ECLI:NL:OGEAA:2018:320

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 mei 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
Lar nr. 622 van 2016 / AUA201600310 en Lar nr. AUA201701311
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het Gerecht in ambtenarenzaken inzake pensioenuitkering voor gewezen ambtenaar in tijdelijke dienst

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft appellant, een gewezen ambtenaar in tijdelijke dienst, verzocht om een pensioenuitkering. Dit verzoek werd in eerste instantie afgewezen door de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en later beroep ingesteld bij het gerecht. De zaak betreft de vraag of het Gerecht in ambtenarenzaken bevoegd is om te oordelen over de pensioenuitkering van appellant. De rechter heeft vastgesteld dat op basis van de Landsverordening Ambtenarenrechtspraak (La) en de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), het Gerecht in ambtenarenzaken bevoegd is om te oordelen over dergelijke verzoeken. Echter, het Gerecht in Eerste Aanleg heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de beroepen, omdat de appellant ook een bezwaarschrift bij het Gerecht in Ambtenarenzaken had ingediend. De uitspraak werd gedaan op 21 mei 2018, waarbij de rechter in het openbaar verklaarde zich onbevoegd te verklaren. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 21 mei 2018
Lar nr. 622 van 2016 / AUA201600310 en Lar nr. AUA201701311
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant],
gevestigd in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de heer J.E.A. Wernet,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN FINANCIËN EN OVERHEIDSORGANISATIE,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief 3 maart 2013 heeft appellant verzocht hem een uitkering bij wijze van pensioen toe te kennen.
Bij brief van 20 juli 2015 heeft verweerder het verzoek afgewezen.
Hiertegen heeft appellant op 24 augustus 2015 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 24 februari 2016 is aan appellant meegedeeld dat de beslissing van 20 juli 2015 onverkort wordt gehandhaafd.
Hiertegen heeft appellant op 23 maart 2016 beroep bij het gerecht ingesteld (AUA201600310) en tevens (wederom) bezwaar gemaakt.
Bij brief van 13 juni 2017 heeft verweerder het tweede bezwaar ongegrond verklaard.
Hiertegen heeft appellant op 30 juni 2017 beroep ingesteld bij het gerecht (AUA201701311).
Het gerecht heeft de zaken ter zitting behandeld op 9 april 2018, waar partijen bij hun gemachtigden zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, zijn van het begrip beschikking uitgezonderd besluiten waartegen beroep op de onafhankelijke rechter is opengesteld krachtens een andere landsverordening dan de onderhavige.
2.2
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening Ambtenarenrechtspraak (La) oordeelt over de beschikkingen, handelingen en weigeringen (om te beschikken of te handelen) ten aanzien van ambtenaren als zodanig, hun nagelaten betrekkingen en rechtverkrijgenden, door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, bij uitsluiting in eerste aanleg het gerecht in ambtenarenzaken en in hoger beroep de raad van beroep in ambtenarenzaken.
2.3
Op grond van artikel 3, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 35, eerste lid, van de La is het Gerecht in ambtenarenzaken bevoegd om te oordelen over de vraag of appellant als gewezen ambtenaar in tijdelijke dienst aanspraak maakt op de door hem verzochte pensioenuitkering. Dat brengt met zich dat het gerecht, gelet op artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, van de Lar, onbevoegd is van het beroep kennis te nemen. Appellant heeft ook een bezwaarschrift bij het Gerecht in Ambtenarenzaken ingediend zodat onderhavige beroepschriften in zoverre niet aan de ambtenarenrechter ter hand zal worden gesteld.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de beroepen.
Deze beslissing werd gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 21 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).