In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een incident tot zekerheidstelling in een civiele procedure. De eiseres, woonachtig in de Verenigde Staten van Amerika, heeft een vordering ingediend tegen de gedaagde, die in Aruba woont. De eiseres in het incident vordert dat de gedaagde wordt veroordeeld tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten die zij mogelijk verschuldigd is in de hoofdzaak. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat zij niet gehouden is tot het stellen van zekerheid op grond van verdragsbepalingen, omdat zij geen Amerikaans staatsburger is, maar een permanente inwoner. Het Gerecht heeft overwogen dat de bepalingen van het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika niet van toepassing zijn op de gedaagde, omdat zij geen staatsburger is. Het Gerecht heeft vervolgens geoordeeld dat de gedaagde wel degelijk verplicht is om zekerheid te stellen voor de proceskosten. De gedaagde is veroordeeld tot het stellen van zekerheid ten behoeve van de eiseres voor een bedrag van Afl. 28.000,--, te betalen binnen zes maanden na de uitspraak. Indien de gedaagde niet tijdig aan deze verplichting voldoet, zal zij in de hoofdzaak niet-ontvankelijk worden verklaard. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.