ECLI:NL:OGEAA:2018:257

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
K.G. 2684 van 2017/AUA201703346
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurovereenkomst en erfpacht in Aruba

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, een mede-erfgenaam van wijlen [naam erflater], een kort geding aangespannen tegen het Land Aruba. De eiseres vorderde dat het gerecht gedaagde zou bevelen om de uitgifte van een perceel grond aan een derde stop te zetten, totdat er een oplossing zou worden geboden voor de veeteelt die zij op het perceel bedrijft. De achtergrond van de zaak betreft een huurovereenkomst die in 1991 werd gesloten tussen wijlen [naam erflater] en gedaagde, waarbij de huurovereenkomst in 2012 door gedaagde werd ontbonden. Eiseres stelde dat zij nooit de ontbindingsbrief had ontvangen en dat het perceel al meer dan 40 jaar in gebruik was voor landbouwdoeleinden.

Tijdens de mondelinge behandeling trok de gemachtigde van eiseres het primair gevorderde in, omdat het perceel inmiddels in erfpacht was uitgegeven aan een derde. De rechter oordeelde dat er onvoldoende grond was om de gevorderde stopzetting van de ingebruikneming van het perceel toe te wijzen. De rechter overwoog dat eiseres niet had aangetoond dat zij gerechtigd was tot het gebruik van de grond en dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtsgeldig was betwist. Eiseres werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die op nihil werden begroot.

De uitspraak werd gedaan op 2 mei 2018 door mr. M. Schoemaker, en de vordering van eiseres werd afgewezen. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor partijen om hun rechten en plichten duidelijk te communiceren, vooral in situaties waar erfgenamen en huurovereenkomsten betrokken zijn.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 2 mei 2018
Behorend bij K.G. 2684 van 2017/AUA201703346
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[naam eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
tegen:
HET LAND ARUBA,
zetelende in Aruba,
gedaagde,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier (DWJZ).

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 15 december 2017, waaruit blijkt dat partijen bijgestaan door hun gemachtigden zijn verschenen. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor akte uitlating regeling zijdens partijen. Partijen hebben op de rol van 28 februari 2018 middels akte bericht dat er geen regeling werd bereikt.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Eiseres is mede-erfgenaam van wijlen [naam erflater], geboren op [geboortedatum] 1930. Wijlen [naam erflater] is in 1997 overleden.
2.2
Wijlen [naam erflater] had op 11 juni 1991 een aanvraag gedaan om een perceel domeingrond kadastraal bekend als [kadastraalnummer] gelegen te [perceel] (hierna: het perceel) te mogen huren voor landbouwdoeleinden. Op 30 december 1991 werd er ter zake het perceel tussen [gedaagde] en wijlen [naam erflater] een huurovereenkomst gesloten voor de periode 1 januari 1991 tot en met 31 december 1995. Wijlen [naam erflater] had de huurprijs over de voorafgaande periode 1 augustus 1981 tot 1 januari 1991 betaald op 30 december 1991.
2.3
[gedaagde] heeft bij brief met dagtekening 30 mei 2012 gericht aan [naam erflater] medegedeeld dat de huurovereenkomst ter zake van het perceel van rechtswege en zonder rechtelijke tussenkomst werd ontbonden.
2.4
Eiseres houdt schapen en geiten op het perceel en zij heeft het perceel beplant met vruchtenbomen.
2.5
[gedaagde] heeft een deel van het perceel in erfpacht uitgegeven aan een derde voor woondoeleinden. De onderliggende notariële akte is verleden op 13 september 2017.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert blijkens haar verzoekschrift – samengevat en voor zover hier van belang – dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis in kort geding gedaagde beveelt om de uitgifte van het perceel aan een derde stop te zetten of de ingebruikneming van het perceel stop te zetten totdat gedaagde door tussenkomst van de DIP een oplossing biedt voor het voortzetten van de veeteelt die eiseres ter plaatse bedrijft, zulks onder verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3.2
De gemachtigde van eiseres heeft tijdens de behandeling van het kort geding het primair gevorderde mondeling ingetrokken, nu het betreffende stuk grond al in erfpacht is uitgegeven aan een derde. De gemachtigde van eiseres heeft voorts verzocht om het subsidiair gevorderde, dus het stopzetten van de ingebruikneming, te lezen als het stopzetten van de ontruiming totdat er een oplossing zal zijn.
3.3
Eiseres stelt dat het perceel reeds meer dan 40 jaar wordt gebruikt conform de bestemming, dat zij bij de DIP heeft geprotesteerd tegen de intrekking van de huurovereenkomst en dat zij de intrekkingsbrief van de huur nimmer heeft ontvangen. De brief is verzonden naar het adres [adres]. Dit betreft een onbewoond bouwvallig woonhuis. Volgens eiseres dient gedaagde eerst een oplossing aan te bieden ten aanzien van het vee en de vruchtenbomen.
3.4
Gedaagde voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.5
Op de stellingen van partijen zal in het hiernavolgende, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Van spoedeisendheid is genoegzaam gebleken.
4.2
De gemachtigde heeft tegen het einde van de mondelinge behandeling het primair gevorderde ingetrokken en feitelijk mondeling om een eiswijziging verzocht. Een eiswijziging dient evenwel schriftelijk bij akte te geschieden. Bovendien heeft eiseres de eiswijziging te laat gedaan. De eiswijziging wordt daarom buiten beschouwing gelaten.
4.3
Het gerecht dient thans nog te beslissen op de subsidiaire vordering, te weten stopzetting van de ingebruikneming van het perceel.
4.4
Het gerecht is voorshands van oordeel dat na afweging van de wederzijdse belangen er onvoldoende grond aannemelijk is geworden om de gevorderde stopzetting van de ingebruikneming van het perceel, waarbij kennelijk wordt bedoeld het stuk perceel dat aan een derde in erfpacht is uitgegeven, toe te wijzen. Daarbij heeft het gerecht rekening gehouden met de volgende feiten en omstandigheden:
a. Eiseres heeft de huurgrond niet op eigen naam verkregen en gesteld noch gebleken is dat zij daartoe een verzoek heeft gedaan. Dat zij de gerechtigde is tot het gebruik van de grond is derhalve onvoldoende aannemelijk geworden.
b. In kort geding dient er voorlopig vanuit gegaan te worden dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden bij brief van 30 mei 2012. Dat eiseres deze brief nooit heeft ontvangen kan niet aan gedaagde worden toegerekend. Blijkens de overgelegde stukken stond de huurgrond op naam van wijlen [naam erflater] wonende te [adres]. Gedaagde heeft de brief gericht aan deze houder van de huurgrond en de brief gestuurd aan het bekende woonadres. Het was aan wijlen [naam erflater] dan wel na zijn overlijden aan zijn erfgenamen om een adreswijziging aan gedaagde door te geven. Nu gesteld noch gebleken is dat dit is gebeurd, kon gedaagde van het destijds opgegeven adres uitgaan. Bovendien heeft eiseres onvoldoende gemotiveerd gesteld en aannemelijk gemaakt dat er onvoldoende grond was voor ontbinding van de huurovereenkomst. Zij heeft alleen gesteld dat er meer dan 40 jaren vee wordt geteeld en er vruchtenbomen staan. Tegen de overige in de brief genoemde gronden, zoals het niet onderhouden en niet omheinen van het perceel en het niet betalen van huurpenningen sinds 1991, heeft eiseres niets ingebracht. Dat de ontbinding niet rechtsgeldig zou zijn blijkt onvoldoende uit de stellingen van eiseres.
c. Eiseres heeft nog wel gesteld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet geoorloofd is dat gedaagde de situatie abrupt beëindigt zonder daarbij eerst een oplossing aan eiseres aan te bieden. Echter, nu de betreffende grond al in erfpacht is uitgegeven aan een derde kan bezwaarlijk van gedaagde worden gevergd om deze derde te verbieden zijn erfpachtsperceel in gebruik te nemen, voor zover dit al in de macht van gedaagde zou liggen.
4.5
De vraag of van gedaagde verlangd kan worden dat zij een vervangend perceel grond aanbiedt aan eiseres om haar vee en vruchtenbomen te houden valt verder buiten de reikwijdte van dit geschil. Immers, indien deze vraag bevestigend beantwoord dient te worden kan zulks gelet op het hiervoor overwogene nog niet tot toewijzing van de vordering leiden.
4.6
Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, welke worden begroot op nihil.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1
wijst de vordering af;
5.2
veroordeelt eiseres in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van gedaagde worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.