ECLI:NL:OGEAA:2018:249

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
ARBB no. 2694 van 2017 (AUA201703356)
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurpenningen en utiliteitskosten met beroep op gewijsde

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, wonende in Aruba, een vordering ingesteld tegen gedaagde, eveneens wonende in Aruba, tot betaling van Afl. 2.615,63, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering is gebaseerd op niet-betaalde huurpenningen en utiliteitskosten voortvloeiend uit een oude huurovereenkomst. Gedaagde heeft verweer gevoerd en zich beroepen op een eerder vonnis van 23 augustus 2017, waarin hij als goed opposant is verklaard en het betalingsbevel is vernietigd. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan, wat betekent dat het bindende kracht heeft in deze procedure.

De rechter heeft vastgesteld dat de vordering van eiser afstuit op het gezag van gewijsde van het eerdere vonnis. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen en dat de rolrechter hem zou hebben geadviseerd om een andere zaak aan te spannen. Echter, de rechter oordeelt dat de argumenten van eiser niet kunnen leiden tot een ander oordeel. De vordering wordt afgewezen en eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op Afl. 250,- aan gemachtigdensalaris. Het vonnis is uitgesproken op 2 mei 2018 door mr. M. Schoemaker.

Uitspraak

Vonnis van 2 mei 2018.
Behorend bij ARBB no. 2694 van 2017 (AUA201703356)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende in Aruba, [adres],
eiser, hierna ook te noemen: [Eiser],
procederende in persoon,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba, [adres],
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederende in persoon.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 februari 2018;
  • de producties ingediend zijdens [eiser];
  • de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen die heeft plaatsgevonden op 20 maart 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen [eiser] in persoon en [gedaagde] in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE FEITEN

2.1
[gedaagde] huurde tot eind september 2012 of eind oktober 2012 een appartement dat in eigendom toebehoort aan de zoon en de dochter van [eiser].
2.2
Bij beschikking van 2 november 2016 van dit gerecht behorend bij B.B. nr. 1901 van 2016 is [gedaagde] bevolen om aan [eiser] te betalen het bedrag van Afl. 2.615,63, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2013, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 375,- en veroordeeld in de proceskosten. In deze procedure heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd.
2.3
Bij vonnis op het verzet van 23 augustus 2017 behorend bij B.B. nr. 2 van 2017 is [gedaagde] als goed opposant verklaard en is het betalingsbevel waarvan verzet vernietigd. In deze procedure heeft [eiser] geen verweer gevoerd.
2.4
Tegen het vonnis in het verzet van 23 augustus 2017 behorend bij B.B. nr. 2 van 2017 is geen hoger beroep ingesteld.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van Afl. 2.615,63, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag der voldoening en de buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
[eiser] stelt dat [gedaagde] het gevorderde bedrag schuldig is wegens niet betaalde huurpenningen en utiliteitskosten voorvloeiende uit een oude huurovereenkomst.
3.3
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Door het gerecht is bij vonnis van 23 augustus 2017 reeds beslist op de vordering van [eiser]. Dat vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
4.2
Op grond van artikel 70a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) hebben rechterlijke beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en die zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht. [gedaagde] heeft hier bij wijze van verweer een beroep op gedaan. [eiser] heeft als reactie daarop gesteld dat hij niet wist dat hij hoger beroep kon instellen. Tevens heeft hij aangevoerd dat de rolrechter tegen hem zou hebben gezegd dat hij “een andere zaak moest aanspannen”.
4.3
De vordering van [eiser] stuit af op het gezag van gewijsde van het vonnis van het 23 augustus 2017 behorend bij B.B. nr. 2 van 2017. Hetgeen door [eiser] is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. De vordering zal dan ook afgewezen worden.
4.4
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht, recht doende:
5.1
wijst af het gevorderde;
5.2
veroordeelt [eiser] in de proceskosten gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot op heden begroot op Afl. 250,- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.