ECLI:NL:OGEAA:2018:370

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
AUA201703321
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het belanghebbendenschap van een stiefmoeder in een visumprocedure voor een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 juni 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afgifte van een visum voor een minderjarige. Appellante, de stiefmoeder van de minderjarige, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om een visum voor de minderjarige, dat was afgewezen door de Minister van Vreemdelingenzaken. De Minister had het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen gezag over de minderjarige had en derhalve niet als wettelijke vertegenwoordiger kon optreden. Het gerecht oordeelde dat een minderjarige in beginsel niet bekwaam is om zelfstandig in een procedure op te treden en dat alleen de ouders als wettelijke vertegenwoordigers kunnen optreden. Appellante, hoewel getrouwd met de vader van de minderjarige, had geen recht op vertegenwoordiging in deze zaak. Het gerecht concludeerde dat appellante niet als belanghebbende kon worden aangemerkt bij de beslissing tot afgifte van het visum, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak benadrukt de juridische positie van stiefouders in visumprocedures en de vereisten voor belanghebbendenschap in bestuursrechtelijke zaken.

Uitspraak

Uitspraak van 18 juni 2018
AUA201703321
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellante],
wonend in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
gericht tegen:
de Minister van Vreemdelingenzaken,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.D. van Wilgen (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 28 juli 2017 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek om een visum ten behoeve van de minderjarige [X] (hierna: de minderjarige) om, onder garantie van appellante, naar Aruba af te reizen.
Tegen deze beschikking heeft appellante op 7 september 2017 bezwaar gemaakt.
Bij beschikking op bezwaar van 3 november 2017 heeft verweerder het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting op 7 mei 2018, waar appellante in persoon is verschenen. Verweerder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 3 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een beschikking is betrokken.
2.2
Ingevolge artikel 9 van de Lar kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
2.3
Aan de bestreden beschikking van 3 november 2017 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat appellante geen rechtstreeks belanghebbende is. Verweerder heeft dan ook het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard.
2.4
Appellante betoogt dat zij getrouwd is met de vader van de minderjarige en dat zij hierdoor, als stiefmoeder van de minderjarige, wel rechtstreeks belanghebbende is. Voorts voert appellante aan dat de moeder van de minderjarige akkoord is met het verzoek om een visum en dat zij toestemming heeft gegeven aan de echtgenoot van appellante om met de minderjarige naar Aruba af te reizen.
2.5
Naar het oordeel van het gerecht is in dit geval de minderjarige degene wiens belang rechtstreeks bij de afwijzende beschikking van 3 november 2017 is betrokken. Een minderjarige is in beginsel niet bekwaam om zelfstandig in een procedure op te treden. De ouders kunnen in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger namens haar optreden. Appellante is getrouwd met de vader van de minderjarige en is derhalve de stiefmoeder van de minderjarige. Appellante heeft echter geen gezag over de minderjarige, derhalve kan zij niet als wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige optreden. Appellante kan derhalve niet als belanghebbende bij de beslissing tot afgifte van het verzochte visum worden aangemerkt. Verweerder heeft het bezwaar van appellante dan ook terecht niet‑ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
2.6
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.