ECLI:NL:OGEAA:2018:317

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
E.J. no. 1936 van 2017/AUA201702462
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsconflict over salaris en schalering van een sleepbootkapitein bij Aruba Ports Authority N.V.

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in een arbeidsconflict tussen een sleepbootkapitein, hierna te noemen [verzoeker], en zijn werkgever, Aruba Ports Authority N.V. (APA). [verzoeker] was sinds 1 december 2012 werkzaam als sleepbootkapitein en verzocht het Gerecht om te verklaren dat hij recht had op een hoger salaris, gelijk aan schaal 7, dienstjaar 7, en dat hij recht had op achterstallig loon. Hij stelde dat het niet acceptabel was dat hij als kapitein minder of gelijk verdiende aan zijn ondergeschikte, [collega A]. APA voerde verweer en stelde dat de salariëring van [verzoeker] in overeenstemming was met de geldende normen en dat er geen reden was voor een hogere inschaling.

Tijdens de zitting op 10 april 2018 heeft [verzoeker] zijn vordering toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat APA in redelijkheid tot de vastgestelde wijze van salariëring kon komen. Het Gerecht overwoog dat [verzoeker] als beginnend kapitein geen eerdere ervaring had en dat de salariëring van kapiteins binnen APA niet in strijd was met de objectieve maatstaven. Het Gerecht wees de vorderingen van [verzoeker] af en veroordeelde hem in de proceskosten, die tot aan de uitspraak op Afl. 2.500,-- waren begroot.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een objectieve beoordeling van salarisverschillen binnen een organisatie en de rol van ervaring en verantwoordelijkheden in de salariëring van werknemers. Het Gerecht concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die een ander oordeel konden dragen en dat de vorderingen van [verzoeker] niet konden worden toegewezen.

Uitspraak

Beschikking van 22 mei 2018
Behorend bij E.J. no. 1936 van 2017/AUA201702462
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi,
tegen:
de naamloze vennootschap
ARUBA PORTS AUTHORITY N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: APA,
gemachtigden: de advocaten mrs. A.F. Kuster en A.I.N. Fräser.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak gehouden ter terechtzitting van 10 april 2018.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat [verzoeker] ter zitting is verschenen samen met zijn gemachtigde. APA is verschenen bij haar gemachtigde mr. Kuster voornoemd, die werd vergezeld door dhr. [naam waarnemend directeur], mw. [naam personeelsconsulent] en dhr. [naam nautisch manager] (waarnemend directeur respectievelijk personeelsconsulent en nautisch manager bij APA). [verzoeker] heeft gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift, en dat onder overlegging van een pleitnota. APA heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van dupliek te reageren op die reactie van [verzoeker], en dat eveneens onder overlegging van een pleitnota.
1.3 [
verzoeker] heeft de in het petitum van het verzoekschrift onder b. omschreven vordering ter zitting ingetrokken.
1.4
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
In deze procedure staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
verzoeker] is in september 1993 in loondienst getreden van APA, aanvankelijk als Motordriver (Machinist) en vanaf 1998 als Stuurman-Motorist op de loodsboten van APA. Nadat [verzoeker] het examen Schipper Machinist Beperkt Werkgebied met goed gevolg had afgelegd werd hij naar aanleiding van zijn op 17 mei 2006 ingediende sollicitatie door APA aangesteld als matroos binnen de Nautische Dienst van APA, en als zodanig tewerkgesteld aan boord van de sleepboot Andicuri.
2.3
Op 22 mei 2008 heeft [verzoeker] de opleiding tot “
Schipper-WL-0806” met goed gevolg afgelegd. Het dienaangaande door de Stichting Nederlands Antilliaans Zeevaart Instituut aan [verzoeker] verstrekte certificaat vermeldt onder meer:

(…).
The holder of this certificate has proven sufficient knowledge and skills to act as an officer in charge of a navigational watch on ships of less than 500 gross tonnage, engaged on near-coastal voyages.
(…).”.
2.4
Vanaf 11 juli 2012 is [verzoeker] door APA in de dagdienst geplaatst om leiding te geven aan zijn vroegere collega’s matrozen, teneinde aan te tonen dat hij over voldoende leidinggevende capaciteiten en overige vaardigheden beschikt om mogelijk als kapitein te kunnen worden aangesteld
2.5
Nog geen vijf maanden later, te weten op 1 december 2012, heeft APA [verzoeker] aangesteld als sleepbootkapitein in schaal 7, dienstjaar 1. Het bij die schaal en trede horende maandsalaris bedraagt Afl. 4.365,--.
2.6
Vanaf 1 december 2012 is [verzoeker] voor APA werkzaam als kapitein op de sleepboot Andicuri. [verzoeker] is als zodanig verantwoordelijk voor het schip en de gehele bemanning daarvan, waaronder begrepen Senior Motordriver [collega A] (hierna: [collega A). [collega A] werkte voorheen als Machinist voor Valero, en is op 1 november 2009 in dienst getreden van APA als Senior Machinist in schaal 6, dienstjaar 11, met het daarbij behorende maandsalaris van Afl. 4.395,--.
2.7
Toen [verzoeker] per 1 december 2012 als kapitein van de Andicuri begon tegen het hiervoor onder 2.5 vermelde salaris in de aldaar vermelde schaal, verdiende [collega A] meer dan [verzoeker], te weten maandelijks Afl. 4.515,--.
2.8
Aan [verzoeker] is per december 2014 een periodiek toegekend, waardoor hij terecht kwam in schaal 7 dienstjaar 3. Per december 2016 is aan [verzoeker] wederom een periodiek toegekend, waardoor het terecht kwam in schaal 7, dienstjaar 5. Het bij die schaal en trede behorende maandloon bedraagt Afl. 5.055,--.
2.9
Naar aanleiding van een op 31 maart 2017 gevoerd overleg tussen APA, [verzoeker] en zijn vakbond heeft APA een “
bijzondere periodiek” toegekend aan [verzoeker] van Afl. 200,--. Zijn maandloon bedraagt sindsdien Afl. 5.255,--, hetgeen gelijk is aan het loon van [collega A] die inmiddels zijn top heeft bereikt in schaal 6 met dienstjaar 15.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
verzoeker] verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. voor recht verklaart dat [verzoeker] vanaf zijn aanstelling op 1 december 2012 als sleepbootkapitein een beginsalaris ad Afl. 4.805,-- diende te ontvangen, gelijk aan schaal 7, dienstjaar 7;
b. APA veroordeelt:
-tot herstel van de schalering van [verzoeker] in de functie van sleepbootkapitein naar schaal 7, dienstjaar 7, en dat met ingang van 1 december 2012;
-tot betaling aan [verzoeker] van achterstallig loon als gevolg van dat herstel, te vermeerderen met emolumenten en verdere in het verzoekschrift vermelde componenten, en voorts te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente telkens gerekend vanaf de opeisbaarheid van het nog verschuldigde loon;
c. te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
d. APA veroordeelt in de proceskosten.
3.2
APA voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [verzoeker] verzochte.
3.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Kort gezegd stelt [verzoeker] ter onderbouwing van zijn vorderingen dat het ontoelaatbaar is dat hij als voor het schip en de bemanning daarvan verantwoordelijk zijnde kapitein minder of gelijk verdiend als een bij hem aan boord werkzame ondergeschikte. Volgens [verzoeker] dient er tussen hem en zijn meest verdienende ondergeschikte een schaleringsverschil te bestaan die met zich brengt dat [verzoeker] maandelijks ten minste het equivalent in Arubaans courant van € 200,-- meer verdient dan die ondergeschikte. Ter zake van die door APA gemotiveerd bestreden stelling overweegt het Gerecht als volgt, waarbij voorop wordt gesteld dat het Gerecht - zoals ter zitting reeds medegedeeld - deze kwestie marginaal en naar objectieve maatstaven dient te toetsten, in die zin dat het de vraag dient te beantwoorden of APA naar objectieve maatstaven al dan niet in redelijkheid tot de voor [verzoeker] (en haar overige kapiteins) vastgestelde wijze van salariëring kon komen. Te dien aanzien wordt het volgende overwogen.
4.2 [
verzoeker] was in 2012 beginnend kapitein bij APA, en had naar eigen zeggen elders nooit eerder als kapitein gewerkt. Gesteld noch gebleken is dat een andere bij APA aangestelde beginnend kapitein (die net als [verzoeker] geen eerdere werkervaring had als kapitein op een vergelijkbaar schip) wel in de door [verzoeker] beoogde schaal (schaal 7, dienstjaar 7) is begonnen. Een hogere inschaling dan thans het geval is kan dus in elk geval niet worden gegrond op eerdere door [verzoeker] opgedane werkervaring als kapitein op een vergelijkbaar schip, en evenmin op grond van het gelijkheidsbeginsel.
4.3
Het gezag en de verantwoordelijkheid van [verzoeker] als sleepbootkapitein ligt naar het oordeel van het Gerecht niet alleen besloten in de aard en inhoud van die functie, maar ook in de omstandigheid dat - en dat staat vast - [verzoeker] van begin af aan in een hogere schaal (schaal 7) is geplaatst dan zijn meest verdienende onderschikte, te weten [collega A] (schaal 6). Daar komt bij dat [collega A] thans wat salaris betreft zijn plafond heeft bereikt, terwijl dat bij [verzoeker] - die [collega A] bij de eerst volgende periodiek in salaris voorbij streeft - nog lang niet het geval is. De groeimogelijkheden van [verzoeker] met betrekking tot zijn salaris zijn dus beter dan die van [collega A].
4.4
Daar komt bij dat APA in de vaststelling van de wijze van salariëring van haar kapiteins, zijnde de dragers van het hoogste gezag en de hoogste verantwoordelijkheden aan boord van haar schepen, niet alleen staat. Ter zitting is bijvoorbeeld de wijze van salariëring van het personeel van de Koninklijke Marine (zijnde een sterk hiërarchische eveneens nautische organisatie) mede aan de hand van een ambtshalve ingebrachte op internet gepubliceerde salaristabel met partijen besproken. Uit die tabel volgt onder meer dat een luitenant ter zee der oudste categorie in de laagste trede van het bij die rang behorende salaris minder verdient dan de aan hem ondergeschikte adjudant onderofficier in de hoogste trede van het bij die rang behorende salaris. Ook volgt uit die tabel dat een kapitein ter zee in de laagste trede van het bij die rang behorende salaris minder verdiend dan de aan hem ondergeschikte luitenant ter zee der eerste klasse in de hoogste trede van het bij die rang behorende salaris. Dit alles doet in samenhang met de omstandigheid dat de hogere in rang op enig moment de lagere in rang wat salaris betreft (ver) voorbij streeft niet af aan het gezag en de verantwoordelijkheden die de hogere in rang binnen den Koninklijke Marine hebben ten opzichte van de aan hen ondergeschikten met wie zij moeten samenwerken. Hetzelfde heeft naar het oordeel van het Gerecht te gelden in de verhouding van [verzoeker] als kapitein tot de bij hem aan boord geplaatste ondergeschikte [collega A], die door zijn 15 dienstjaren in schaal 6 thans een gelijk en tot voor kort een hoger salaris had dan [verzoeker].
4.5
Voorts, en dat tot slot, is gesteld noch gebleken dat het binnen APA mogelijk is dat een aan [verzoeker] ondergeschikte wordt ingeschaald in een gelijke of hogere schaal dan die van [verzoeker].
4.6
Al het vorenstaande brengt beoordeeld naar objectieve maatstaven naar het oordeel van het Gerecht mee dat niet kan worden gezegd dat APA in redelijkheid niet kon komen tot de voor [verzoeker] (en haar overige kapiteins) vastgestelde wijze van salariëring. De vorderingen van [verzoeker] zullen daarom worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen. Met name kan de stelling van [verzoeker], dat bij ISKES krachtens de voor die werkgever geldende CAO tussen een sleepbootkapitein en zijn meest verdienende ondergeschikte een salarisverschil van minstens € 200,-- moet zijn, hem niet baten. ISKES is immers niet de werkgever van [verzoeker], en gesteld noch is gebleken dat de voor die werkgever geldende CAO ook geldt voor werknemers van APA. Evenmin is gesteld of gebleken dat uit een mogelijke wel voor APA geldende CAO op dit punt hetzelfde voortvloeit als de CAO waar ISKES aan gebonden is.
4.7 [
verzoeker] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van APA, tot aan deze uitspraak begroot op
Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigden (2 punten van tarief 5 van het liquidatietarief, ad Afl. 1.250,-- per punt).

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door [verzoeker] verzochte;
-veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van APA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigden.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 mei 2018.