ECLI:NL:OGEAA:2018:301

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
AUA201800910
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige toevertrouwing van minderjarigen in kort geding met betrekking tot ouderlijk gezag en hoofdverblijfplaats

In deze zaak, die op 16 mei 2018 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een kort geding tussen een vader en een moeder over de voorlopige toevertrouwing van hun minderjarige kinderen. De vader, die de kinderen sinds 2013 verzorgt, heeft een verzoek ingediend om het gezag te wijzigen en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. De moeder, die het eenhoofdig gezag heeft, heeft de kinderen op 23 maart 2018 meegenomen, wat leidde tot de vordering van de vader om de kinderen aan hem terug te geven.

De rechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen, geboren op respectievelijk 20 oktober 2009 en 26 september 2010, al geruime tijd bij de vader verblijven en dat er geen aanwijzingen zijn dat hun belangen in gevaar zijn. De moeder heeft aangevoerd dat zij de kinderen nooit bij de vader heeft achtergelaten en dat zij nu in een betere positie verkeert om voor hen te zorgen. De rechter heeft echter geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om in hun vertrouwde omgeving te blijven, en heeft de vordering van de vader toegewezen.

De uitspraak houdt in dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen voorlopig bij de vader blijft totdat er in de bodemprocedure een definitieve beslissing is genomen. Daarnaast is er een voorlopige omgangsregeling vastgesteld voor de moeder, waarbij zij op bepaalde dagen tijd met de kinderen kan doorbrengen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan deze in een latere procedure worden herzien.

Uitspraak

Vonnis van 16 mei 2018
Kort Geding nr. AUA201800910
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het KORT GEDING tussen:
[de vader],
wonende in Aruba,
EISER IN CONVENTIE, verder ook te noemen: de vader,
GEDAAGDE IN RECONVENTIE,
verder ook te noemen: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock,
[gedvoegde partij],
wonende in Aruba,
als gevoegde partij,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock,
en
[de moeder],
wonende in Aruba,
GEDAAGDE IN CONVENTIE, verder ook te noemen: de moeder,
EISERES IN RECONVENTIE,
verder ook te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 5 april 2018,
- de orde maatregel d.d. 5 april 2018,
- het verzoek tot voeging, ingediend op 18 april 2018,
- de griffieraantekeningen van het verhandelde ter terechtzitting op 24 april 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen, de partijen bijgestaan door hun gemachtigden en de Voogdijraad bij mevrouw L. Petrochi en A. Emmanuel.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder is op 20 oktober 2009 in Aruba geboren [Kind 1] en op 26 september 2010 in Aruba geboren [Kind 2] (hierna: de minderjarigen). De minderjarigen zijn door de vader erkend. De moeder oefent van rechtswege het ouderlijk gezag over de minderjarigen alleen uit.
2.2
De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad en woonden samen. De relatie is in 2011 verbroken. De minderjarigen verblijven in ieder geval sinds 2013 bij de vader.
2.3
Bij dit gerecht is thans tussen partijen een verzoek aanhangig van vader tot wijziging van het gezag en bepaling van het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vader. De datum voor de behandeling van dit verzoek is nog niet bepaald.
2.4
Op 23 maart 2018 heeft de moeder de minderjarigen meegenomen.
2.5
Bij beslissing van 5 april 2018 heeft dit gerecht als orde maatregel bepaald dat de moeder wordt gelast om de minderjarigen onmiddellijk aan de vader af te geven totdat in de onderhavige zaak uitspraak is gedaan, op straffe van een dwangsom van Afl. 500,- per dag dat gedaagde in gebreke blijft.
2.6
De minderjarigen verblijven thans weer bij de vader.

3.DE VORDERINGEN EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
De vader vordert, in kort geding bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. de afgifte te bevelen van de minderjarigen aan de vader, desnoods met behulp van de sterke arm,
b. te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader zal zijn totdat in de bodemprocedure definitief is beslist,
c. een iedere andere maatregel te treffen,
d. op straffe van verbeurte van een dwangsom,
e. met veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure.
3.2
De vader legt daartoe - samengevat - het volgende ten grondslag.
De moeder en de vader woonden eerst samen met de minderjarigen bij een tante mz. In 2011 heeft de moeder de woning verlaten. Hij bleef met de minderjarigen achter. In 2013 is hij met de minderjarigen ergens anders gaan wonen. Partijen hebben toen een tijdje met elkaar samengewoond, waarna de moeder in 2013 de minderjarigen weer bij hem heeft achtergelaten. De minderjarigen wonen sedert 2011 bij de vader. Het is in het belang van de minderjarigen dat zij bij hem blijven wonen. De moeder woont nu samen met een persoon die bekend is bij de politie.
3.3
De moeder vordert, in kort geding bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair: de afgifte te bevelen van de minderjarigen aan de moeder op straffe van verbeurte van een dwangsom,
Subsidiair: een voorlopige omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen vast te stellen, kosten rechtens.
3.4
De moeder voert - samengevat - het volgende aan.
De moeder heeft de minderjarigen nimmer bij de vader achtergelaten. Zij moest destijds uit het huis vluchten. De vader heeft het voor haar onmogelijk gemaakt om de minderjarigen mee te nemen. Zij had wel omgang met de minderjarigen, maar alles moest via de nieuwe partner van de vader. Op een gegeven moment kreeg zij geen contact meer met de minderjarigen. De vader wil niet met de moeder praten. De school heeft klachten over de verzorging van de minderjarigen. De moeder heeft inmiddels een baan en een groter appartement en kan de minderjarigen nu bij zich hebben. Zij woont niet samen.

4.DE BEOORDELING IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

In conventie en in reconventie

4.1
Het spoedeisend belang bij de vorderingen is genoegzaam aangetoond.
4.2
In dit geding gaat het om de vraag of er sprake is van gegronde vrees dat de belangen van de minderjarigen zouden worden verwaarloosd indien de minderjarigen in afwachting van een beslissing in de bodemprocedure omtrent het over hen uit te oefenen ouderlijk gezag en de hoofdverblijfplaats bij de vader verblijven.
4.3
Omdat de moeder het eenhoofdig gezag heeft, heeft zij de bevoegdheid om over de woonplaats van de minderjarigen te beslissen. Die vrijheid wordt echter begrensd door de belangen van de minderjarigen, welke niet onaanvaardbaar in het gedrang mogen komen.
4.4
Het betreft hier jonge kinderen die gedurende lange tijd door de vader zijn verzorgd en bij hem verbleven. Gesteld noch gebleken is dat de minderjarigen met zedelijke c.q. lichamelijke ondergang worden bedreigd ten huize van de vader. Niet is gebleken dat de huidige feitelijke situatie niet in het belang van de minderjarigen zou zijn en dat daarin hangende de bodemprocedure wijziging in zou moeten worden aangebracht. Het gerecht acht het in het belang van de minderjarigen dat de huidige feitelijke situatie wordt gecontinueerd. Het moet vooralsnog in het belang van de minderjarigen worden geacht dat zij in hun vertrouwde woonomgeving blijven en dat zij thans de nodige rust en continuïteit in hun dagelijks leven wordt geboden.
In conventie
4.5
De vordering in conventie van de vader om te bepalen dat de minderjarigen hangende de bodemprocedure bij hem verblijven is, gelet op het vorenstaande, toewijsbaar.
In reconventie
4.6
Gelet op de belangen van de minderjarigen en hetgeen de vader en de moeder van de minderjarigen ter zitting daaromtrent te kennen hebben gegeven wordt de navolgende voorlopige omgangsregeling vastgesteld.
In conventie en in reconventie
4.7
In de aard van het geding en de relatie tussen partijen ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE:

De rechter in dit gerecht, rechtdoende in kort geding:
in conventie
bepaalt de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen [Kind 1], geboren op 20 oktobr 2009 in Aruba en [Kind 2], geboren op 26 september 2010 in Aruba, voorlopig bij de vader, totdat in de bodemprocedure bij in kracht van gewijsde gegane beschikking is beslist met betrekking tot het over hen uit te oefenen ouderlijk gezag en de hoofdverblijfplaats,
machtigt de vader om zo nodig de hulp van de sterke arm in te roepen ter uitvoering van voornoemde voorziening,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
bepaalt de voorlopige omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen [Kind 1], geboren op 20 oktober 2009 in Aruba en geboren en [Kind 2], geboren op 26 september 2010 in Aruba, als volgt:
- elke donderdag na school tot en met 20.00 uur, waarbij de moeder de minderjarigen uit school ophaalt en hen in de middag naar voetbal brengt, en daarna weer bij de vader afzet,
- op de vrije zaterdag van de moeder van 8.00 uur tot en met 20.00 uur, waarbij de moeder de minderjarigen ophaalt en weer bij de vader terugbrengt,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 mei 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.