ECLI:NL:OGEAA:2018:391

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
A.R. 3241 van 2012 (AUA201200030)
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiel recht; Tussenvonnis inzake verlies aan verdiencapaciteit en deskundigenrapportages

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 27 juni 2018 een tussenvonnis gewezen in de zaak van eiser [eiser] tegen de naamloze vennootschap Team Industrial Services N.V. De procedure betreft een geschil over de gevolgen van een ongeval dat eiser heeft overkomen, waarbij hij letsel heeft opgelopen aan zijn linkerhand. Eiser heeft deskundigenrapporten laten opstellen door een neuroloog, een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, die elk hun bevindingen hebben gerapporteerd over de aard van de klachten en de gevolgen voor de arbeidsongeschiktheid van eiser.

De neuroloog heeft vastgesteld dat eiser lijdt aan een Chronisch Regionaal Pijn Syndroom (CRPS-I) en dat er beperkingen zijn in de functie van zijn dominante linkerhand. De verzekeringsarts heeft echter een minder ernstige beoordeling gegeven van de beperkingen van eiser, wat leidt tot een verschil in de vaststelling van het percentage arbeidsongeschiktheid. De arbeidsdeskundige concludeert dat eiser arbeidsongeschikt is voor zijn eigen werk, maar nog wel in staat is om ander werk te verrichten, met een geschat arbeidsongeschiktheidspercentage van 42%.

Het Gerecht overweegt dat de neuroloog de meest relevante deskundige is en dat zijn bevindingen zwaarder wegen dan die van de verzekeringsarts. Het Gerecht stelt vast dat eiser niet alleen arbeidsongeschikt is voor zijn eigen werk, maar ook dat hij zich actief op de arbeidsmarkt moet begeven om zijn schade te beperken. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunten verder toe te lichten.

Uitspraak

Vonnis van 27 juni 2018
Behorend bij A.R. 3241 van 2012 (AUA201200030)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiser],
te Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
de naamloze vennootschap
Team Industrial Services N.V.,
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Team,
gemachtigden: advocaten mrs. M.A. Ellis-Schipper en R.C. Samuels.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 februari 2018;
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiser];
- de conclusie na deskundigenbericht van Team.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING VAN HET GESCHIL

2.1
Op verzoek van het Gerecht zijn drie deskundigenrapportages vervaardigd. Partijen hebben daarop kunnen reageren. In de rapportage van de neuroloog [naam neuroloog] is onder meer opgenomen dat bij [eiser] sprake is van een afwezige eindphalanx van de vijfde vinger links. Voor [eiser] is dat zijn dominante hand. Daarnaast heeft [naam neuroloog] in zijn rapport beschreven dat bij [eiser] sprake is van een beeld, passend bij een Chronisch Regionaal Pijn Syndroom, type 1. Blijkens het rapport kenmerkt dit syndroom zich door “distaal aanwezige abnormale sensorische, motore, sudomotore vasomotore/oedematische en/of trofische verschijnselen” en is de progressie van het syndroom over de tijd variabel.
De beperkingen acht hij in relatie staan met het ongeval dat [eiser] is overkomen. De linkerhand kent beperkingen voor fijnere bewegingen De maximale kracht en duurzaamheid van de kracht zijn voor 9% verminderd.
2.2
In het rapport van de verzekeringsarts [naam verzekeringsarts], ingeschakeld om een FML op te stellen ten behoeve van de arbeidsdeskundige, is, samengevat, opgenomen dat de door [eiser] geuite klachten niet geheel passen bij de door [naam verzekeringsarts] gedane bevindingen. Opvallend in het rapport is de constatering van de in de linkerarm nog aanwezige spierkracht en de eeltvorming op de linkerhand. Hij wijst erop dat de door de neuroloog [naam neuroloog] verrichte EMG geen aanwijzingen heeft voor een neurogeen letsel in het verzorgingsgebied van de nervus ulnaris links - de aangedane kant. Hij komt wel tot beperkingen bij [eiser], maar niet de “forse” beperkingen die [eiser] zelf ondervindt. De beperkingen die hij noemt liggen op het terrein van tillen, dragen, duwen en trekken. Ook constateert hij verminderde kracht in de linkerhand, maar niet zoveel als [eiser] aangeeft (met name betwijfelt hij het gestelde onvermogen om iets vast te pakken).
2.3
In het rapport van de arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] wordt beschreven dat [eiser] is uitgevallen van zijn werk als “technician”, daarvoor ook arbeidsongeschikt is, maar dat hij nog wel geschikt is voor andere werkzaamheden. Hij acht zichzelf ook daarvoor geschikt. In verband met de bij [eiser] aanwezige verdiencapaciteit en de verminderde beloning in de geschikte functies, komt zij op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 42%. In het rapport constateert de arbeidsdeskundige verder dat [eiser] sedert het ongeval in september 2007 vrijwel geen werk van betekenis meer heeft verricht - mogelijk uit angst dat hij zijn claim op Team zou verspelen.
2.4
In hun reacties hebben partijen geen commentaar op het rapport van [naam neuroloog]. Het rapport van [naam verzekeringsarts] wordt door Team eveneens onderschreven, terwijl [eiser] bezwaar heeft tegen de opmerkingen rond zijn passiviteit ten aanzien van het vinden van werk en de kracht in zijn linkerarm. [eiser] wijst erop dat hij door de SVB niet als arbeidsongeschikt geldt, gezien zijn specifieke klacht, en dat dit werkgevers afschrikt. Daarnaast slikt hij de pijnstiller Tramadol, 2x daags. De rapportage van de arbeidsdeskundige wordt door Team eveneens onderschreven, zij het dat zij het percentage arbeidsongeschiktheid te hoog vindt. [eiser] is van mening dat de deskundige de geringe inzetbaarheid op de arbeidsmarkt niet heeft meegenomen en dat hij alternatief werk voor Team, onder andere in de VS niet heeft kunnen uitvoeren. Voorts acht hij de door de arbeidsdeskundige aangenomen lonen voor de vervangende functies te hoog.
2.5
Het Gerecht overweegt het volgende. Ten aanzien van de causaliteit geldt allereerst dat het rapport van [naam neuroloog] een duidelijk verband legt tussen de klachten van [eiser] en het ongeval. Hij heeft ook de diagnose CRPS-I gesteld, wat door [naam verzekeringsarts] (deels) wordt onderschreven. Hier heeft de specifieke deskundigheid van de neuroloog te prevaleren, zodat het Gerecht de reserve van [naam verzekeringsarts] op dit punt niet overneemt. Dat dit tot gevolg heeft dat niet alle klachten van [eiser] direct zijn te objectiveren, is in het kader van de vraag naar de aansprakelijkheid van Team niet doorslaggevend. De gevolgen van het ongeval kunnen haar immers wel worden toegerekend. Uit het rapport van [naam verzekeringsarts] blijkt voorts dat de grovere bewegingen met de linkerhand wel te maken zijn. Dat verklaart ook de eeltvorming in die hand als gevolg van het trainen van de linker arm. Daar waar [naam verzekeringsarts] stelt dat de fijnere bewegingen toch mogelijk zouden moeten zijn, is dat in tegenspraak met de bevindingen van de neuroloog, waarbij ook hier heeft te gelden dat zijn bevindingen zwaarder wegen, nu hij binnen zijn specialisme heeft gerapporteerd.
2.6
Deze verschillende benadering van de door [eiser] geuite klachten kan gevolgen hebben voor de vaststelling van het verlies aan verdiencapaciteit. De arbeidsdeskundige is uitgegaan van het (lichtere) beperkingenprofiel dat [naam verzekeringsarts] heeft opgesteld en komt tot een schatting van 42% arbeidsongeschiktheid. Hoewel binnen het kader van de aansprakelijkheidsvraag dit percentage moet worden gerelativeerd, kan uit het rapport van [naam arbeidsdeskundige] wel worden afgeleid dat [eiser] arbeidsongeschikt is voor zijn eigen werk, maar dat hij nog wel ander werk kan doen. [eiser] vindt dat zelf ook. Dat werk is door de arbeidsdeskundige als lager betaald aangeduid, zij het hoger dan [eiser] aannemelijk acht. Dit heeft tot gevolg dat er schade aan de zijde van [eiser] is ontstaan. Daar staat tegenover dat van [eiser] wel verwacht mag worden dat hij zich (zoveel mogelijk) op de arbeidsmarkt begeeft. Door dat niet te doen en (kennelijk bewust) thuis te blijven, vergroot hij zijn schade. Dat hoeft niet voor risico van Team te komen, zodat het Gerecht uitgaat van de situatie dat [eiser] vervangend werk zou hebben gezocht en gevonden. Ook acht het Gerecht bij gebrek aan andere informatie de door de arbeidsdeskundige aangenomen loonbedragen voor de vervangende werkzaamheden plausibel, zodat daarvan zal worden uitgegaan.
2.7
Het verweer van Team dat het inkomen van [eiser] hoe dan ook zou zijn gedaald na het sluiten van de raffinaderij van [naam raffinaderij], legt geen gewicht in de schaal. Niet gebleken is immers dat [eiser] nadien niet in staat zou zijn om soortgelijk c.q. gelijk betaald werk te verrichten, in Aruba of daarbuiten (zoals [eiser] heeft aangevoerd).
2.8
Dit leidt ertoe dat het Gerecht als uitgangspunt zal nemen dat [eiser] arbeidsongeschikt is voor zijn eigen werk, maar nog wel in staat is om vervangend werk te doen. De loonwaarde van dat werk wordt, mede op basis van het rapport van de arbeidsdeskundige, gesteld op Afl. 2.200,- bruto per maand tegen een oorspronkelijk loon van Afl. 3.813,- bruto per maand. Dit levert een bruto maandschade op van Afl. 1.613,- per maand. Voor de vaststelling van het verlies aan verdienvermogen moet dit worden omgezet naar een nettobedrag. Gezien het letsel van [eiser], de herstelperiode en behandeling die hij heeft ondergaan, zal voor de eerste twee jaren de maandschade op Afl. 3.813,- bruto per maand worden gesteld - waarop in mindering komt hetgeen Team hem heeft doorbetaald of hetgeen hij uit hoofde van ziekteverzekeringen heeft ontvangen. Indien [eiser] thans enig inkomen heeft, dat hij niet zou hebben gehad indien het ongeval hem niet was overkomen, komt dat in mindering op de schade.
2.9
Uit de rapportages van de deskundigen leidt het Gerecht verder af dat er mogelijk ook beperkingen zijn ontstaan ten aanzien van huishoudelijke taken en zelfwerkzaamheid. Informatie daarover ontbreekt.
2.1
In het vonnis van 19 februari 2014 heeft het Gerecht reeds opgemerkt dat [eiser] zijn schade in de procedure moet opgeven en dat geen verwijzing naar de schadestaat volgt. Het Gerecht heeft nog geen eiswijziging gezien, zodat [eiser] daartoe, met inachtneming van hetgeen in het thans gewezen vonnis is overwogen, in de gelegenheid zal worden gesteld. Op de gewijzigde eis zal Team kunnen reageren.
2.11
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 29 augustus 2018 voor een akte aan de zijde van [eiser] (P1), waarna Team mag reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 27 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.