In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een verzoek van [Verzoeker] tegen zijn werkgever, Stuart Security, naar aanleiding van een ontslag op staande voet. [Verzoeker] was werkzaam als security guard en werd op 29 augustus 2017 ontslagen wegens ongeoorloofd werkverzuim. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 31 januari 2018 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van de werkgever op 20 maart 2018. Tijdens de zitting op 3 april 2018 werd de zaak behandeld en op 15 mei 2018 werd de beschikking gegeven.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [Verzoeker] was in dienst bij Stuart sinds 10 oktober 2016 en had een salaris van Afl. 1.776,45 netto per maand. Hij had eerder toestemming gevraagd voor een verlenging van zijn vakantie, maar deze was afgewezen. Op 29 augustus 2017 verscheen hij niet op zijn werk, ondanks waarschuwingen van zijn werkgever. Het ontslag werd bevestigd in een brief van 30 augustus 2017, waarin de werkgever stelde dat [Verzoeker] niet op het werk was verschenen en dat dit leidde tot ontslag op staande voet.
[Verzoeker] heeft het ontslag betwist en verzocht om betaling van niet uitbetaalde vakantiedagen en een schadeloosstelling wegens de niet in acht genomen opzegtermijn. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag op staande voet niet onregelmatig was, omdat [Verzoeker] geen gegronde reden had om niet op het werk te verschijnen. Het verzoek om schadeloosstelling werd afgewezen, maar het Gerecht kende wel de betaling van Afl. 1.166,08 toe voor de niet uitbetaalde vakantiedagen, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De proceskosten werden gecompenseerd, en [Verzoeker] kreeg toestemming om kosteloos te procederen.