ECLI:NL:OGEAA:2018:382

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
AUA201801150
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen en geheimhoudingsplicht

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de naamloze vennootschap Notariskantoor […] N.V. en [verweerster]. De procedure volgde op een schorsing van [verweerster] op 28 februari 2018, die later werd verlengd. Notariskantoor verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen, waarbij zij stelde dat [verweerster] haar geheimhoudingsplicht had geschonden en zich misdroeg op kantoor. [verweerster] voerde gemotiveerd verweer en betwistte de beschuldigingen. Het Gerecht oordeelde dat Notariskantoor niet had aangetoond dat [verweerster] haar geheimhoudingsplicht had geschonden. De enkele omstandigheid dat [verweerster] met een ex-collega had gebeld, was onvoldoende voor een dringende reden voor ontslag. Het Gerecht concludeerde dat de arbeidsrelatie verstoord was, maar dat beide partijen een verwijt te maken viel. Uiteindelijk werd de arbeidsovereenkomst ontbonden met een billijkheidsvergoeding van Afl. 15.350,-- aan [verweerster].

Uitspraak

Beschikking van 26 juni 2018
Behorend bij AUA201801150
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
NOTARISKANTOOR […] N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: [notariskantoor],
gemachtigde: de advocaat mr. A.J. Swaen,
tegen
[VERWEERSTER],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: de advocaat mr. D. Canwood.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de behandeling ter zitting van 31 mei 2018 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
[verweerster] , inmiddels bijna 50 jaar oud, is sinds 5 september 2006 in dienst van [notariskantoor] tegen een bruto maandloon van Afl. 3.611,--.
2.2 [
[verweerster] is op 28 februari 2018 voor de duur van één week geschorst. De daarvan opgemaakte brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
(…)
Vanmorgen heb je opnieuw een aanvaring gehad met een collega, die niet nodig was geweest als je enigszins volwassen had gedragen.
Prive-aangelegenheden mogen geen invloed hebben op het functioneren van kantoor. Je hoeft je ook niet te bemoeien met zaken die andere collega’s aangaan. Je bent medewerker om een bijdrage te leveren aan ons kantoor en om een goed product af te leveren.
(…)
Als jouw kennis te kort schiet is er een collega of ben ik er om te helpen de zaak vlot te trekken. Daar hebben we, zonder mijn medeweten, niemand van buiten kantoor bij nodig.
Gebleken is dat je een oud-collega, die werkzaam is op een ander kantoor, betrekt bij de afwikkeling van de grote overdracht waar jij mee bezig bent; deze zaak loopt al langere tijd, maar vanaf medio november 2017 kan hij worden afgemaakt.
Dat is een ernstige schending van de geheimhoudingsplicht die je hebt aanvaard bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst. (…).
Het zal jou duidelijk zijn dat een dergelijk lek in mijn organisatie niet te tolereren is. Het risico dat andere informatie al gedeeld is, is heel groot.
Al eerder heb ik schriftelijk vastgelegd dat de samenwerking met jou uiterst kwetsbaar is. Het is niet de eerste keer dat ik intern of extern kennis moet nemen van jouw gebrek aan geduld en manieren.
Het gemis aan vertrouwen en jouw negatieve houding ten opzichte van collega’s, clienten, kantoor bieden geen basis voor een goede samenwerking voor de toekomst en zijn vandaag een reden voor mij om jou voor een week te schorsen.
Indien er geen verbetering komt in jouw attitude en functioneren, is er voor jou in mijn kantoor geen plaats meer.
(…).
2.3
De schorsing van [verweerster] is op 7 maart 2018 met nog een week verlengd.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
[notariskantoor] verzoekt het gerecht om de arbeidsovereenkomst met [verweerster] met onmiddellijke ingang te ontbinden op grond van gewichtige redenen, zonder toekenning aan [verweerster] van een vergoeding en met veroordeling van [verweerster] tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
[notariskantoor] grondt het verzoek, samengevat, erop dat [verweerster] in haar functie is tekortgeschoten omdat zij de regels met betrekking tot haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden en omdat [verweerster] zich op kantoor meerdere malen heeft misdragen.
3.3 [
verweerster] voert gemotiveerd verweer dat, voor zover voor de beslissing van belang, hieronder zal worden besproken.

4.4. DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of [verweerster] zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van haar geheimhoudingsplicht en of een dergelijke overtreding ook voldoende ernstig is om de arbeidsovereenkomst onmiddellijk te beëindigen.
4.2
De rechter kan op grond van artikel 7A:1615w van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens gewichtige redenen welke een dringende reden als bedoeld in artikel 1615o lid 1 BW zouden opleveren, alsook veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
4.3 [
[notariskantoor] beroept zich primair op het bestaan van een dringende reden. Bij de beoordeling of een dergelijke reden zich voordoet dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen.
4.4
Ter onderbouwing van het verzoek heeft [notariskantoor] aangevoerd dat [verweerster] , zonder haar medeweten en toestemming, vertrouwelijke gegevens omtrent een zaak heeft gedeeld met een ex-collega die momenteel werkzaam is op een met [notariskantoor] concurrerend notariskantoor. [verweerster] betwist dat er sprake is van schending van de geheimhoudingsplicht. [verweerster] heeft ter zitting aangegeven inderdaad telefonisch contact te hebben gehad met haar ex-collega, maar dat zij tijdens dit gesprek enkel haar frustraties over de zaak met deze ex-collega heeft geuit.
Vast staat dat [verweerster] op bedoelde dag, tijdens kantooruren, met haar ex-collega heeft gebeld. Dat [verweerster] geheime/betrouwbare informatie heeft gedeeld met een derde die reeds een paar jaar op een concurrerend notariskantoor werkzaam is, is naar het oordeel van het Gerecht echter een verwijt dat verder niet op feiten is gebaseerd. Daartoe overweegt het Gerecht als volgt. [notariskantoor] heeft op 28 februari 2018 vernomen dat [verweerster] haar geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden. Ter onderbouwing hiervan heeft [notariskantoor] een verklaring van [naam X] , die de kamer op dat moment met [verweerster] deelde, in het geding gebracht. Uit deze verklaring blijkt dat zij de precieze inhoud van het gesprek of ontvangen antwoorden op gestelde vragen of gegeven advies niet helemaal heeft kunnen volgen. Verder heeft ze verklaard dat [verweerster] na het gesprek heeft opgemerkt dat de ex-collega’s “akkoord waren met haar beredenering over de zaak” en “dat dit soort praktijken aan de kant van [verweerster] aan haar werd bevestigd door andere collega’s op kantoor, die soortgelijke situatie hebben meegemaakt”. Uit de stukken, waaronder de verklaring van [naam X] , en hetgeen ter zitting is besproken is niet gebleken dat [verweerster] feitelijke informatie omtrent de zaak heeft uitgewisseld met deze ex-collega. Niet is gebleken, zoals [notariskantoor] heeft gesteld, dat [verweerster] de aanpak van de zaak of de juridische constructie met betrekking tot de zaak met deze ex-collega heeft besproken. Dat [verweerster] na het gesprek opgemerkt zou hebben dat haar ex-collega’s akkoord waren met haar beredenering over de zaak is evenmin komen vast te staan.
Op grond van het voorgaande is het Gerecht van oordeel dat [notariskantoor] niet heeft aangetoond dat [verweerster] haar geheimhoudingsverplichting heeft geschonden. Dat [verweerster] vertrouwelijke informatie aan deze oud-collega heeft verschaft, mist nadere onderbouwing. De enkele omstandigheid dat [verweerster] met haar ex-collega op de bedoelde dag heeft gebeld en haar ontevredenheid aangaande de zaak tot uiting heeft gebracht, levert niet een dringende reden voor ontslag op. Nu niet van een dringende reden is gebleken, wordt het primaire standpunt van [notariskantoor] gepasseerd.
4.5
Daarmee komt het Gerecht toe aan de vraag of er sprake is van veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk of op korte termijn behoort te eindigen. [notariskantoor] meent dat de arbeidsrelatie, gelet op het gedrag van [verweerster] , verstoord is geraakt. [notariskantoor] heeft aangegeven dat binnen het notariskantoor, zowel onder de leidinggevenden als onder het overige personeel, een groot gevoel van onbehagen over hun werkrelatie met [verweerster] heerst, en dat zij geen vertrouwen in heeft dat in de toekomst nog op een effectieve en prettige manier met [verweerster] samengewerkt kan worden. Ter onderbouwing hiervan heeft [notariskantoor] een aantal verklaringen van collega’s overgelegd, waarbij dezen hun ontevredenheid over het gedrag en de houding van [verweerster] kenbaar maken. Ter zitting heeft [verweerster] beaamd snel geïrriteerd te kunnen raken en heeft ze verklaard soms woorden te gebruiken waar zij achteraf spijt van heeft. Voorts heeft zij aangegeven dat zij, nadat zij bekend is geraakt met bovengenoemde verklaringen, geen heil ziet in voortzetting van de samenwerking met [notariskantoor]. Het Gerecht is op grond van het voorgaande van oordeel dat de arbeidsverhouding tussen partijen dusdanig verstoord is geraakt, dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen in beginsel op korte termijn beëindigd dient te worden.
4.6
Vervolgens staat ter beoordeling de vraag of het met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt dat aan [verweerster] een vergoeding wordt toegekend. Het Gerecht is van oordeel dat in dit geval beide partijen te verwijten valt dat de arbeidsverhouding verstoord is geraakt. [verweerster] kan een verwijt worden gemaakt nu zij het zich, door haar gedraging en haar houding, onmogelijk heeft gemaakt binnen het notariskantoor van [notariskantoor]. Dat [notariskantoor] een verwijt kan worden gemaakt volgt uit de omstandigheid dat zij in de afgelopen jaren geen actie heeft ondernomen ten aanzien van het gedrag van [verweerster] om de situatie op kantoor werkbaar te houden en haar heeft geschorst op basis van onvoldoende vaststaande feiten.
Mede rekening houdend met de duur van het dienstverband (bijna11 jaar), de leeftijd van [verweerster] (bijna 50 jaar), haar kansen op de arbeidsmarkt en de omstandigheid dat [verweerster] ondertussen al drie maanden haar salaris krijgt doorbetaald en zonder dat in enige formule uit te drukken, acht het Gerecht de door [notariskantoor] te betalen vergoeding van Afl. 15.350,-- op zich billijk. Hierop komt een eventuele cessantia-uitkering in mindering.
4.7
Toekenning aan [verweerster] van voormelde ontbindingsvergoeding brengt mee dat het Gerecht overeenkomstig het bepaalde in het zesde lid van artikel 7A:1615w BW [notariskantoor] een termijn zal verlenen om, zo zij dit wenst, haar ontbindingsverzoek in te trekken. In dat geval zal [notariskantoor] de kosten van deze procedure moeten dragen, die tot aan deze uitspraak worden begroot op Afl. 1.250,-- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt van liquidatietarief 5, ad Afl. 1.250,-- per punt). Indien [notariskantoor] haar ontbindingsverzoek niet intrekt ziet het Gerecht grond om de proceskosten te compenseren tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- stelt [notariskantoor] in de gelegenheid haar ontbindingsverzoek in te trekken middels een uiterlijk op dinsdag 3 juli 2018 ter griffie van het Gerecht af te leggen schriftelijke verklaring, met gelijktijdig afschrift daarvan aan [verweerster] ;
- veroordeelt [notariskantoor] in dat geval in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verweerster] , tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.250,-- aan salaris gemachtigde;
INDIEN [NOTARISKANTOOR] HAAR VERZOEK NIET INTREKT
- ontbindt de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen met ingang van vrijdag 6 juli 2018 indien en voor zover in rechte onherroepelijk komt vast te staan dat die overeenkomst nog steeds bestaat;
- bepaalt dat [notariskantoor] in geval van ontbinding een billijkheidsvergoeding van Afl. 15.350,-- dient te betalen aan [verweerster] , waarop een eventueel toe te kennen cessantia-uitkering in mindering strekt;
- compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders door [notariskantoor] verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 26 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.