In deze zaak heeft [Eiser] een vordering ingesteld tegen [Gedaagde] met betrekking tot de ontbinding van twee overeenkomsten van opdracht die zijn gesloten in het kader van het verkrijgen van schadevergoeding na een bedrijfsongeval. [Eiser] stelt dat hij door misbruik van omstandigheden, bedrog of dwaling tot het sluiten van deze overeenkomsten is gekomen. De eerste overeenkomst werd op 16 maart 2010 gesloten, waarbij [Gedaagde] 30% van de schadevergoeding als honorarium zou ontvangen. Een tweede overeenkomst volgde op 16 juni 2014, met een verhoogd honorarium van 40%. [Eiser] heeft in totaal Afl. 2.275,- aan voorschotten betaald, maar heeft nooit de schadevergoeding van Afl. 387.500,- ontvangen die door Mourik, zijn werkgever, was toegezegd.
Het gerecht heeft vastgesteld dat [Eiser] in een kwetsbare positie verkeerde na zijn ongeval en dat hij onervaren was in juridische zaken. Echter, het gerecht oordeelt dat [Eiser] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims van misbruik van omstandigheden of bedrog door [Gedaagde]. De vordering tot vernietiging van de overeenkomsten wordt afgewezen. Wel is vastgesteld dat [Gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, aangezien hij de schadevergoeding niet aan [Eiser] heeft doorbetaald. Het gerecht ontbindt de overeenkomsten en veroordeelt [Gedaagde] tot terugbetaling van Afl. 387.500,- aan [Eiser], vermeerderd met wettelijke rente vanaf een bepaalde datum. Tevens worden de proceskosten aan [Eiser] vergoed.