ECLI:NL:OGEAA:2018:266

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
23 mei 2018
Zaaknummer
A.R. 183 van 2017 / AUA201700375
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit overeenkomst van geldlening en kostenvergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderen de eiseres, de besloten vennootschap Airline Support Curaçao B.V. (ASC) en een eiser, betaling van een bedrag van Afl. 30.279,30 van de gedaagde partij. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van geldlening en kosten die door ASC en de eiser zijn voorgeschoten voor de gedaagde. De zaak is ontstaan uit een factuur van 11 maart 2016 voor een vliegticket en andere kosten die verband houden met een lening en juridische hulp. De gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat er een overeenkomst van geldlening bestaat. Het gerecht heeft geoordeeld dat ASC en de eiser bewijs moeten leveren van hun stellingen, waaronder de overeenkomst van geldlening en de gemaakte kosten. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor bewijslevering. De uitspraak is gedaan op 9 mei 2018 door rechter M.E.B. de Haseth.

Uitspraak

Vonnis van 9 mei 2018
Behorend bij A.R. 183 van 2017 / AUA201700375
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:

1.de besloten vennootschap AIRLINE SUPPORT CURAÇAO B.V.,

hierna te noemen: ASC,
2. [eiser],
hierna te noemen: [eiser],
gevestigd, onderscheidenlijk wonend, te [woonplaats],
gemachtigde: de advocaat mr. G.W. Rep,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigden: de advocaten mr. D.L. Emerencia en mr. G. de Hoogd.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de rolbeschikking van 14 juni 2017;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte uitlating producties zijdens ASC en [eiser].
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij factuur van 11 maart 2016 heeft ASC [gedaagde] US$ 712,66 in rekening gebracht voor een ticket voor een vlucht naar Miami met American Airlines op 11 maart 2016.
2.2
In een akte van 21 april 2014 [kennelijk bedoeld 21 april 2016] is het volgende vermeld:
“Vaststellingsovereenkomst
Ondergetekenden, [gedaagde], wonende te [woonplaats]
En
[eiser], wonende te [woonplaats]
Komen het volgende overeen:
- Het is [eiser] bekend dat [gedaagde] een geschil heeft met Seastar Holding NV inzake de aandelen, in totaal 90, welk [gedaagde] heeft verkocht aan Seastar Holding BV op 04 april 2012.
- Seastar Holding NV heeft zich niet volledig gehouden aan de opgenomen voorwaarden m.b.t. de verkoop met name de betalingen aan derden.
- [ Gedaagde] wenst over te gaan tot ontbinding van de koopovereenkomst tussen [gedaagde] en Seastar Holding BV met als doel dat de aandelen (90) terug gaan naar [gedaagde].
-[Eiser] bied [gedaagde] zowel juridische hulp als financiele hulp ter dekking van de kosten van mr. Rogier van de Heuvel van kantoor Eps Kunneman.
- Voor deze aktie van [eiser] compenseert [gedaagde] [eiser], na het ontvangen van de 90 aandelen, 50% van genoemde aandelen zijnde totaal 45 aandelen.
- Dit overeenkomst is een voorloper op de uiteindelijke uitgebreide final agreement tussen [gedaagde] en [eiser].”
De akte is ondertekend door [gedaagde] en [eiser].
2.3
In een akte van 2 juni 2016 is het volgende vermeld:
“LEENOVEREENKOMST
Ondergetekende [gedaagde] verklaart te hebben ontvangen van Airline Support Curaçao BV/dhr. [eiser] de volgende bedragen:
AWG 15.000,- t.b.v. mevr. [belanghebbende]
AWG 10.000,- voor eigen behoefte.
Aldus getekend voor ontvangst te Oranjestad, 2 juni 2016.”
De akte is ondertekend door [gedaagde] en [eiser]. [Eiser] heeft getekend bij de naam van ASC.
2.4
Op 3 juni 2016 is een betaling van Afl. 256,- aan motorrijtuigenbelasting voldaan ten behoeve van de op naam van [broer gedaagde], de broer van [gedaagde], staande auto [kentekennummer].
2.5
Bij factuur van 30 augustus 2016 heeft A-Z autosales aan “[gedaagde] & [gedaagde]” een
cancellation feevan Afl. 500,- ter zake van een [merk] [model] uit 2015 in rekening gebracht.
2.6
Bij factuur van 4 september 2016 heeft ASC [gedaagde] US$ 1.800,- in rekening gebracht voor de huur van een vliegtuig op 1 september 2016.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1
ASC en [eiser] vorderen – uitvoerbaar bij voorraad – [gedaagde] te veroordelen tot betaling van Afl. 25.000,- + Afl. 500,- + Afl. 256,50 + Afl. 1.282,80 [= US$ 712,66] + Afl. 3.240,- [= US$ 1.800,-] = Afl. 30.279,30, vermeerderd met rente en kosten.
3.2
Aan deze vordering leggen ASC en [eiser] het volgende ten grondslag. Tussen ASC en [gedaagde] dan wel tussen [eiser] en [gedaagde] bestaat een overeenkomst van geldlening voor een bedrag van Afl. 25.000,-; de vordering tot terugbetaling van het aldus geleende bedrag is opeisbaar. Verder hebben ASC dan wel [eiser] motorrijtuigenbelasting en
cancellation feebetaald; een en ander om ervoor te zorgen dat [gedaagde] de auto als betaling in natura op de schuld aan hen kon gebruiken. Ten slotte hebben ASC dan wel [eiser] de kosten voor het vliegticket naar Miami van 11 maart 2016 en voor de huur van een vliegtuig op 1 september 2016 voor [gedaagde] voorgeschoten.
3.3 [
gedaagde] heeft verweer gevoerd. Dat wordt hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ten betoge dat tussen ASC en [gedaagde], dan wel tussen [eiser] en [gedaagde] een overeenkomst van geldlening bestaat, hebben ASC en [eiser] het volgende aangevoerd. In de eerste plaats hebben ASC en [eiser] verwezen naar voormelde akte van 2 juni 2016, waarin volgens hen de overeenkomst van geldlening tussen partijen is neergelegd. Partijen bij deze overeenkomst zijn ASC en [gedaagde] dan wel [eiser] en [gedaagde]. De vordering tot terugbetaling van het geleende geld is voorts opeisbaar, omdat tussen partijen was afgesproken dat [gedaagde] het geld uiterlijk begin augustus 2016 zou terugbetalen, hetgeen hij niet heeft gedaan, dan wel in de overeenkomst geen termijn van terugbetaling is opgenomen. Dat het gaat om een lening en het geleende geld terug moet worden betaald, valt volgens ASC en [eiser] ook af te leiden uit tussen [gedaagde] en [eiser] gevoerde WhatsApp-correspondentie. Uit die berichten valt volgens ASC en [eiser] af te leiden dat [gedaagde] een schuld aan [eiser] heeft, welke moet worden afgelost (onder meer [eiser] aan [gedaagde] op 4 oktober 2016, 15.22 uur: “En mijn geld dan? De 26.500? Ben ik die kwijt?” en [gedaagde] aan [eiser] op 4 oktober 2016, 15.25 uur: “Ik zou nu een deel van de schuld betalen en later de rest” en om 16.27 uur “Het is dus overduidelijk dat het geld is wat ik op dit moment nodig heb. Daarom wil ik nu mijn auto terug, zodat ik op zoek kan gaan naar geld. We zullen dus een andere formule moeten zoeken om jou je geld te betalen”). Ook valt volgens hen uit die berichten af te leiden dat een deel van die schuld zal worden afgelost door het overdragen van een auto aan [eiser] ([gedaagde] aan [eiser] 29 augustus 2016, 16.16 uur: “De KIA is beschikbaar”, [eiser] aan [gedaagde], 16.58 uur: “Ok, breng hem mij maar”, [gedaagde] aan [eiser], 17.14 uur: “[eiser], morgen regelen we alles. Er zal ook een boete van 500 florin moeten worden betaald”, 18.47 uur: “Ik heb de auto niet, [eiser]. Morgen moet ik die gaan halen en 500 florin betalen, die jij me moet geven, want ik heb geen geld!”, [eiser] aan [gedaagde]: “Ok, kom die morgenvroeg maar halen”, [gedaagde] aan [eiser], 4 oktober 2016, 15.24, 15.25, 15.26 en 15.27 uur: “Is dat jouw plan? Mijn auto gewoon houden? We hadden toch een deal gesloten voor wat de auto betreft of niet? Ik zou nu een deel van de schuld geven en later de rest. Jij zou me 10.000 florin geven. Door mijn auto voor 20.000 te kopen zou ik in één keer 10.000 hebben afgelost, maar jouw 10.000 heb ik nooit gekregen”).
4.2
Ter betwisting dat tussen [gedaagde] en ASC dan wel [eiser] een overeenkomst van geldlening bestaat, heeft [gedaagde] het volgende aangevoerd. De akte van 2 juni 2016 bewijst niet het bestaan van een overeenkomst van geldlening. Uit die akte valt alleen af te leiden dat [gedaagde] een bedrag van Afl. 25.000,- van ASC dan wel [eiser] heeft ontvangen, zodat zij slechts te gelden heeft als een ontvangstbevestiging. Het geld is door hem niet in verband met een overeenkomst van geldlening ontvangen, maar in het kader van tussen hem en [eiser] gemaakte afspraken, zoals neergelegd in de overeenkomst van 21 april 2016, en als vergoeding voor door hem voor [eiser] verrichte werkzaamheden, aldus [gedaagde]. Zoals uit de ontvangstbevestiging van 2 juni 2016 ook valt af te leiden, is het ontvangen bedrag van Afl. 25.000,- gesplitst in een bedrag van Afl. 15.000,- en een van Afl. 10.000,-. Het eerste bedrag betrof de advocaatkosten in de procedure omtrent de aandelen van Aruba Airlines, tot vergoeding waarvan [eiser] zich met de overeenkomst van 21 april 2016 heeft verbonden. Het bedrag van Afl. 10.000 heeft hij ontvangen in verband met door hem aan [eiser] geleverde diensten, zo voert [gedaagde] aan onder overlegging van onder meer mailcorrespondentie ter zake van de aankoop van een vliegtuigmotor in de Verenigde Staten van Amerika.
4.3
Het gerecht is van oordeel dat, gegeven de gemotiveerde betwisting door [gedaagde], de stellingen van ASC en [eiser] ter onderbouwing van hun standpunt dat tussen partijen een overeenkomst van geldlening is gesloten en dat het aldus geleende geld opeisbaar is niet zonder nadere bewijsvoering kunnen worden vastgesteld. Op grond van artikel 129 Rv rust op ASC en [eiser] de bewijslast dat tussen ASC en [gedaagde] dan wel tussen [eiser] en [gedaagde] een overeenkomst van geldlening bestaat voor een bedrag van Afl. 25.000,-. Overeenkomstig hun aanbod daartoe, zullen zij tot het bewijs daarvan worden toegelaten.
4.4
Het hiervoor onder 4.3 gegeven oordeel dat het door ASC en [eiser] gestelde ter zake van een overeenkomst van geldlening niet zonder nadere bewijsvoering kan worden vastgesteld, brengt met zich dat, gegeven de gemotiveerde betwisting door [gedaagde], het door hen aangevoerde ter onderbouwing van hun stelling dat zij ten behoeve van de verkrijging van de [merk] [model] van [gedaagde] kosten hebben moeten maken evenmin zonder nadere bewijsvoering kan worden vastgesteld. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de verkrijging van deze auto volgens ASC en [eiser] diende ter aflossing op de aldus gestelde lening, in het kader waarvan zij de desbetreffende kosten hebben moeten maken. Ook in zoverre zullen ASC en [eiser] in de gelegenheid worden gesteld ter zake op na te melden wijze bewijs te leveren.
4.5
Ter betwisting van de stelling dat ASC dan wel [eiser] de kosten voor het ticket voor een vlucht naar Miami met American Airlines op 11 maart 2016 voor [gedaagde] hebben voorgeschoten, omdat [gedaagde] na zijn ontslag geen geld had om zelf dat ticket te betalen, heeft [gedaagde], onder overlegging van producties, aangevoerd dat [eiser] dat ticket voor hem heeft gekocht, omdat hij in Miami werkzaamheden voor [eiser] heeft verricht. Gegeven deze gemotiveerde betwisting, zullen ASC en [eiser] in de gelegenheid worden gesteld ter zake op na te melden wijze bewijs te leveren.
4.6
Ter betwisting van de stelling dat ASC dan wel [eiser] de kosten voor de huur van een vliegtuig van ASC op 1 september 2016 voor [gedaagde] hebben voorgeschoten, heeft [gedaagde] aangevoerd dat met dat vliegtuig de advocaten van [gedaagde] van Curaçao naar Aruba zijn overgekomen in verband met een behandeling ter zitting in de procedure omtrent de verkoop van aandelen Aruba Airlines en in dit verband verwezen naar het bestaan van de overeenkomst van 12 april 2016 tussen hem en [eiser], waarbij was afgesproken dat [eiser] de kosten van de desbetreffende advocaten zou dekken. Gegeven deze gemotiveerde betwisting, zullen ASC en [eiser] in de gelegenheid worden gesteld ter zake op na te melden wijze bewijs te leveren.
4.7
De zaak zal naar de rol worden verwezen zodat ASC en [eiser] zich kunnen uitlaten over de wijze waarop zij bewijs willen leveren.
4.8
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

het Gerecht:
laat ASC en [eiser] toe te bewijzen dat:
1) tussen ASC en [gedaagde] dan wel tussen [eiser] en [gedaagde] een overeenkomst van geldlening voor een bedrag van Afl. 25.000,- bestaat;
2) ASC dan wel [eiser] kosten hebben gemaakt om ervoor te zorgen dat [gedaagde] de auto als betaling in natura op de schuld aan hen kon gebruiken;
3) ASC dan wel [eiser] de kosten voor het vliegticket naar Miami van 11 maart 2016 voor [gedaagde] hebben voorgeschoten;
4) ASC dan wel [eiser] de kosten voor de huur van een vliegtuig van ASC op 1 september 2016 voor [gedaagde] voorgeschoten;
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 6 juni 2018 voor een akte uitlating bewijslevering aan de zijde van ASC en [eiser] (P1);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.