar bij voorraad – [gedaagde] te veroordelen tot betaling van Afl. 21.000,-, vermeerderd met rente en kosten.
3.2
Aan deze vordering legt New India ten grondslag dat [gedaagde] haar het bedrag verschuldigd is, dat zij heeft uitgekeerd ter vergoeding van schade, ontstaan door een door [gedaagde] veroorzaakt ongeval.
3.3 [
gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarbij hij zich heeft beroepen op verjaring. In dit verband heeft [gedaagde] betoogd dat de vordering tot nakoming van de
recovery agreement,gelet op het daarin bepaalde, op het moment van het op schrift stellen van die overeenkomst opeisbaar is geworden, zodat deze vordering na verloop van vijf jaren, te weten in september 2015, is verjaard.

4.DE BEOORDELING

4.1
Zoals hiervoor onder 3.2 is vermeld, heeft New India de vordering gegrond op de door [gedaagde] veroorzaakte schade die zij aan een derde heeft vergoed, waarvoor verzekeringsdekking van [gedaagde] was uitgesloten. De vordering is dan ook gegrond op de regresvordering van New India op [gedaagde]. Op zulke regresvorderingen is artikel 3:310 BW van toepassing. Het ontstaansmoment van de regresvordering van een hoofdelijk verbonden schuldenaar is het moment waarop hij de schuld aan de schuldeiser voldoet voor méér dan het gedeelte dat hem aangaat (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3784). Gelet hierop, is de aanvangstermijn voor de verjaring van die vordering de dag, volgend op voormeld ontstaansmoment (artikel 3:110, eerste lid, BW). Weliswaar heeft [gedaagde] niet gesteld welke dag als zodanig dient te worden aangemerkt, maar omdat aangenomen mag worden dat deze dag is gelegen voorafgaand aan die waarop de
recovery agreementdoor [gedaagde] is ondertekend, overweegt het gerecht verder als volgt.
4.2
De
recovery agreementheeft, gelet op de bewoordingen daarvan, zoals weergegeven onder 2.2, te gelden als een erkenning van het recht van New India. Dat betekent dat de verjaring daarmee is gestuit (artikel 3:318 BW) en dat een nieuwe verjaringstermijn is gaan lopen, aanvangend op 16 februari 2008 en eindigend op 16 februari 2013. Gedurende deze periode heeft geen andere stuitingshandeling plaatsgevonden. Indien de brief van 20 september 2008 al als zodanig kan worden aangemerkt (artikel 3:317, eerste lid, BW), is ook de daarmee aangevangen verjaringstermijn verstreken, zonder dat binnen die termijn een stuitingshandeling heeft plaatsgevonden (artikel 3:319 BW). Vervolgens rest de vraag of [gedaagde] met het stuk van 10 maart 2014 opnieuw de vordering van New India heeft erkend. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord, omdat niet vast is komen te staan, dat [gedaagde] dit stuk heeft ondertekend. Van zijn zijde is gesteld dat het stuk door de receptioniste van het kantoor van zijn toenmalige gemachtigde in ontvangst is genomen en ondertekend, hetgeen door New India niet is betwist.
4.3
Gelet op het vorenoverwogene, slaagt het beroep op verjaring. Dat betekent dat de vordering wordt afgewezen.
4.4
New India dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

5.DE UITSPRAAK

het gerecht:
wijst de vordering af;
veroordeelt New India in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [gedaagde] worden begroot op Afl. 2.000,- (2 punten in tarief 4) aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 27 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.