ECLI:NL:OGEAA:2018:286

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 mei 2018
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
E.J. no. AUA201800258
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en ongeoorloofd werkverzuim in arbeidsrelatie

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een verzoek van [Verzoeker] tegen zijn werkgever, Stuart Security, naar aanleiding van een ontslag op staande voet. [Verzoeker] was werkzaam als security guard en werd op 29 augustus 2017 ontslagen wegens ongeoorloofd werkverzuim. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 31 januari 2018 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van de werkgever op 20 maart 2018. Tijdens de zitting op 3 april 2018 werd de zaak behandeld en op 15 mei 2018 werd de beschikking gegeven.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [Verzoeker] was in dienst bij Stuart sinds 10 oktober 2016 en had een salaris van Afl. 1.776,45 netto per maand. Hij had eerder toestemming gevraagd voor een verlenging van zijn vakantie, maar deze was afgewezen. Op 29 augustus 2017 verscheen hij niet op zijn werk, ondanks waarschuwingen van zijn werkgever. Het ontslag werd bevestigd in een brief van 30 augustus 2017, waarin de werkgever stelde dat [Verzoeker] niet op het werk was verschenen en dat dit leidde tot ontslag op staande voet.

[Verzoeker] heeft het ontslag betwist en verzocht om betaling van niet uitbetaalde vakantiedagen en een schadeloosstelling wegens de niet in acht genomen opzegtermijn. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag op staande voet niet onregelmatig was, omdat [Verzoeker] geen gegronde reden had om niet op het werk te verschijnen. Het verzoek om schadeloosstelling werd afgewezen, maar het Gerecht kende wel de betaling van Afl. 1.166,08 toe voor de niet uitbetaalde vakantiedagen, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De proceskosten werden gecompenseerd, en [Verzoeker] kreeg toestemming om kosteloos te procederen.

Uitspraak

Beschikking van 15 mei 2018
Behorend bij E.J. no. AUA201800258
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker, hierna ook te noemen: [Verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. C.S. Edwards,
tegen:
[Verweerder] h.o.d.n. STUART SECURITY,
gevestigd te Aruba,
verweerder, hierna ook te noemen: Stuart,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 31 januari 2018;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 20 maart 2018;
- de faxbrief met producties van [Verzoeker], ingediend op 29 maart 2018;
- de overgelegde pleitaantekeningen ter zitting van [Verzoeker];
- de behandeling ter zitting van 3 april 2018 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Verzoeker] is op 10 oktober 2016 bij Stuart in dienst getreden en is daar werkzaam geweest als
security guard. Zijn salaris betrof laatstelijk Afl. 1.776,45 netto per maand.
2.2
In artikel 5 van de arbeidsovereenkomst staat, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“…Per gewerkt uur zal de werknemer 0,50 ct toeslag ontvangen een zogenaamde vakantie toeslag wat het totaal loon op 9.11 brengt. Om deze reden zullen doorbetaalde vakantiedagen niet opeisbaar zijn…”.
2.3
Bij brief van 23 augustus 2016 (het gerecht begrijpt: 2017) heeft Stuart [Verzoeker] bericht dat hij op 24 augustus 2017 om 15:00 uur weer op het werk wordt verwacht en dat de (tweede) verzochte verlenging van zijn vakantie met één week onmogelijk is. Stuart geeft als reden dat hij al heeft meegewerkt met de (eerste) verzochte verlenging van zijn vakantie met één week en dat andere collega’s ook recht hebben om hun vakantie op te nemen.
2.4
Bij brief van 29 augustus 2017 heeft Stuart [Verzoeker] gewaarschuwd dat hij de vorige dag niet op het werk is verschenen conform zijn rooster en dat als hij die middag om 15:00 uur wederom niet op het werk verschijnt dat dan ontslag op staande voet zal volgen.
2.5
Op 29 augustus 2017 is [Verzoeker] door Stuart op staande voet ontslagen.
2.6
Bij brief van 30 augustus 2017 heeft Stuart het gegeven ontslag op staande voet bevestigd. In deze brief is onder meer het volgende opgenomen:
“I am sending you this letter with the following purpose, yesterday the 29th of August 2017 you were expected at your job at 15:00 pm. You did not show up, regardless the letter that you did receive earlier that day with the urgent reminder that did not receive an approval on your requested vacation, which was received Saturday evening the 26th of August 2017. This was the second letter on this situation, Monday the 28th of August you also did not show up regardless the fact that you were informed in a reply email on your request that your requested vacation could not be honored. In this email was explained that it is a busy period right now and that we could give you an alternative date to take the vacation. We did check out all the opportunity’s, but had to conclude that it is impossible to give you the days.
You did request for a vacation from 08-08-2017 till 08-16-2017 which was approved, on the 7th of August 2017 in the evening you did request an extra week till 08-24-2017 which was also approved an taken by you.
Like explained in the letter from yesterday the 29th of August 2017, you were expected at 15:00 pm and if you would neglect this and would not show up, we were forced to terminate our working agreement as per immediate.
2.7
Bij brief van 29 november 2017 heeft [Verzoeker] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en heeft hij zich bereid verklaard de bedongen werkzaamheden te blijven verrichten. Tevens heeft [Verzoeker] aanspraak gemaakt op het achterstallig loon, zijn loonstroken en een specificatie van de door hem opgebouwde vakantiedagen.

3.HET VERZOEK

3.1 [
Verzoeker] verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, Stuart te veroordelen tot betaling aan [Verzoeker] van niet uitbetaalde vakantiedagen van Afl. 1.166,08, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ingevolge artikel 7A:1614q BW en de wettelijke rente vanaf de dag van de opeisbaarheid van het salaris en Stuart te bevelen om aan [Verzoeker] te betalen een schadeloosstelling wegens de niet in acht genomen opzegtermijn gelijk aan één maand loon ten bedrage van Afl. 1.776,45, vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van Stuart in de proceskosten. Tevens verzoekt [Verzoeker] toestemming om kosteloos te mogen procederen.
3.2 [
Verzoeker] grondt het verzoek erop dat Stuart de dienstbetrekking ingevolge artikel 7A:1615r BW onregelmatig heeft beëindigd. Volgens [Verzoeker] had Stuart geen dringende reden om hem op staande voet te ontslaan.
3.3
Stuart heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
Verzoeker] is teruggekomen op zijn beroep op de nietigheid van het door Stuart gegeven ontslag en stelt dat het verleende ontslag onregelmatig is.
4.2
Voorop wordt gesteld dat een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet niet onregelmatig kan zijn. Gelet op het vorenstaande gaat het in dit geval allereerst om de vraag of het ongeoorloofd werkverzuim van [Verzoeker] een dringende reden oplevert die het aan hem op 29 augustus 2017 gegeven ontslag op staande voet rechtvaardigt.
4.3
Ingevolge artikel 7A:1615o BW is ieder der partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder gelijktijdige mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7A:1615p lid 1 BW worden als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 7A:1615o BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de dienstbetrekking te laten voortduren.
4.4
Of dat het geval is, hangt af van de omstandigheden van het geval. De aard van de arbeidsovereenkomst, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer zijn werkzaamheden heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem hebben, spelen daarbij een rol (HR 22 februari 2002, NJ 2003, 174).
4.5 [
Verzoeker] heeft ter zitting aangegeven dat hij naar Haïti moest afreizen om zijn dochter aldaar op te halen zodat zij hier in Aruba op 1 september 2017 met school kon beginnen. Hij wist dat pas op 24 augustus 2017 toen zijn moeder op Aruba aankwam zonder zijn dochter. Tevens stelt [Verzoeker] dat hij toestemming heeft gevraagd aan Stuart voor onbetaald verlof en dat hij slechts twee werkdagen heeft gemist. Volgens [Verzoeker] moest zijn dochter op 1 september 2017 op school verschijnen mocht zij daar les willen volgen.
4.6
Stuart betwist dat [Verzoeker] pas op 24 augustus 2017 wist dat hij naar Haïti moest afreizen om zijn dochter op te halen. Volgens Stuart is ruim van te voren bekend wanneer het nieuwe schooljaar van start gaat. Tevens stelt Stuart zich op het standpunt dat hij al had meegewerkt met een verzoek van [Verzoeker] tot verlenging van zijn vakantie met één week. Volgens Stuart kon het bedrijf zich een tweede verlenging van de vakantie van [Verzoeker] niet veroorloven nu het een drukke periode was en ook andere collega’s met vakantie moesten.
4.7
In dit geval is het gerecht van oordeel dat [Verzoeker] geen gegronde reden had om op 29 augustus 2017 niet op het werk te verschijnen. Ingevolge artikel 7A:1615d BW is een werknemer verplicht de bedongen arbeid te verrichten. Ingevolge artikel 2 jo. artikel 3 lid 2 van de Vakantieverordening heeft de werknemer recht op vakantie met behoudt van loon mits hij daartoe toestemming heeft van de werkgever. In dit geval heeft Stuart [Verzoeker] tot twee keer toe (schriftelijk) bericht dat zijn tweede verzoek om verlenging van de verzochte vakantie werd afgewezen en hem gewaarschuwd dat, als hij wederom niet op het werk verschijnt, ontslag zou volgen. [Verzoeker] gold dus als een gewaarschuwd mens. Dat [Verzoeker] onbetaald verlof had verzocht maakt het oordeel van het gerecht niet anders, nu Stuart duidelijk aan [Verzoeker] had gemaakt dat dit in het belang van het bedrijf niet kon. De stellingen van [Verzoeker] dat hij niet één week of één maand kon wachten om af te reizen kan in het midden blijven nu dit in het onderhavige geval niet speelt. [Verzoeker] heeft verder geen beroep gedaan op zijn persoonlijke omstandigheden.
4.8
Op grond van het vorenstaande zal het verzoek van [Verzoeker] om schadeloosstelling op grond van onregelmatige beëindiging worden afgewezen, nu Stuart niet gehouden was de opzegtermijn in acht te nemen.
4.9 [
Verzoeker] heeft tevens gesteld dat hij nog recht heeft op betaling van zestien vakantiedagen. Ter onderbouwing daarvan heeft [Verzoeker] zijn salarisslip van de maand augustus 2017 overgelegd. Ter zitting heeft Stuart erkend dat artikel 5 van de arbeidsovereenkomst in strijd is met de wet en verklaard dat de vakantiedagen aan [Verzoeker] uitbetaald moeten worden. Nu Stuart geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van het gevorderde bedrag, zal het gerecht het bedrag van Afl. 1.166,08 toewijzen.
4.1
Het gerecht zal de wettelijke verhoging ingevolge artikel 7A:1614q BW overeenkomstig de bestendige lijn van het Gemeenschappelijk Hof, matigen tot 15%.
4.11
Het gerecht zal de wettelijke rente over de niet betaalde vakantiedagen toewijzen vanaf 4 december 2017, nu uit de brief van 29 november 2017 blijkt dat Stuart in gebreke is gesteld. Uit de arbeidsovereenkomst blijkt niet op welke dag het salaris uitbetaald wordt en [Verzoeker] heeft de dag van opeisbaarheid verder niet onderbouwd.
4.12
Nu beide partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, zal het gerecht de proceskosten tussen hen compenseren.
4.13
Gezien het overgelegde bewijs van onvermogen zal aan [Verzoeker] toestemming worden verleend om kosteloos te mogen procederen.
6.DE BESLISSING
Het gerecht:
verleent [Verzoeker] toestemming om kosteloos te mogen procederen;
veroordeelt Stuart om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [Verzoeker] te betalen Afl. 1.166,08 terzake de niet uitbetaalde vakantiedagen, vermeerderd met de wettelijke verhoging tot een maximum van 15% en de wettelijke rente vanaf 4 december 2017 tot de dag der voldoening;
compenseert de proceskosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 15 mei 2018, in tegenwoordigheid van de griffier