ECLI:NL:OGEAA:2018:27

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 januari 2018
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
AUA201703232
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte verklaring omtrent gedrag na recente veroordeling voor vuurwapenbezit

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 15 januari 2018 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die verzocht om afgifte van een verklaring omtrent zijn gedrag. Klager, die in persoon procedeerde, had eerder een verzoek ingediend dat op 31 oktober 2017 door de aangewezen ambtenaar was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de recente veroordeling van klager tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, voor het in bezit hebben van een vuurwapen en munitie. Klager stelde dat de verklaring omtrent gedrag noodzakelijk was voor het behoud van zijn huidige baan, maar het gerecht oordeelde dat de ambtenaar op goede gronden had geweigerd de verklaring af te geven. De rechter concludeerde dat er bezwaren tegen klager bestonden, gelet op de aard en ernst van het gepleegde delict. De klacht van klager werd ongegrond verklaard, en de rechter benadrukte dat de ambtenaar ingevolge de wet verplicht was om de verklaring te weigeren onder de gegeven omstandigheden. De beslissing werd genomen door mr. D.J. Jansen, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

Beschikking van 15 januari 2018
AUA201703232
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:
[klager],
wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 31 oktober 2017 van:
de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 31 oktober 2017 heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Op 23 november 2017 heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 11 december 2017, waar klager en verweerder zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel vijf, eerste lid, van de Lv VOG wordt een strafblad uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, beloopt de termijn acht jaren, indien bij de veroordeling is opgelegd gevangenisstraf.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
2.2
Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ten behoeve van een dienstbetrekking bij [X] in de functie van belader.
2.3
Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klager. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager bij onherroepelijk geworden vonnis van het gerecht van 16 oktober 2015, voor zover thans van belang, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk voor overtreding van artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening. De werkgever [X] stelt, aldus verweerder, hoge integriteitseisen aan haar medewerkers.
2.4
Klager heeft aangevoerd dat de verklaring omtrent gedrag een vereiste is voor het behoud van zijn huidige baan. Deze baan heeft hij nodig om zijn gezin te kunnen onderhouden. Gelet hierop en ook omdat hij sindsdien voormelde veroordeling niets strafbaars meer heeft gedaan meent hij een tweede kans te moeten krijgen. Hij verzoekt om de beslissing van verweerder te heroverwegen en hem een verklaring toe te kennen.
2.5
Het gerecht oordeelt dat hoezeer begrip kan worden opgebracht voor het betoog van klager, verweerder gelet op de recente veroordeling van klager alsmede de aard en ernst van het gepleegde delict - te weten het in bezit hebben van een vuurwapen en munitie - zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager en de afgifte van de verklaring gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht heeft geweigerd. Onder deze omstandigheden was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven. Hetgeen klager voor het overige aanvoert, behoeft dan ook geen bespreking.
2.6
Gelet op het vorenoverwogene zal de klacht ongegrond worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, op 15 januari 2018.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).