ECLI:NL:OGEAA:2018:390

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
A.R. no. 2515 van 2017/AUA201703209
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in het incident tot zekerheidstelling met betrekking tot proceskosten in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een incident tot zekerheidstelling in een civiele procedure. De eiseres, woonachtig in de Verenigde Staten van Amerika, heeft een vordering ingediend tegen de gedaagde, die in Aruba woont. De eiseres in het incident vordert dat de gedaagde wordt veroordeeld tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten die zij mogelijk verschuldigd is in de hoofdzaak. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat zij niet gehouden is tot het stellen van zekerheid op grond van verdragsbepalingen, omdat zij geen Amerikaans staatsburger is, maar een permanente inwoner. Het Gerecht heeft overwogen dat de bepalingen van het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika niet van toepassing zijn op de gedaagde, omdat zij geen staatsburger is. Het Gerecht heeft vervolgens geoordeeld dat de gedaagde wel degelijk verplicht is om zekerheid te stellen voor de proceskosten. De gedaagde is veroordeeld tot het stellen van zekerheid ten behoeve van de eiseres voor een bedrag van Afl. 28.000,--, te betalen binnen zes maanden na de uitspraak. Indien de gedaagde niet tijdig aan deze verplichting voldoet, zal zij in de hoofdzaak niet-ontvankelijk worden verklaard. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.

Uitspraak

Vonnis van 27 juni 2018
Behorend bij A.R. no. 2515 van 2017/AUA201703209
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de hoofdzaak van:
[eiseres],
wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
eiseres,
hierna ook te noemen: [gedaagde in incident],
gemachtigde: de advocaat mr. J.M. (Jeannot) de Cuba,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [eiseres in incident],
gemachtigde: de advocaat mr. J.M. (Jill) de Cuba,
en in het incident tot zekerheidstelling van:
[eiseres in incident],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres in incident],
gemachtigde: de advocaat mr. J.M. (Jill) de Cuba,
tegen:
[gedaagde in incident],
wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
verweerster,
hierna ook te noemen: [gedaagde in incident],
gemachtigde: de advocaat mr. J.M. (Jeannot) de Cuba,

1.DE PROCEDURE

in de hoofdzaak en in het zekerheidstellingsincident

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift in de hoofdzaak;
-de door [eiseres in incident] genomen incidentele conclusie tot zekerheidstelling;
-de door [gedaagde in incident] genomen antwoordconclusie in het zekerheidstellingsincident.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE BEOORDELING

in het zekerheidstellingsincident

2.1 [
eiseres in incident] vordert dat het Gerecht bij vonnis:
-[gedaagde in incident] veroordeelt tot het stellen van zekerheid middels een depot onder de griffie van dit Gerecht voor de betaling van kort gezegd de proceskosten waartoe zij in de hoofdzaak veroordeeld zou kunnen worden, met bepaling van het aan zekerheid te stellen bedrag op Afl. 30.400,--, althans een door het Gerecht te bepalen ander bedrag;
-bepaalt dat [eiseres in incident] in de hoofdzaak niet behoeft te antwoorden en voort te procederen indien [gedaagde in incident] niet heeft voldaan aan de veroordeling tot zekerheidstelling;
-[gedaagde in incident] veroordeelt in de incidentele proceskosten.
2.2 [
gedaagde incident] voert verweer en concludeert primair tot afwijzing van de incidentele vordering van [eiseres in incident], kosten rechtens. Subsidiair concludeert [gedaagde incident] tot matiging van het aan zekerheid te stellen bedrag tot een maximum van 4 procespunten in totaal ad Afl. 15.200,-- met bepaling van de termijn waarbinnen dat bedrag moet zijn betaald op zes maanden.
2.3
Krachtens het eerste lid van artikel 122 Rv stelt de eiser in een hoofdzaak als de onderhavige op vordering van de wederpartij en alvorens deze in die zaak enig verweer of tegenzeggen behoeft te doen zekerheid voor de proceskosten tot betaling waarvan hij veroordeeld zou kunnen worden. Krachtens het tweede lid sub a. van dat artikel bestaat er geen verplichting tot het stellen van zekerheid indien dit voortvloeit uit een verdrag. Krachtens het tweede lid sub d. van artikel 122 Rv bestaat die verplichting evenmin indien daardoor voor degene van wie zekerheid wordt gevorderd de effectieve toegang tot de rechter zou worden belemmerd.
2.4
In het licht van vorenstaande stelt de in de Verenigde Staten van Amerika woonachtige [gedaagde in incident] primair dat zij op grond van het bepaalde van het tweede lid sub a. van artikel 122 Rv niet gehouden is tot het stellen van de voor [eiseres in incident] beoogde zekerheid op grond van de hierna vermelde verdragsbepalingen, omdat zij onderdaan is van de Verenigde Staten van Amerika. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
2.5
Ingevolge het eerste lid van artikel V van het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika van 27 maart 1956 (hierna: het Verdrag) zullen onderdanen en vennootschappen van de ene partij binnen het grondgebied van de andere partij nationale behandeling genieten met betrekking tot het recht zich in elke aanleg te wenden tot onder meer de gewone rechter, zowel ter verkrijging als ter verdediging van hun recht. Ingevolge artikel 5 van het bij het Verdrag behorende Protocol omvat voormeld recht onder meer het recht op vrijstelling van het storten van een waarborgsom voor de proceskosten.
2.6
Naar het oordeel van het Gerecht wordt met onderdaan in de zin van het Verdrag bedoeld (voor zover thans van belang) hij of zij die Amerikaans staatsburger is. Vast staat dat [gedaagde in incident] houder is van een zogeheten “
Green Card” op grond waarvan zij legaal in de Verenigde Staten van Amerika verblijft als “
permanent resident”. Die verblijfstatus aldaar brengt niet met zich dat [gedaagde in incident] Amerikaans staatsburger is. Aldus zijn voormelde bepalingen van het Verdrag niet van toepassing op [gedaagde in incident]. Dientengevolge slaagt het beroep van [gedaagde in incident] op het tweede lid sub a. van artikel 122 Rv in verbinding met het Verdrag niet.
2.7
Subsidiair stelt [gedaagde in incident] met een verklaring van een accountant onderbouwd dat voor haar door het moeten stellen van zekerheid de effectieve toegang tot de rechter in de hoofdzaak zou worden belemmerd omdat zij thans werkloos is en (reeds vier jaren) geen bron van inkomsten heeft. Die stelling oordeelt het Gerecht in het licht van na te melden ruime betalingstermijn niet of onvoldoende aannemelijk, nu [gedaagde incident] wel in staat blijkt te zijn om een aanzienlijk bedrag aan griffierechten te betalen en een gerenommeerd in Aruba gevestigd advocatenkantoor haar belangen in dezen te laten behartigen.
2.8
De slotsom luidt dat [gedaagde in incident] zal worden veroordeeld tot het stellen van zekerheid ten behoeve van [eiseres in incident] voor de proceskosten waartoe [gedaagde in incident] veroordeeld zou kunnen worden. Die kosten worden op grond van het geldelijk belang in de hoofdzaak van Afl. U$$ 450.000,-- vooralsnog begroot op Afl. 28.000,-- (4 punten van tarief 9 van het liquidatietarief, ad Afl. 4.000,-- per punt). Dat bedrag aan zekerheid dient [gedaagde in incident] binnen zes maanden na de uitspraak van dit vonnis te betalen aan de Griffier van dit Gerecht. Aan de gemachtigde van [eiseres in incident] dient dienaangaande uiterlijk één dag na ommekomst van die termijn een betalingsbewijs te worden verstrekt door [gedaagde in incident] waaruit blijkt dat naar genoegen zekerheid is gesteld. Indien [gedaagde in incident] niet of niet tijdig de zekerheid stelt waartoe zij wordt veroordeeld, zal zij in de hoofdzaak in beginsel niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.9
Indien niet naar genoegen zekerheid is gesteld, zal de door [eiseres in incident] in de hoofdzaak te nemen conclusie van antwoord zich mogen beperken tot deze vaststelling.
2.1
De beslissing over de kosten van dit incident zal worden aangehouden tot aan de einduitspraak in de hoofdzaak.
in de hoofdzaak
2.11
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.9, die hier als ingelast en herhaald heeft te gelden, wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in het zekerheidstellingsincident
-veroordeelt [gedaagde in incident] tot het stellen van zekerheid voor betaling van proceskosten waartoe zij veroordeeld kan worden in de hoofdzaak;
-bepaalt het tot zekerheid te stellen bedrag vooralsnog op Afl. 16.000,--, te betalen aan de griffier van dit Gerecht binnen zes maanden na de uitspraak van dit vonnis;
-bepaalt dat [gedaagde incident] uiterlijk één dag na ommekomst van voormelde termijn een betalingsbewijs dient te verstrekken aan (de gemachtigde van) [eiseres in incident] waaruit blijkt dat naar genoegen zekerheid is gesteld;
-houdt de beslissing met betrekking tot de kosten van dit incident aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
-verwijst de zaak naar een nader door de rolrechter te bepalen rolzitting voor het nemen van een conclusie van antwoord door [eiseres in incident];
-bepaalt voor het geval dat blijkt dat niet naar genoegen zekerheid is gesteld door [gedaagde in incident], dat de door [eiseres in incident] te nemen conclusie van antwoord zich mag beperken tot de vaststelling daarvan;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 27 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.