In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, wonende in Aruba, een vordering ingesteld tegen gedaagde, eveneens wonende in Aruba, tot betaling van Afl. 2.615,63, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering is gebaseerd op niet-betaalde huurpenningen en utiliteitskosten voortvloeiend uit een oude huurovereenkomst. Gedaagde heeft verweer gevoerd en zich beroepen op een eerder vonnis van 23 augustus 2017, waarin hij als goed opposant is verklaard en het betalingsbevel is vernietigd. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan, wat betekent dat het bindende kracht heeft in deze procedure.
De rechter heeft vastgesteld dat de vordering van eiser afstuit op het gezag van gewijsde van het eerdere vonnis. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen en dat de rolrechter hem zou hebben geadviseerd om een andere zaak aan te spannen. Echter, de rechter oordeelt dat de argumenten van eiser niet kunnen leiden tot een ander oordeel. De vordering wordt afgewezen en eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op Afl. 250,- aan gemachtigdensalaris. Het vonnis is uitgesproken op 2 mei 2018 door mr. M. Schoemaker.