ECLI:NL:OGEAA:2018:244

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
AUA 201601410
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure tussen Johnson’s Enterprises N.V. en SNT Holding VBA met betrekking tot onrechtmatige daad en griffierecht

In de civiele procedure tussen Johnson’s Enterprises N.V. en SNT Holding VBA, die op 2 mei 2018 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de vraag centraal of SNT Holding VBA en Enviro-Oil Corporation N.V. als één rechtspersoon moesten worden beschouwd. De zaak volgde op een verzoekschrift en een eerdere beschikking van 23 maart 2016, waarin SNT Holding VBA bij verstek tot betaling was veroordeeld. De rechter constateerde dat de griffier in het oorspronkelijke verzoek niet had opgemerkt dat het om twee afzonderlijke schuldenaren ging, wat leidde tot een onjuiste griffierechtheffing van Afl. 100.

De rechter oordeelde dat de onduidelijke aanduiding van de verweerder(s) in het verzoekschrift had geleid tot verwarring over de aansprakelijkheid van de partijen. Het gerecht besloot dat, om te voorkomen dat het gerechtelijk bevel tot betaling vernietigd moest worden, aanvullend griffierecht in rekening gebracht zou worden en dat Enviro-Oil Corporation N.V. opgeroepen zou worden om te verschijnen. De rechter gaf aan dat het ook mogelijk was dat de partijen, gezien het relatief geringe bedrag dat gevorderd werd, de zaak in onderling overleg zouden kunnen regelen.

De uitspraak van de rechter hield in dat de zaak werd verwezen naar de rolzitting van 30 mei 2018 voor akte uitlating door partijen, en dat verdere beslissingen werden aangehouden. Dit vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de rechter benadrukte het belang van een correcte procedurele afhandeling van de zaak.

Uitspraak

Vonnis van 2 mei 2018
Behorend bij AUA 201601410
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
JOHNSON’S ENTERPRISES N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Johnson’s,
gemachtigde: de advocaat mr. A.E. Barrios,
tegen:
de naamloze vennootschap
SNT HOLDING VBA,
te Aruba,
hierna ook te noemen: SNT Holding,
gemachtigde: de advocaat mr. D. Canwood.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de beschikking van 23 maart 2016;
- het verzoekschrift in verzet tevens eis in reconventie;
- de conclusie van conclusie antwoord in oppositie, tevens antwoord in reconventie;
- de conclusie van repliek in oppositie, tevens repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie;
- de akte uitlating productie zijdens SNT Holding.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.AMBTSHALVE

2.1
Volgens het inleidende verzoek is in rechte betrokken: SNT HOLDING VBA – ENVIRO-OIL CORPORATION N.V. – BIOFUL. Die partij(en) is (zijn) bij verstek tot betaling veroordeeld.
2.2
Het gerecht heeft, mede gezien het bepaalde in artikel 862 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verweerder kennelijk als één rechtspersoon beschouwd.
2.3
Uit het verzoek in oppositie blijkt dat is verschenen SNT Holding VBA. In de conclusie van antwoord in oppositie stelt oorspronkelijk verzoeker zich kennelijk op het standpunt dat sprake is van twee schuldenaren, te weten SNT Holding VBA en Enviro-oil Corporation N.V. h.o.d.n. Bio-Fuel Aruba.
2.4
Dat betekent dat door de onduidelijke aanduiding van verweerder(s) in het oorspronkelijke verzoek door de griffier niet is opgemerkt dat het om twee schuldenaren gaat. Daarom is ten onrechte Afl. 100, griffierecht in rekening gebracht en is de zegelplicht vervallen.
2.5
Het gerecht zal de griffier te zijner tijd de gelegenheid te bieden aanvullend griffierecht in rekening te brengen.
2.6
Het voorgaand brengt ook met zich mee dat Enviro-Oil Corporation N.V. niet correct want immers slechts bij brief is opgeroepen terwijl in de beschikking van 23 maart 2016 niet duidelijk tot uitdrukking komt dat zij, naast SNT Holding VBA tot betaling is veroordeeld; uit de beschikking blijkt – zoals te verwachten is in een procedure tot verstrekking van een gerechtelijk bevel tot betaling – dat slechts een schuldenaar werd veroordeeld en dat is de niet bestaande naamloze vennootschap SNT HOLDING VBA – ENVIRO-OIL CORPORATION N.V. – BIOFUEL.
2.7
Onder die omstandigheden is niet aan Enviro-Oil Corporation N.V. toerekenbaar dat zij geen verzet heeft aangetekend tegen het gerechtelijk bevel tot betaling.
2.8
Om te voorkomen dat alleen om die reden het gerechtelijk bevel tot betaling moet worden vernietigd ziet het gerecht aanleiding om, nadat aanvullend griffierecht is betaald en is voldaan aan de zegelverordening, de griffier te zijner tijd op te dragen Enviro-Oil Corporation N.V. op te roepen te verschijnen ter (rol)zitting.
2.9
Het kan uiteraard ook zo zijn dat de in dit geding verschenen partijen, gezien het relatief geringe bedrag wat gevorderd wordt en de omstandigheid dat Johnson’s niet risico-aansprakelijk is voor het ontstaan van brand op het door haar gehuurde deel van de vuilstortplaats, om bedrijfseconomische redenen alsnog de zaak in onderling overleg regelen.
2.1
Het gerecht zal de zaak daarom eerst vooruitlating door partijen naar de (rol)zitting verwijzen.
2.11
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 30 mei 2018 voor akte uitlating zijdens partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.