ECLI:NL:OGEAA:2018:301
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Voorlopige toevertrouwing van minderjarigen in kort geding met betrekking tot ouderlijk gezag en hoofdverblijfplaats
In deze zaak, die op 16 mei 2018 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een kort geding tussen een vader en een moeder over de voorlopige toevertrouwing van hun minderjarige kinderen. De vader, die de kinderen sinds 2013 verzorgt, heeft een verzoek ingediend om het gezag te wijzigen en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. De moeder, die het eenhoofdig gezag heeft, heeft de kinderen op 23 maart 2018 meegenomen, wat leidde tot de vordering van de vader om de kinderen aan hem terug te geven.
De rechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen, geboren op respectievelijk 20 oktober 2009 en 26 september 2010, al geruime tijd bij de vader verblijven en dat er geen aanwijzingen zijn dat hun belangen in gevaar zijn. De moeder heeft aangevoerd dat zij de kinderen nooit bij de vader heeft achtergelaten en dat zij nu in een betere positie verkeert om voor hen te zorgen. De rechter heeft echter geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om in hun vertrouwde omgeving te blijven, en heeft de vordering van de vader toegewezen.
De uitspraak houdt in dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen voorlopig bij de vader blijft totdat er in de bodemprocedure een definitieve beslissing is genomen. Daarnaast is er een voorlopige omgangsregeling vastgesteld voor de moeder, waarbij zij op bepaalde dagen tijd met de kinderen kan doorbrengen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan deze in een latere procedure worden herzien.