ECLI:NL:OGEAA:2018:375
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een vergunning voor onbepaalde tijd op basis van legaal verblijf in Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 25 juni 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om een vergunning voor onbepaalde tijd. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.M. Canwood, had eerder een verzoek ingediend dat op 18 november 2016 door de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie was afgewezen. De minister verklaarde het bezwaar van de appellante ongegrond op 16 november 2017, waarna de appellante op 27 december 2017 beroep instelde bij het gerecht.
Tijdens de zitting op 14 mei 2018 werd de zaak behandeld. De appellante stelde dat zij voldeed aan de vereisten voor een vergunning tot verblijf, zoals vastgelegd in artikel 7a, tweede lid, van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering (Ltuv), dat vereist dat men ten minste 10 jaren onafgebroken legaal in Aruba verblijft. De minister had echter in zijn verweerschrift een beoordelingslijst overgelegd waaruit bleek dat de appellante op dat moment slechts 109 maanden legaal in Aruba verbleef, terwijl 120 maanden vereist zijn voor de vergunning voor onbepaalde tijd.
De rechter oordeelde dat de minister op goede gronden het verzoek van de appellante had afgewezen, aangezien zij niet voldeed aan de vereiste verblijfsduur. De rechter verklaarde het beroep van de appellante ongegrond en gaf instructies voor het indienen van een hoger beroep, inclusief de vereisten voor het hogerberoepschrift. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.