ECLI:NL:OGEAA:2018:287

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 mei 2018
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
E.J. nr. 1416 van 2017/AUA201701401
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatige en kennelijk onredelijke opzegging van arbeidsovereenkomst met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de verzoekster, een werknemer, een verzoek ingediend tegen haar werkgever, de verweerster, wegens onregelmatige en kennelijk onredelijke opzegging van haar arbeidsovereenkomst. De verzoekster was sinds 1 september 2010 in dienst als dienstbode/werkster en ontving een maandsalaris van Afl. 2.000,-. De verweerster heeft de verzoekster op 24 september 2016 ontslagen, maar de verzoekster betwist dat dit ontslag rechtmatig was. Ze heeft bezwaar gemaakt tegen het ontslag en verzoekt om schadevergoeding, waaronder een opzeggingstermijn, cessantia-uitkering en een billijkheidsvergoeding.

De procedure omvatte verschillende ingediende stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften, en er zijn meerdere zittingen geweest. De verzoekster heeft aangevoerd dat zij op staande voet is ontslagen zonder geldige reden en dat de opzegtermijn niet in acht is genomen. De verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd, maar het Gerecht heeft vastgesteld dat de verzoekster niet als inwonende dienstbode werkte en dat de beschermende bepalingen voor opzegging op haar van toepassing zijn.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de beëindiging van het dienstverband onregelmatig is geschied, omdat de verweerster geen opzegtermijn in acht heeft genomen. De verzoekster heeft recht op een vergoeding voor de opzeggingstermijn en de cessantia-uitkering. De vordering voor niet genoten vakantiedagen is afgewezen, omdat de verzoekster deze niet voldoende heeft gemotiveerd. De verweerster is veroordeeld in de kosten van de procedure en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 15 mei 2018
Behorend bij E.J. nr. 1416 van 2017/AUA201701401
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[naam verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna te noemen: [naam verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena,
tegen:
[naam verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen: [naam verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. P.A.J. van der Biezen,

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 6 juli 2017;
  • het verweerschrift, ingediend op 12 september 2017;
  • de brief met productie zijdens [naam verweerster], ingediend op 25 september 2017;
  • de behandeling ter zitting van 23 oktober 2017 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier
  • de brieven met producties zijdens [naam verzoekster], ingediend op 21 februari en 26 maart 2018;
  • de ter zitting op 3 april 2018 zijdens [naam verzoekster] overgelegde producties;
  • de behandeling ter zitting van 3 april 2018 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
[naam verzoekster] is op 1 september 2010 in dienst getreden bij [naam verweerster] en is daar werkzaam geweest als dienstbode/werkster. Haar salaris betrof laatstelijk Afl. 2.000,- per maand bestaande uit een basissalaris van Afl. 1.200,- per maand inclusief structureel overwerk ten bedrage van Afl. 800,- per maand.
2.2
Uit een ongedateerd whatsapp bericht tussen [naam verzoekster] en [naam werknemer verweerster] (werknemer van [naam verweerster]) blijkt het volgende:

[naam werknemer verweerster] como nadie me ha dado repuesta de algo para comer y me voy para mi casa y mañan regreso porque uno no puede trabajar pasando hambre eso injusto
[bijnaam verzoekster] por favor entrega las llaves de la casa de [naam verweerster] en el laboratorio hoy porque no es necesario que trabajes mas
Y que por favor no vayas mas al spa tampoco”.
2.3
Uit een whatsapp bericht van 9 en 16 december 2016 tussen [naam verzoekster] en [naam werknemer verweerster] blijkt het volgende:

Hola Que te dijo iré e sobre mi plata
Buenos día[naam werknemer verweerster]
como esta[naam werknemer verweerster]
perdón tanta molestia pero necesito mi plata dile a [naam verweerster] porque no tengo forma de comunicarme con ella que me pague porque necesito mi dinero to lo trabaje
Hola bijnaam verzoekster] yo le dare tu razon cuando regrese de viaje
Ok y disculpa[naam werknemer verweerster]
se que tu no tiene nada que ver con eso no puedo comunicarme con nadie mas”.
2.4
Bij brief van 19 april 2017 heeft [naam verzoekster] bezwaar gemaakt tegen het volgens haar op 24 september 2016 gegeven ontslag en betaling verzocht van Afl. 10.000,-.

3.HET VERZOEK

3.1 [
naam verzoekster] verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [naam verweerster] tot betaling van een vergoeding, op grond van onregelmatig c.q. kennelijk onredelijke opzegging, bestaande uit:
a. een opzeggingstermijn gelijk aan één
(
naar het gerecht begrijpt: twee) maand(en) netto loon Afl. 4.000,-
b. een cessantia-uitkering gelijk aan twee weken loon Afl. 1.000,-
c. een billijkheidsvergoeding Afl. 4.000,-
d. en niet genoten vakantiedagen Afl. 1.000,-
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [naam verweerster] in de kosten van het geding. Tevens verzoekt [naam verzoekster] toestemming om kosteloos te mogen procederen.
3.2 [
naam verzoekster] grondt het verzoek erop dat zij op staande voet is ontslagen zonder dat daarvoor een geldige reden was en de opzeggingsbepalingen niet acht zijn genomen.
3.3 [
naam verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
[naam verzoekster] is teruggekomen op haar beroep op de nietigheid van het door [naam verweerster] gegeven ontslag en stelt dat het verleende ontslag onregelmatig c.q. kennelijk onredelijk is.
4.2 [
[naam verzoekster] stelt – zo het gerecht begrijpt - dat zij niet als inwonende dienstbode werkzaam was bij [naam verweerster] en om die reden de beschermende bepalingen voor opzegging opgenomen in de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomst op haar van toepassing zijn. [1] [naam verzoekster] stelt dat zij als werkster de schoonmaak deed bij [naam verweerster] thuis en bij haar spa. [naam verweerster] betwist niet dat [naam verzoekster] bij haar in dienst was en voor haar schoonmaakwerkzaamheden verrichtte.
4.3
Uit de whatsapp berichten blijkt dat [naam verzoekster] elders woonde en niet bij [naam verweerster] thuis nu zij in het whatsapp bericht zegt dat zij naar huis gaat en de volgende dag terug komt. [naam verweerster] heeft de inhoud van de whatsapp berichten niet betwist. Het Gerecht is dan ook van oordeel dat [naam verzoekster] niet als inwonende dienstbode werkzaam was bij [naam verweerster], zodat op [naam verzoekster] de beschermende bepalingen voor opzegging opgenomen in de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomst op haar van toepassing zijn.
4.4
Partijen verschillen van mening over het ontslag zelf c.q. de datum van het ontslag. [naam verweerster] stelt terecht dat de ontslagdatum niet duidelijk is nu door [naam verzoekster] verschillende datums worden vermeld. Zo stelt [naam verzoekster] in haar verzoekschrift dat zij op 24 november 2016 op staande voet is ontslagen. Het gerecht is van oordeel dat de datum van 24 november 2016 in het verzoekschrift een kennelijke verschrijving betreft. Immers, in de brief van 19 april 2017 staat dat [naam verzoekster] op 24 september 2016 op staande voet is ontslagen. In het gecorrigeerde rapport van de Directie Arbeid en Onderzoek van 7 november 2017 staat dat het ontslag op 22 september 2016 heeft plaatsgevonden. In dit rapport staat verder dat [naam verzoekster] verklaard heeft tot en met 23 september 2016 voor [naam verweerster] te hebben gewerkt. Het gerecht acht het voldoende vaststaan dat het ontslag rond 24 september 2016 heeft plaatsgevonden.
4.5
Tevens verschillen partijen van mening of [naam verweerster] [naam verzoekster] op staande voet heeft ontslagen of dat [naam verzoekster] zelf ontslag op staande voet heeft genomen. Volgens [naam verweerster] heeft [naam verzoekster] ontslag op staande voet genomen nu zij haar werkplek heeft verlaten en niet meer is teruggekomen om haar werkzaamheden te hervatten. Volgens [naam verzoekster] is zij door [naam verweerster] op staande voet ontslagen en verwijst daartoe naar de ongedateerde whatsapp berichten met [naam werknemer verweerster].
4.6
Het gerecht overweegt het volgende. Uit de ongedateerde whatsapp berichten met [naam werknemer verweerster] blijkt dat tegen [naam verzoekster] wordt gezegd dat zij de huissleutels van [naam verweerster] moet inleveren omdat de diensten van [naam verzoekster] niet meer nodig zijn. De reden daarvoor ontbreekt. Daarnaast wordt tegen [naam verzoekster] gezegd dat zij ook niet meer naar de spa van [naam verweerster] hoeft te gaan. Dat de werknemer van [naam verweerster] dit aan [naam verzoekster] mededeelt en niet [naam verweerster] zelf maakt dat niet anders nu [naam verweerster] zelf stelt dat zij destijds uitlandig was. Dat [naam verzoekster] zelf ontslag heeft genomen blijkt nergens uit. Integendeel, uit de ongedateerde whatsapp berichten blijkt dat [naam verzoekster] aan [naam werknemer verweerster] meedeelde dat zij de volgende dag terug zou komen.
4.7
De stelling van [naam verweerster] dat zij juist wilde dat [naam verzoekster] weer bij haar kwam werken, maar [naam verzoekster] wegbleef en niet terug wilde, is niet onderbouwd. Als goed werkgever mocht van [naam verweerster] worden verwacht dat zij, indien zij, zoals zij stelt, wilde dat [naam verzoekster] terugkwam, op z’n minst contact zou hebben opgenomen met [naam verzoekster]. Hiervan is niet gebleken. Naar het oordeel van het Gerecht volgt hieruit dat [naam verzoekster] op staande voet is ontslagen zonder dat [naam verweerster] daar een dringende reden voor had gegeven. Niet is gesteld of gebleken dat [naam verzoekster] de ontslagreden kende althans behoorde te kennen
4.8
Dit betekent allereerst dat de beëindiging van het dienstverband om die reden onregelmatig is geschied. [naam verweerster] heeft immers geen opzegtermijn in acht genomen en is jegens [naam verzoekster] schadeplichtig. De verzochte wettelijke (gefixeerde) schadeloosstelling van twee maanden wegens de niet in acht genomen opzegtermijn zal ingevolge artikel 7A:1615o lid 4 in samenhang met artikel 7A:1615r BW worden toegewezen. Nu de dringende reden ontbrak en [naam verweerster] overigens geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de vordering zal de gevorderde cessantia-uitkering eveneens worden toegewezen.
4.9
Een onregelmatige beëindiging van het dienstverband kan onder omstandigheden kennelijk onredelijk zijn. Beëindiging van het dienstverband zonder reden levert ingevolge artikel 7A:1615s lid 2 sub a BW een kennelijk onredelijk beëindiging op en in dat geval kan de rechter ingevolge artikel 7A:1615s lid 1 BW aan de wederpartij naar billijkheid een schadevergoeding toekennen, mede in aanmerking genomen de voor de werknemer getroffen voorzieningen, de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden en indien de gevolgen van de beëindiging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij die beëindiging.
4.1
In dit geval is het gerecht van oordeel dat geen vergoeding wegens een kennelijk onredelijk ontslag moet worden opgelegd. Zoals [naam verzoekster] tijdens de behandeling van het verzoek ter zitting heeft aangegeven, had zij vier maanden na het ontslag een andere baan. Het lag op de weg van [naam verzoekster] om feiten te stellen (en zo nodig te bewijzen) waaruit volgt dat zij (verdere financiële) schade heeft geleden ten gevolge van het (onterechte) ontslag, welke schade niet gedekt wordt door het loon over de opzegtermijn en voormelde cessantia-uitkering.
4.11 [
[naam verzoekster] heeft voorts een bedrag van Afl. 1.000,- voor niet genoten vakantiedagen gevorderd. Nu [naam verweerster] betwist dat [naam verzoekster] vakantiedagen tegoed heeft en [naam verzoekster] haar vordering verder niet heeft gemotiveerd wordt deze vordering afgewezen.
4.12
Het gerecht zal de wettelijke rente toewijzen zoals gevorderd, nu [naam verweerster] die ingangsdatum niet heeft betwist.
4.13 [
[naam verweerster] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, tot op heden begroot op Afl. 50,- aan griffierecht en Afl. 1.250,- aan salaris van de gemachtigde.
4.14
Gezien het overgelegde bewijs van onvermogen zal aan [naam verzoekster] toestemming worden verleend om kosteloos te mogen procederen.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
verleent [naam verzoekster] toestemming om kosteloos te mogen procederen;
verklaart voor recht dat de opzegging van eind september 2016 van [naam verzoekster] onregelmatig is;
veroordeelt [naam verweerster] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [naam verzoekster] te betalen Afl. 4.000,- netto terzake de opzeggingstermijn en Afl. 2.000,- netto terzake de cessantia-uitkering, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2016 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [naam verweerster] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [naam verzoekster] worden begroot op Afl. 50,- aan griffierecht en Afl. 1.250,- aan gemachtigdensalaris;
verklaart de veroordelingen in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.artikel 2 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomst AB 1989 no. GT 14.