ECLI:NL:OGEAA:2018:290

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
BBZ nrs. AUA201701746 t/m AUA201701754
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van pensioenbijdragen voor leden van de Staten van Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 25 mei 2018 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van pensioenbijdragen van een lid van de Staten van Aruba. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen voorlopige aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AZV over de jaren 2011 tot en met 2013. De Inspecteur der Belastingen had de aftrek van de ingehouden pensioenbijdragen geweigerd, met het argument dat de belanghebbende niet in dienstbetrekking was en dat de bijdragen geen verplicht karakter hadden. De belanghebbende stelde echter dat de ingehouden bijdragen op zijn bezoldiging als pensioenbijdragen aftrekbaar waren op grond van artikel 9, lid 6 van de Landsverordening inkomstenbelasting (Lv IB).

Het Gerecht oordeelde dat de ingehouden bijdragen wel degelijk voldoen aan de voorwaarden voor aftrekbaarheid. Het Gerecht stelde vast dat de belanghebbende, ondanks het feit dat hij niet in dienstbetrekking stond, wel degelijk een politieke ambtsdrager was en dat de ingehouden bijdragen voortvloeiden uit de wet. De rechter oordeelde dat de bijdrage aan de pensioenpremie als verplicht diende te worden beschouwd, en dat deze dus aftrekbaar was.

De uitspraak leidde tot de conclusie dat de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting over 2011 en 2012 dienden te worden verminderd, en dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan de belanghebbende moest vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Uitspraak van 25 mei 2018
BBZ nrs. AUA201701746 t/m AUA201701754
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[ X ], wonende te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 31 oktober 2015 over de jaren 2011 tot en met 2013 voorlopige aanslagen inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en AZV opgelegd.
1.2
Belanghebbende is op 22 december 2015 tegen de aanslagen in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 1 juni 2017 uitspraken op bezwaar gedaan en de aanslagen gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 31 juli 2017 in beroep gekomen tegen de uitspraken op
bezwaar. Ter zake van de indiening van het beroep heeft belanghebbende een bedrag van Afl. 25,- aan griffierecht voldaan.
1.5
De Inspecteur heeft op 22 januari 2018 een verweerschrift ingediend.
1.6
Ter zitting van 9 mei 2018 te Aruba is belanghebbende verschenen en namens de Inspecteur zijn verschenen [ A ] en [ B ].

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende weersproken.
2.2
Belanghebbende is in de onderhavige periode lid van de Staten van Aruba. Op hem zijn van toepassing de Landsverordening voorzieningen politieke ambtsdragers (Lv VPA) en in de toekomst de Landsverordening voorzieningen gewezen politieke en hun nabestaanden (Lv VGP).
2.3
De Lv VPA bevat onder meer de volgende bepalingen:
“Artikel1
In deze landsverordening wordt onder een politieke ambtsdrager verstaan degene die een van de volgende ambten bekleedt:
(…);
Lid der Staten;
(…).
Artikel 2
Een politieke ambtsdrager heeft geen arbeidsovereenkomst met het Land.
Artikel 6
1. Op de bezoldigingen (…) worden, voorover van toepassing, in mindering gebracht:
Het duurtetoeslagdeel van het pensioen waarop de betrokkene ingevolge de Pensioenverordening landsdienaren (AB 1991 no. GT 25) aanspraak heeft, en
(…)
Artikel 19
Als bijdrage in de bekostiging door het Land van de uitkeringen aan gewezen politieke ambtsdragers en hun nabestaanden wordt maandelijks op de bezoldiging van een politieke ambtsdrager
een bedrag ingehouden ter grootte van 8% van die bezoldiging.
(…)”
2.4
In artikel III.4, lid 1 van de Staatsregeling van Aruba is bepaald dat de leden van de Staten worden gekozen op grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de landsverordening te stellen grenzen.
2.5
Op de bezoldiging van belanghebbende zijn ingevolge artikel 19 Lv VPA de volgende bedragen (hierna: de bijdragen) ingehouden:
2011: Afl. 10.430
2012: Afl. 10.646
2013: Afl. 8.956
Belanghebbende heeft deze bedragen als pensioenpremie in de zin van artikel 9, lid 6, van de Landsverordening inkomstenbelasting (Lv IB) in de aangiften inkomstenbelasting en premieheffing volksverzekeringen op zijn inkomen in aftrek gebracht.
2.6
De Inspecteur heeft bij het opleggen van de voorlopige aanslagen aftrek geweigerd, voor zover die is gebaseerd op artikel 9, lid 6, Lv IB, maar heeft aftrek toegestaan met toepassing van artikel 16, lid 1, letter e Lv IB naar maximaal de aldaar genoemde bedragen van Afl. 5.000 (2011) en Afl. 10.000 (2012 en 2013). De belastbare inkomens zijn door de Inspecteur vastgesteld op Afl. 129.941 (2011), Afl. 127.254 (2012) en Afl. 126.577 (2013). De premie inkomens AOV over de jaren 2011 tot en met 2013 zijn vastgesteld op de in de Landsverordening algemene ouderdomsverzekering (Lv AOV) vastgelegde maximum bedragen van Afl. 65.052 (2011 tot en met 2013).
2.7
Belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen de opgelegde voorlopige aanslagen. De Inspecteur heeft in de uitspraken op bezwaar de bezwaren afgewezen.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

Tussen partijen is in geschil in hoeverre de ingehouden bijdragen aftrekbaar zijn. Belanghebbende is van mening dat hij in dienstbetrekking is bij het land Aruba en dat de bijdragen verplichte pensioenpremies vormen die aftrekbaar zijn op grond van artikel 9, lid 6 LvIB. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat van een echte of fictieve dienstbetrekking geen sprake is en dat de bijdrage geen verplicht karakter heeft, omdat belanghebbende niet krachtens arbeidsovereenkomst gedwongen wordt tot het betalen van de pensioenbijdrage. Om die reden kan volgens de Inspecteur geen aftrek plaatsvinden op grond van artikel 9, lid 6 LvIB. De aftrek dient beperkt te blijven tot maximaal de bedragen die vermeld zijn in artikel 16, lid 1, letter e LvIB.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

Premies AWW en AZV 2011 tot en met 2013

4.1
Ten aanzien van het beroep inzake de premieheffingen voor de jaren 2011 tot en met 2013 heeft het volgende te gelden. Ingevolge artikel 40, tweede lid van de Landsverordening algemene weduwen- en wezenverzekering en artikel 38o, tweede lid van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering doet de Inspecteur indien de feiten en omstandigheden die in geding zijn tevens van belang zijn voor de heffing van inkomstenbelasting, op een bezwaarschrift betreffende de premieheffing eerst uitspraak nadat de aanslag in de inkomstenbelasting onherroepelijk is komen vast te staan. De Inspecteur heeft met betrekking tot de jaren 2011 tot en met 2013 vroegtijdig uitspraken gedaan omdat, toen hij de uitspraken deed, de aanslagen in de inkomstenbelasting nog niet onherroepelijk vast stonden. De uitspraken dienen dan ook vernietigd te worden en het beroep inzake de uitspraken op bezwaar is derhalve gegrond.
Inkomstenbelasting en premie AOV 2013
4.2
Belanghebbende is van mening dat de bijdrage van Afl. 8.956 volledig aftrekbaar is. De Inspecteur heeft dat bedrag, weliswaar op andere gronden, reeds bij het opleggen van de voorlopige aanslag in aftrek toegelaten. Dat betekent dat er geen geschil is tussen partijen en dat het beroep met betrekking tot de voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie AOV 2013 ongegrond is.
Inkomstenbelasting 2012
4.3
Het Gerecht dient de vraag te beantwoorden of de op de beloning van belanghebbende ingehouden bijdrage een bijdrage vormt, zoals genoemd in artikel 9, lid 6, Lv IB. In artikel 9, lid 6 Lv IB (tekst vanaf 2012) is in de eerste volzin, voor zover hier van belang, bepaald dat tractementen en andere beloningen, alsmede verlofsbezoldigingen, nonactiviteitstractementen, wachtgelden, onderstanden, pensioenen en gagementen worden verminderd met de daaraan verbonden wettelijke dan wel uit arbeidsovereenkomsten voortvloeiende verplichte bijdragen voor pensioen en pensioenfondsen. Hieruit blijkt dat een bijdrage slechts voor aftrek in aanmerking komt indien belanghebbende een beloning geniet, waaraan een verplichte bijdrage voor pensioen verbonden is, waarbij die bijdrage voortvloeit uit de wet dan wel uit een arbeidsovereenkomst.
4.4
Tussen partijen is niet in geschil dat de bijdrage een bijdrage voor pensioen vormt. De pensioenbijdrage is verbonden aan de bezoldiging die belanghebbende geniet. Die bezoldiging vormt naar het oordeel van het Gerecht een beloning als bedoeld in artikel 9, lid 6, Lv IB. Er staat niet dat die beloning beperkt wordt tot loon uit dienstbetrekking. Anders dan de Inspecteur is het Gerecht van oordeel dat sprake is van een verplichte bijdrage. In artikel 19 Lv VPA is immers dwingend geregeld dat maandelijks op de bezoldiging van een politieke ambtsdrager (waaronder een Statenlid) een bedrag ter grootte van 8% van de bezoldiging wordt ingehouden. Hieruit blijkt tevens dat de bijdrage uit de wet voortvloeit.
4.5
Gelet hierop voldoet de ingehouden bijdrage aan alle voorwaarden van artikel 9, lid 6, Lv Ib, zodat het bedrag op basis van de tekst van de bepaling in aftrek komt op het inkomen. Weliswaar heeft de Inspecteur terecht opgemerkt dat belanghebbende niet in dienstbetrekking staat tot het Land Aruba (zie artikel 2 Lv VPA en artikel III.4, lid 1 van de Staatsregeling), maar naar het oordeel van het Gerecht is dat niet beslissend. De bijdrage dient immers voort te vloeien uit een arbeidsovereenkomst
dan weluit de wet.
4.6
De Inspecteur heeft bij het opleggen van de belastingaanslag reeds een aftrek toegestaan van Afl. 10.000. De in aftrek komende bijdrage bedraagt Afl. 10.646. Het belastbaar inkomen dient dan nader te worden vastgesteld op Afl. 127.254 -/- Afl. 646 = Afl. 126.608.
Inkomstenbelasting 2011
4.7
De tekst van artikel 9, lid 6 Lv IB voor 2011 wijkt, voor zover hier van belang, enigszins af van de tekst voor 2012. In de Memorie van Toelichting behorende bij de Aanpassingsverordening Landsverordening algemeen pensioen, blz. 16 is die gewijzigde tekst als volgt toegelicht:
“In dit onderdeel wordt het zesde lid van artikel 9 van de Landsverordening inkomstenbelasting (AB 1991 no. GT 51) geherformuleerd. (…). De nieuwe eerste twee volzinnen komen vrijwel overeen met de huidige twee volzinnen van dit artikellid. Hoewel die formuleringen archaïsch zijn, zijn zij gehandhaafd om niet de indruk te wekken dat de regering daarmee een beleidswijziging zou willen realiseren.”
Hiervan uitgaande komt de in 2011 ingehouden bijdrage, net zoals de bijdrage in 2012, voor aftrek in aanmerking.
4.8
De Inspecteur heeft bij het opleggen van de belastingaanslag reeds een aftrek toegestaan van Afl. 5.000. De in aftrek komende bijdrage bedraagt Afl. 10.430. Het belastbaar inkomen dient dan nader te worden vastgesteld op Afl. 129.941 -/- Afl. 5.430 = Afl. 124.511.
Premie AOV 2011 en 2012
4.9
De premie inkomens AOV 2011 en 2012 ondergaan door de hogere aftrek van pensioenpremies geen wijziging. Zij blijven gehandhaafd op de in de Lv AOV vastgelegde maximum bedragen. In zoverre is het beroep ongegrond.
4.1
Gelet op het voorgaande is het beroep met betrekking tot de premieheffing AWW en AZV en de inkomstenbelasting 2011 en 2012 gegrond.
4.11
Omdat het beroep gegrond is dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4 van de Landsverordening beroep in belastingzaken het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
5.DE BESLISSING
De rechter in dit Gerecht:
  • verklaart het beroep inzake de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting 2011 en 2012 en premie AWW en AZV 2011 tot en met 2013 gegrond;
  • verklaart het beroep inzake de voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2013 en premie AOV 2011 tot en met 2013 ongegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de onder het eerste gedachtestreepje vermelde aanslagen;
  • vermindert de belastingaanslagen inkomstenbelasting over 2011 en 2012 tot naar belastbare inkomens van Afl. 124.511 (2011) en Afl. 126.608 (2012);
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 25 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 mei 2018, in tegenwoordigheid van de griffier, N.N. Noël van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17b, eerste lid Landsverordening beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17c, tweede lid Landsverordening beroep in belastingzaken).