ECLI:NL:OGEAA:2018:335

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 mei 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
A.R. 459 van 2017 / AUA201700431
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van onroerend goed na echtscheiding met betrekking tot gebruiksvergoeding en proceskosten

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, gaat het om de verdeling van een onroerend goed na een echtscheiding tussen twee partijen, hierna aangeduid als eiser en gedaagde. De partijen waren gehuwd geweest en het echtscheidingsvonnis werd op 25 juli 2016 ingeschreven. Op 6 september 2005 kochten zij gezamenlijk een woning in Aruba, die thans in gebruik is bij gedaagde. Eiser vordert dat de woning wordt verkocht voor Afl. 350.000 en dat de opbrengst gelijkelijk wordt verdeeld. Daarnaast vordert eiser een gebruiksvergoeding van Afl. 1.396,67 per maand vanaf oktober 2016, alsmede vergoeding van de proceskosten. Gedaagde verzet zich tegen deze vorderingen en vordert in reconventie de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, inclusief pensioenrechten.

De rechter heeft vastgesteld dat partijen buiten gemeenschap van goederen zijn gehuwd, wat betekent dat er niets te verdelen is buiten de gezamenlijk verworven goederen. De reconventionele vordering van gedaagde stuit hierop af. De rechter oordeelt dat gedaagde geen bezwaar heeft tegen de verkoop van de woning en dat de gebruiksvergoeding, die door eiser wordt gevorderd, niet met terugwerkende kracht kan worden opgeëist. De rechter komt tot de conclusie dat de gebruiksvergoeding voor de toekomst Afl. 583,33 per maand bedraagt, en dat deze pas opeisbaar is bij de verkoop van de woning.

In de uitspraak wordt bepaald dat de woning via een makelaarskantoor voor Afl. 350.000 zal worden verkocht en dat de opbrengst gelijkelijk tussen partijen zal worden verdeeld. Gedaagde wordt verplicht om medewerking te verlenen aan de verkoop en ontruiming van de woning. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De rechter wijst het meer of anders gevorderde af en verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 30 mei 2018
Behorend bij A.R. 459 van 2017 / AUA201700431
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. J.F.M. Zara.

1.DE PROCEDURE IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens van antwoord in reconventie;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens van repliek in reconventie;
- de akte uitlating producties in conventie, tevens de conclusie van dupliek in reconventie.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

2.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Het echtscheidingsvonnis werd ingeschreven in het daartoe bestemde register op 25 juli 2016.
2.2
Op 6 september 2005 hebben zij gezamenlijk een woning gekocht aan de [adres] te Aruba, verder de woning.
2.3
De woning is bij [gedaagde] in gebruik.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

3.1
[eiser] vordert – uitvoerbaar bij voorraad – na eiswijziging in conventie, samengevat, te bepalen dat de woning verkocht wordt voor Afl. 350.000, en de opbrengst bij helfte wordt verdeeld, met nevenvorderingen, en te bepalen dat [gedaagde] een gebruiksvergoeding van Afl. 1.396,67 per maand vanaf oktober 2016 moet betalen veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
[eiser] grondt de vordering erop dat hij niet gehouden is in de onverdeeldheid te blijven en het redelijk is dat [gedaagde] een gebruiksvergoeding betaalt voor het exclusief gebruik van de woning.
3.3
[gedaagde] voert hiertegen verweer, met vordering tot veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4
[gedaagde] vordert in reconventie verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waaronder de pensioenrechten, met veroordeling van [eiser] tot vergoeding van de proceskosten.
3.5
[gedaagde] grondt de vordering erop dat de gemeenschap niet alleen de woning omvat.
3.6
[eiser] voert tegen de vordering in reconventie verweer, met vordering – uitvoerbaar bij voorraad – tot veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

4.1
[eiser] heeft gemotiveerd gesteld en door overlegging van de een kopie van het echtscheidingsvonnis en de akte van levering van de woning onderbouwd, dat partij buiten iedere gemeenschap van goederen gehuwd zijn geweest. Dat is niet voldoende gemotiveerd weersproken.
4.2
Het gevolg daarvan is dat er – buiten gemeenschappelijk verkregen goederen – niets te verdelen is. Dat geldt, bij gebrek aan een wettelijke regeling die in alle gevallen verevening van de pensioenrechten voorschrijft zoals in […], ook voor de pensioenrechten. De reconventionele vordering stuit daarop af. Als de in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde] de proceskosten van [eiser] in reconventie moeten vergoeden.
4.3
Met betrekking tot de woning heeft [gedaagde] aangegeven dat zij geen bezwaar heeft tegen verdeling van de woning. Door [gedaagde] wordt niet een bepaalde wijze van verdeling voorgestaan. Zij heeft er ook geen probleem mee dat de woning wordt verkocht via makelaarskantoor [makelaarsbedrijf]. Het gerecht is daarom van oordeel dat kan worden aangesloten bij het petitum van [eiser] dat rekening houdend met de beslissingen in dit vonnis in het dictum als veroordeling zal worden opgenomen.
4.4
Met betrekking tot de gebruiksvergoeding geldt dat ingevolge het bepaalde in artikel 3:169 BW ieder van de deelgenoten bevoegd is tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed. Kennelijk heeft [eiser] dat gebruik feitelijk geheel overgelaten aan [gedaagde]. Dan past het niet om nu met terugwerkende kracht betaling van een gebruiksvergoeding te vorderen. Als juist is dat hem het (mede)gebruik onmogelijk werd gemaakt had [eiser] eerder een gebruiksvergoeding van [gedaagde] kunnen vorderen. Niet voldoende gemotiveerd gesteld is dat en wanneer [eiser] daarop eerder dan in deze procedure aanspraak heeft gemaakt.
4.5
Voor de toekomst geldt dat [eiser] kennelijk vanaf de datum van het inleidend verzoek op voet van het bepaalde in artikel 3:168 lid 2 BW verzoekt een regeling omtrent het gebruik te treffen waarbij [gedaagde] een vergoeding daarvoor betaalt. Naar het oordeel van het gerecht is dat billijk. Voor de hoogte daarvan wordt aangesloten bij een redelijk rendement voor de woning, te weten 4% per jaar over de waarde van het aandeel van de verzoekende partij in de gemeenschap. In dit geval is het aandeel de helft.
4.6
Niet bestreden is dat de waarde van de woning Afl. 350.000, is zodat de gebruiksvergoeding neerkomt op 350.000/2 x4% /12 = Afl. 583,33 per maand. [eiser] vordert te bepalen dat de gebruiksvergoeding pas opeisbaar is bij verkoop van de woning en verdeling van de opbrengst. Het gerecht zal daarbij aansluiten.
4.7
Ook de nevenvorderingen komen als niet voldoende gemotiveerd weersproken voor toewijzing in aanmerking.
4.8
Nu partijen ex-echtelieden zijn zullen de proceskosten in conventie worden gecompenseerd.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
in conventie
bepaalt dat het onroerend goed plaatselijk bekend als [adres] (het onroerende goed) via het makelaarsbedrijf [makelaarsbedrijf] voor een bedrag van Aft. 350.000,00 verkocht zal worden en dat de helft van de opbrengst daarvan tussen partijen voor gelijke delen verdeeld zal worden,
bepaalt dat de door partijen eventueel nog verschuldigde belastingen die verbonden zijn aan het onroerend goed, tussen partijen voor gelijke delen zullen worden verdeeld en, uiterlijk bij de verkoop van de woning, van de opbrengst daarvan voldaan zal worden;
beveelt [gedaagde] om bij het eerste verzoek van [eiser] dan wel de makelaar daartoe, onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 10.000, per keer dat zij aan dit bevel niet voldoet, met een maximum van Afl. 100.000,, [eiser] danwel de makelaar en potentiele kopers toegang tot het onroerend goed te verlenen zodat potentiёle kopers dat kunnen bezichtigen,
beveelt [gedaagde], onder verbeurte van een dwangsom, van Afl. 10.000, per keer dat zij aan dit bevel niet voldoet, met een maximum van Afl. 100.000,,om , op het eerste verzoek van de man dan wel de makelaar daartoe, aan de verkoop en levering daarvan mee te werken; met bepaling dat indien [gedaagde] zeven dagen na daartoe schriftelijk te zijn aangemaand, ondanks dit vonnis, haar medewerking weigeren c.q. nalaten te verlenen waardoor de verkoop en levering van het onroerend goed feitelijk verhinderd wordt c.q. kan worden, [naam deurwaarder], deurwaarder, wonende in Aruba, gemachtigd zal zijn om [gedaagde] te dezer zake te vertegenwoordigen en al datgene dat noodzakelijk mocht zijn om de verkoop en levering van het onroerend goed aan een derde te bewerkstellingen voor en namens [gedaagde] te doen en/ of ondertekenen;
veroordeelt [gedaagde] om bij verkoop van de woning, met medeneming van alle personen en al de aan haar/ hen in eigendom behorende goederen, het onroerend goed binnen 14 dagen na daartoe schriftelijk te zijn aangemaand, zal dienen te ontruimen en verlaten met achterlating van al hetgeen niet haar eigendom is;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eiser] worden begroot op Afl. 1.250, aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.