Uitspraak
1.DE PROCEDURE
- het verzoekschrift;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 17 april 2018.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een arbeidsrechtelijk geschil tussen een verzoeker en een verweerster, waarbij de verzoeker stelt dat hij in de periode van januari tot en met juli 2017 beveiligingswerkzaamheden heeft verricht voor de verweerster zonder dat er een schriftelijke arbeidsovereenkomst is opgesteld. De verzoeker vordert onder andere betaling van achterstallig loon en een vergoeding voor overwerk. De verweerster betwist dat er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen en stelt dat de verzoeker een vriendendienst heeft bewezen. De rechter oordeelt dat er wel degelijk een (mondelinge) arbeidsovereenkomst is ontstaan, ondanks het ontbreken van schriftelijke vastlegging. De rechter wijst de loonvordering toe, maar matigt deze tot drie maanden en de vertragingsrente tot 15%. De verweerster krijgt de gelegenheid om bewijs te leveren van haar stellingen over de gewerkte uren en betalingen aan de verzoeker. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.