ECLI:NL:OGEAA:2018:277

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
23 mei 2018
Zaaknummer
74 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van opzettelijke brandstichting in een woning op Aruba op 29 oktober 2017, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden te duchten was. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie jaar, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van het tweede feit. Tijdens de openbare terechtzitting op 26 april 2018 zijn de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.A.R. Bryson, verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte werd vrijgesproken van het tweede feit, maar het gerecht achtte het eerste feit bewezen. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en videobeelden van een Halloween-feest, waar de verdachte aanwezig was. De getuigen verklaarden dat de verdachte bedreigingen had geuit en dat hij in de buurt van de brand was gezien. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht, wat leidde tot een gevangenisstraf van drie jaar. De rechtbank rekende het de verdachte zwaar aan dat hij opzettelijk brand had gesticht in een appartementencomplex, waar meerdere bewoners, waaronder kinderen, aanwezig waren. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 1:13 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.A.R. Bryson.
De officier van justitie, mr. W. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van feit 2 vrij te spreken en de verdachte ter zake van feit 1 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 29 oktober 2017 te Aruba opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres 1] door (open) vuur in aanraking te brengen met een meubelstuk, ten gevolge waarvan dat meubelstuk geheel of gedeeltelijk is verbrand en/of brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voormelde woning en de zich daarin bevindende goederen en/of gemeen gevaar voor omliggende woningen en de zich in die woning bevindende goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die omliggende woningen te duchten was;
(artikel 2:98 van het Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks 1 november 2017 te Aruba tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk 60 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van enige bereiding van deze stof, afleverde, verstrekte, bezat of aanwezig had;
(artikel 3 van de Landsverordening verdovende middelen)

3.Voorvragen

Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is, dat zij bevoegd is van het tenlastegelegde kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte, zoals door de officier van justitie ook is gevorderd, daarvan vrijspreken.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
1. hij op
of omstreeks29 oktober 2017 te Aruba opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres 1] door (open) vuur in aanraking te brengen met een meubelstuk, ten gevolge waarvan dat meubelstuk
geheel ofgedeeltelijk is verbrand en
/ofbrand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voormelde woning en de zich daarin bevindende goederen en
/ofgemeen gevaar voor omliggende woningen en de zich in die woning bevindende goederen en
/oflevensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die omliggende woningen te duchten was;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Algemene Recherche, Team Woning Inbraken, behorende bij de index met nummer [nummer], met onderzoeksnaam “[onderzoeksnaam]”, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 maart 2018 gesloten en ondertekend door [verbalisant], hoofdagent eerste klasse, bij voormeld korps.
Bijlage 5.1
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 30 oktober 2017 gesloten en getekend door [verbalisant], brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
proces-verbaal van aangifte van [aangeefster], -zakelijk weergegeven-:
Ik ben de bewoonster van de woning gelegen te [adres 1] in [naam buurt]. Ik woon daar met mijn twee minderjarige kinderen. Op 28 oktober 2017 verliet ik mijn woning. Ik had de woning gesloten en intact achtergelaten. Ik had geen elektrische apparaten en ook niet het gasfornuis aangelaten. Ik ben in de avonduren naar [naam club] gegaan voor een feest. Mijn buurvrouw [naam buurvrouw] vertelde mij dat mijn huis in brand stond. Mijn buurvrouw van de derde verdieping zei tegen mij dat ze een brandlucht rook en dat zij toen meteen met haar kinderen naar buiten was gegaan.
Bijlage 5.2
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 21 november 2017 gesloten en getekend door [verbalisant], agent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
proces-verbaal van aangifte van [aangever], -zakelijk weergegeven-:
Ik ben de vader van [aangeefster] (het gerecht begrijpt: [aangeefster]). Mijn dochter had een intieme relatie met de man die ik ken als [verdachte]. Ongeveer een maand geleden had [aangeefster] een discussie met deze [verdachte], in de bar genaamd [naam bar]. Hij had haar verteld, dat hij de woning van haar in brand zou steken. Kort nadat [verdachte] die woorden had geuit, was de woning van haar in brand gestoken. De buren van [aangeefster] hadden aan ons verklaard, dat zij [verdachte] in de omgeving van de woning hadden gezien. [verdachte] en [aangeefster] hebben altijd problemen met elkaar.
Bijlage 6.1
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 29 oktober 2017 gesloten en getekend door [verbalisant], brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 1], wonende te [adres 2], -zakelijk weergegeven-:
Heden werd ik wakker. Ik hoorde buiten iemand stenen gooien. Hierna hoorde ik een mannelijke stem die ik herkende als de man [verdachte]. [verdachte] had in het verleden een relatie met mijn buurvrouw [aangeefster]. Zij woont op het adres [adres 1]. Hierna hoorde ik hem uiten “awe si e coy conjo ki ta caba. Awe si mi ta matabo.” (vrije vertaling verbalisant: Vandaag wel zal alles klaar zijn. Vandaag wel zal ik je vermoorden). [verdachte] bleef stenen gooien. Vervolgens hoorde ik een harde klap buiten alsof een ruit vernield werd. Ik besloot door mijn slaapkamerraam te kijken. Ik zag dat rook vanuit het slaapkamerraam van de woning van [aangeefster] komen. Ik maakte mijn kinderen wakker en wij gingen naar buiten. Ik zag dat de naaste buurman van [aangeefster] buiten was met een slang en probeerde de brand te blussen. Ik belde de buurvrouw die vriendin is van [aangeefster] om [aangeefster] op de hoogte stellen dat haar woning in brand was.
Bijlage 6.3
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 9 november 2017 gesloten en getekend door [verbalisant], brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 2], -zakelijk weergegeven-:
Ik woon op het adres [adres 3]. Mijn woning en de woningen in mijn omgeving bestaan uit drie verdiepingen. Op de bewuste dag van de brand was ik op een feest van Halloween te [naam bar]. Omstreeks 3:30 uur werd ik gebeld door de buurvrouw wonende in het appartement nummer [nummer]. Zij stelde mij in kennis dat het appartement nummer [nummer] in vlammen was. De buurvrouw die op voornoemde adres woont heet [aangeefster]. Zij was ook bij bedoeld feest. Ik stelde haar in kennis van het gebeuren. Toen ik mijn woning ging controleren was alles intact, alleen had ik last van rook.
Bijlage 6.2
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 2 november 2017 gesloten en getekend door [verbalisant], brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 3], sociaal werkster, -zakelijk weergegeven-:
Op 31 oktober 2017 was ik in verband met mijn werk in de wijk [naam wijk]. Mij is door buurtbewoners van de wijk [naam wijk] verteld dat [verdachte] de woning gelegen te [adres 1] in brand had gestoken. Hij zou op dat moment gekleed zijn geweest in een Halloween kostuum. Dit zou een zwart kostuum zijn geweest met een wit masker en witte handschoenen. De buurtbewoners hebben mij ook verteld dat zij bang zijn om met de politie te praten. Zij hebben mij verteld dat [verdachte] een ex-partner is van [aangeefster], de bewoonster van voornoemde woning.
Bijlage 2.2.6
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 november 2017 gesloten en getekend door [verbalisant] en [verbalisant], respectievelijk brigadier eerste klasse en brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte, -zakelijk weergegeven-
Ik ken het adres [adres 1]. [aangeefster] (het gerecht begrijpt: aangeefster [aangeefster]) woont daar. Ik verblijf af en toe op dat adres. De laatste keer dat ik daar had verbleven was op 28 oktober 2017. Op 30 oktober 2017 (het gerecht begrijpt: 29 oktober 2017) omstreeks 02:00 uur gingen [aangeefster] en ik naar [naam bar]. Daar raakten [aangeefster] en ik in een discussie. Bij [naam bar] was een Halloween Party. Ik verkeerde onder invloed van alcohol houdende drank.
Bijlage 2.2.7
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 november 2017 gesloten en getekend door [verbalisant] en [verbalisant], respectievelijk brigadier eerste klasse en brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte, -zakelijk weergegeven-
Mijn vrienden noemen mij [verdachte] of [bijnaam verdachte].
Bijlage 3.1.1
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 november 2017 gesloten en getekend door [verbalisant], hoofdagent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
proces-verbaal aanvraag videobeelden, -zakelijk weergegeven-:
Op 29 oktober 2019 omstreeks 03:05 uur dirigeerde de centralist van de centrale meldkamer de surveillance eenheid van de Sectie Surveillance Sint Nicolaas naar [adres 1] voor een uitslaande brand. Ter plaatse zag bedoelde surveillance eenheid rook ontwikkeling vanuit een slaapkamer raam gelegen in de oostelijke gevel van voornoemd perceel komen.
Bijlage 7.1
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 november 2017 gesloten en getekend door [verbalisant], brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, ingedeeld bij de Divisie Informatie & Expertise en dienstdoende bij het Bureau Forensisch Technische Onderzoek, voor zover inhoudende, als
proces-verbaal van brand onderzoek, -zakelijk weergegeven-:
Op 29 oktober 2017 vond er een brand plaats in het perceel [adres 1], te [naam wijk]. Naar aanleiding van deze brand werd door mij, verbalisant, op dezelfde dag een onderzoek ingesteld.
Situering plaats delict
Het perceel [adres 1] is gelegen in de volksbuurt te [naam wijk].
Omschrijving plaats delict
Het perceel [adres 1] is een wooneenheid en maakt deel uit van een flatgebouw bestaande uit 12 woningen. Het perceel [adres 1] bestond uit een begane grond en een bovenverdieping.
Onderzoek plaats delict:
Bij aankomst zag ik dat beide ruiten van het raam gelegen in de voorgevel door de hitte vernield raakten. Bij onderzoek aan de voordeur was deze deur open en er werden geen sporen gevonden die kunnen aanduiden dat deze deur geforceerd was.
Van de brandweer werd vernomen dat de achterdeur niet op slot was. Bij onderzoek in de woning zag ik dat de brandhaard betrof de sofa die onder de trap die naar de bovenverdieping leidt geplaatst is. De sofa was bijna helemaal afgebrand. Bij onderzoek aan de sofa en in de directe omgeving werd er geen warmtebron gevonden. Bij het onderzoek werd er geen indicatie gevonden van een brandstof. De houten trap naar de bovenverdieping was voor een groot deel verbrand.
Samenvatting bevindingen:
- gezien het brandsporenbeeld was de sofa onder de trap de brandhaard;
- in de brandresten van de sofa en in de directe omgeving werd geen warmtebron gevonden;
- er werd geen indicatie gevonden van het gebruik van een brandstof.
Conclusie:
Derhalve past het aangetroffen sporenbeeld bij een brand welke is ontstaan op of in de directe omgeving van de sofa. Aangezien een technische oorzaak is uitgesloten, is de brand ontstaan door het al dan niet opzettelijk inbrengen van vuur. Hierdoor was gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten.
Bijlage 3.1.2
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 november 2017 gesloten en getekend door [verbalisant], brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
proces-verbaal videobeelden [naam bar], -zakelijk weergegeven-:
In verband met het lopende onderzoek, zaak [naam zaak] werden de in beslag genomen videobeelden van de beveiligingscamera’s van “[naam bar]” d.d. 29 oktober 2017 door mij, verbalisant, bekeken. Het betreft video-opnamen tussen 02:00 uur en 05:00 uur.
- 14:07:10 De vrouw [aangeefster] komt weer in beeld en loopt snel naar de bar. Zij wordt meteen gevolgd door een persoon met een masker.
14:07:15 [aangeefster] gaat weer achter de bar “schuilen”. De persoon met het masker blijft rechts in beeld staan bij de in- en uitgang.
- 14:09:08 De persoon met het masker heeft een tatoeage op zijn rechter onderarm. De persoon geeft een indruk alsof deze naar iemand aan het zoeken is.
- 14:09:12 De persoon met het masker gaat naar buiten.
- 14:10:00 Een man met markeringen op zijn voorhoofd loopt de lokaliteit in. Deze man wordt herkend als zijnde de man genaamd [verdachte].
- 14:10:29 [ aangeefster] en [verdachte] kijken in elkaars richting, terwijl [verdachte] met zijn linkerhand een gebaar maakt alsof hij een vuurwapen vasthoudt en daarmee richt op [aangeefster].
- 14:11:33 [ verdachte] gaat al dansend door het pand en blijft op dadelijk moment midden in beeld bij de bar staan en maakt hier wederom gebaren. Ditmaal met zijn rechterhand in de richting van [aangeefster].
- 14:11:40 Op de rechteronderarm van [verdachte] is dezelfde tatoeage te zien als die van de persoon met het masker. Terwijl [verdachte] door het pand beweegt, blijft [aangeefster] hem met haar ogen volgen.
- 14:14:33 Het lijkt alsof [verdachte] tegen [aangeefster] praat en hij maakt weer gebaren in haar richting. [verdachte] wordt vervolgens aangesproken door een bezoeker die naast hem op een barkruk zit.
- 14:17:25 Terwijl [verdachte] heen en weer blijft bewegen en dansen, blijft hij met zijn aandacht gericht op [aangeefster].
- 14:20:49 [ verdachte] maakt wederom een handgebaar alsof hij met een vuurwapen op [aangeefster] schiet.
- 14:24:41 [ verdachte] maakt wederom een schietgebaar richting [aangeefster].
- 14:25:04 [ verdachte] leunt op de bar en spreekt in het rechteroor van de barman. Er lijkt vervolgens een dialoog te zijn die uitloopt op een discussie. [verdachte] kijkt hierbij ook in de richting van [aangeefster].
- 14:29:40 [ verdachte] loopt weg en verdwijnt tussen de bezoekers.
- 15:09:53 [ aangeefster] loopt richting de uitgang van [naam bar] en gaat naar buiten.
- 15:10:33 [ aangeefster] komt weer heel snel de [naam bar] in en gaat meteen in de opening van de toonbank staan. Zij geeft een aangeslagen indruk en houdt haar linkerhand op haar hart.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, aangezien niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de brand gesticht heeft. Er is geen direct bewijs waaruit de betrokkenheid van de verdachte blijkt. Er is slechts een auditu verklaring van de vader van aangeefster die heeft verklaard van aangeefster gehoord te hebben dat de verdachte de woning van aangeefster in brand wilde steken. Aangeefster zelf heeft echter niets verklaard over een eventuele bedreiging met brandstichting. Voorts heeft een buurtbewoner verklaard dat zij stenen hoorde gooien en de stem van verdachte bij het appartementencomplex zou hebben gehoord. Dit zou rond twee uur zijn geweest, terwijl de verdachte [naam bar] rond half 3 heeft verlaten. Zij heeft de verdachte zelf niet gezien. Het voorgaande in combinatie met het enkele feit dat de verdachte op die bewuste avond een conflict met aangeefster heeft gehad, is onvoldoende om betrokkenheid van de verdachte aan te kunnen nemen.
Het gerecht oordeelt als volgt.
Op 29 oktober 2017 kregen verbalisanten rond 03:05 uur een melding van een uitslaande brand. Toen verbalisanten aankwamen bij het perceel [adres 1], zagen zij rookontwikkeling vanuit een slaapkamerraam gelegen in de oostelijke gevel van voornoemd perceel komen. Er is door het BFTO sporenonderzoek verricht aan de woning. Uit het rapport blijkt dat een sofa die zich bevond onder de trap naar de bovenverdieping de brandhaard was en dat de brand is ontstaan door het al dan niet opzettelijk inbrengen van vuur. De houten trap naar de bovenverdieping was voor een groot deel verbrand. De brand is ontstaan in de nachtelijke uren op het moment dat er in de naastgelegen woningen meerdere bewoners, onder wie kinderen, aanwezig waren en lagen te slapen. De samenhangende bouwwijze, een appartementencomplex bestaande uit meerdere verdiepingen, was zodoende dat blijkens het BFTO rapport een branduitbreiding naar aangrenzende woningen te duchten was. Gelet op voornoemde vaststaande feiten is het gerecht van oordeel dat er door de brand en de daarmee gepaard gaande rookontwikkeling zowel gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, als levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of er sprake is geweest van opzettelijke brandstichting door de verdachte.
Een buurvrouw, getuige [getuige 1], verklaarde dat zij iemand stenen heeft horen gooien en dat zij een mannelijke stem, die zij herkende als de stem van de verdachte, bedreigingen heeft horen uiten. Vervolgens hoorde zij een klap alsof er een ruit werd ingeslagen. Toen zij door haar slaapkamerraam keek, zag zij rookontwikkeling vanuit het slaapkamerraam van de woning komen. Zij heeft toen een buurvrouw, getuige [getuige 2], gebeld die samen met aangeefster op een feest was, om aangeefster op de hoogte te stellen van de brand in haar woning.
Op de videobeelden van [naam bar], de lokaliteit waar die nacht een Halloween feest plaatsvond, is te zien dat de verdachte, die eerder die nacht een masker op had, tot driemaal toe met zijn hand schietbewegingen maakte naar aangeefster. Uit de videobeelden volgt dat de verdachte rond 02:30 uur de lokaliteit heeft verlaten.
De vader van aangeefster heeft verklaard dat aangeefster een discussie had met de verdachte, dat de verdachte had gedreigd de woning van aangeefster in brand te steken en dat kort daarna de woning van aangeefster in brand werd gestoken. De verdachte heeft bevestigd dat hij inderdaad tijdens het feest een discussie met aangeefster heeft gehad. Tevens heeft hij verklaard dat hij onder invloed van alcoholische drank verkeerde.
Uit de verklaring van getuige [getuige 3] volgt voorts dat zij van buurtbewoners heeft gehoord dat de verdachte, die de bewuste avond in Halloween kostuum was en een masker op had, het huis van aangeefster in brand zou hebben gestoken.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht het gerecht voldoende wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in de woning van aangeefster. Het gerecht is van oordeel dat de verklaringen van de vader van aangeefster en getuige [getuige 3] (zogeheten de auditu verklaringen) voor het bewijs gebezigd kunnen worden nu deze voldoende ondersteuning vinden in het overige bewijsmateriaal. Dit geldt ook voor de verklaring van getuige [getuige 1]. Daarbij is het gerecht van oordeel dat het feit dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij een en ander rond twee uur die nacht heeft gehoord, geen afbreuk doet aan haar verklaring zoals die voor het bewijs is gebezigd, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen voldoende volgt dat dit ongeveer een half uur later moet zijn geweest en het niet ondenkbaar is dat deze getuige zich in de exacte tijd die nacht heeft vergist.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 2:98 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft opzettelijk brand gesticht in de woning van zijn (ex)vriendin. De verdachte heeft de brand in de voor nachtrust bestemde tijd in een appartementencomplex bestaande uit meerdere verdiepingen doen ontstaan. Als gevolg daarvan heeft de verdachte een groot gevaar voor de woningen in het complex en de daarin verblijvende personen veroorzaakt. Ten tijde van de brand waren er in de omliggende woningen meerdere bewoners, onder wie kinderen, aanwezig die lagen te slapen. De verdachte heeft dit voor lief genomen. De verdachte heeft door zijn handelen mensenlevens in gevaar gebracht en grote onrust en gevoelens van angst veroorzaakt. Daarnaast is er door de brand aanzienlijke schade toegebracht aan de woning van aangeefster. Het gerecht rekent de verdachte zijn onverantwoordelijke gedrag zwaar aan. Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Het gerecht heeft acht geslagen op een uittreksel uit het algemene documentatieregister betreffende de verdachte, waaruit ten nadele van de verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld wegens vermogens- en geweldsdelicten.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
DRIE (3) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 17 mei 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.