ECLI:NL:OGEAA:2018:241

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
131 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking en bezit van cocaïne met de bedoeling tot uitvoer vanuit Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd. De verdachte is beschuldigd van het verstrekken en het aanwezig hebben van ruim anderhalve kilo cocaïne, met de bedoeling deze door een koerier vanuit Aruba uit te laten voeren. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 23 maart 2018, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.A.J. van der Biezen. De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, eiste een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest. De verdediging pleitte voor vrijspraak.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk verstrekken van cocaïne en het onderhouden van contacten met een medeverdachte in verband met het drugstransport. Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Na het horen van de bewijsvoering, waaronder verklaringen van de medeverdachte, heeft het gerecht geoordeeld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De verdachte heeft als tussenpersoon gehandeld en heeft de medeverdachte voorzien van cocaïne, wat leidt tot de conclusie dat hij betrokken was bij de drugshandel.

Het gerecht heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het internationale drugscircuit. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen in Aruba, maar er is wel rekening gehouden met een eerdere veroordeling in [land] voor drugssmokkel. De opgelegde straf is in overeenstemming met de wettelijke voorschriften en de ernst van de feiten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats] aan [adres],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.A.J. van der Biezen.
De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd en vrijspraak bepleit.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1. dat hij in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 27 november 2017 in Aruba,
opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I,
heeft verstrekt en/of in bezit of aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 van de Landsverordening verdovende middelen)
2. dat hij in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 27 november 2017 in Aruba,
teneinde voor te bereiden of te bevorderen dat cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening Verdovende Middelen of in de Regeling Aanwijzing Verdovende Middelen I, opzettelijk vanuit Aruba zou worden uitgevoerd en/of vervoerd,
- [ medeverdachte] heeft voorzien van de hierboven bedoelde cocaïne en/of die hierboven bedoelde cocaïne voorhanden heeft gehad en/of
- die [medeverdachte] heeft voorzien van een met cocaïne geprepareerde bodypack en/of
- contact (doormiddel van een (of meer) communicatiemiddel(en)) heeft opgenomen en/of contacten heeft onderhouden met die [medeverdachte] en/of (een) ontmoeting(en) heeft gehad met die [medeverdachte], in verband met het handelen in en/of prepareren van en/of uitvoeren van de hierboven bedoelde cocaïne,
en aldus
 één of meer ander(en) heeft getracht te bewegen voormeld feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, daarbij behulpzaam te zijn of daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, en/of
 zichzelf of één of meer ander(en) gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
 voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van voormeld feit;
(artikel 11c Landsverordening verdovende middelen)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
1. dat hij in of omstreeks de periode van
124november 2017 tot en met 27 november 2017 in Aruba,
opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen
of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I,
heeft verstrekt en
/of in bezit ofaanwezig heeft gehad;
2. dat hij in of omstreeks de periode van
124november 2017 tot en met 27 november 2017 in Aruba,
teneinde voor te bereiden of te bevorderen dat cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening Verdovende Middelen of in de Regeling Aanwijzing Verdovende Middelen I, opzettelijk vanuit Aruba zou worden uitgevoerd
en/of vervoerd,
- [ medeverdachte] heeft voorzien van de hierboven bedoelde cocaïne en
/ofdie hierboven bedoelde cocaïne voorhanden heeft gehad en
/of
- die [medeverdachte] heeft voorzien van een met cocaïne geprepareerde bodypack en/of
-
contact (doormiddel van een (of meer) communicatiemiddel(en)) heeft opgenomen en/ofcontacten heeft onderhouden met die [medeverdachte] en
/of (een)ontmoeting
(en
)heeft gehad met die [medeverdachte], in verband met het
handelen in en/ofprepareren van en
/ofuitvoeren van de hierboven bedoelde cocaïne,
en aldus
 één of meer ander(en) heeft getracht te bewegen voormeld feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, daarbij behulpzaam te zijn of daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, en/of

zichzelf oféén
of meerander
(en)gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en
/of
 voorwerpen
, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad waarvan verdachte wist
of ernstige reden had te vermoedendat zij bestemd waren tot het plegen van voormeld feit;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen en verzoeken van de verdediding
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
De raadsman heeft tijdens zijn pleidooi een herhaald verzoek gedaan om, zo het gerecht niet direct tot vrijspraak komt, een kennis van verdachte, genaamd [naam kennis], alsnog als getuige te horen. Deze kennis zou op 27 november 2017 een groot deel van de dag in gezelschap van verdachte hebben verkeerd en kunnen verklaren dat verdachte die dag in zijn bijzijn geen verdovende middelen heeft geplakt op de benen van medeverdachte [medeverdachte]. Voorafgaand aan het feitenonderzoek werd dit verzoek ter terechtzitting reeds gedaan en afgewezen omdat de rechter daartoe onvoldoende noodzaak zag. Het gerecht acht zich door het verhandelde ter terechzitting voldoende voorgelicht en het gerecht is de noodzaak om deze getuige te horen naar aanleiding van het pleidooi van de raadsman evenmin gebleken. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
De raadsman heeft tijdens zijn pleidooi voorts verzocht om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen, opdat een proces-verbaal opgemaakt kon worden in de tegelijkertijd behandelde zaak van [medeverdachte], opdat de tijdens die zaak afgelegde verklaring van [medeverdachte] middels dit proces-verbaal als bewijsmiddel kon worden toegevoegd aan het dossier van verdachte. Volgens de raadsman heeft [medeverdachte] niet consistent verklaard over hoe hij de verdachte heeft leren kennen en is het daarom van belang dat het proces-verbaal aan het dossier van verdachte wordt toegevoegd. De rechter heeft ter zitting aangegeven niet tot schorsing van het onderzoek ter terechtzitting over te gaan maar dat in het vonnis hierop nog zal worden beslist. Het gerecht is van oordeel dat de verdediging onvoldoende belang heeft bij het verzoek, omdat door de raadsman niet is aangegeven welk deel van de verklaring van [medeverdachte] afgelegd ter terechtzitting voor de verdediging van belang is en om welke reden, te meer daar [medeverdachte] al bij de politie in zijn tweede verklaring op zijn belastende verklaring tegen de verdachte is teruggekomen en de eerste verklaring van [medeverdachte], zoals hierna toegelicht zal worden, voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Medeverdachte [medeverdachte] is op 27 november 2017 op de luchthaven van Aruba aangehouden met aan zijn benen vastgemaakte pakken cocaïne. [medeverdachte] heeft tijdens zijn eerste verhoor door de politie op 2 december 2017 onder meer verklaard dat verdachte [medeverdachte] tijdens zijn verblijf op Aruba een aantal keren heeft opgehaald vanuit zijn hotel, dat verdachte [medeverdachte] heeft meegenomen naar een winkel in het hotel waar verdachte werkt en daar een
sweat pants(het gerecht begrijpt: een jogging broek) heeft gekocht, dat [medeverdachte] bij [naam zaak] geld heeft opgehaald voor verdachte dat afkomstig was van de organisator [naam], alsmede dat verdachte de cocaine om [medeverdachte]’s benen had geplakt. [medeverdachte] heeft verdachte toen ook aangewezen en herkend op een foto waarop verdachte staat. Tijdens zijn tweede verhoor op 23 januari 2018 is [medeverdachte] teruggekomen op zijn eerste verklaring. [medeverdachte] heeft toen verklaard dat hij de cocaine zelf heeft gekocht en dat verdachte hem alleen meenam om eten te kopen en hem wat geld had gegeven.
Het gerecht acht de tweede verklaring van [medeverdachte], waarin hij zijn belastende verklaring tegen verdachte feitelijk intrekt, niet betrouwbaar. [medeverdachte] heeft geen geloofwaardige reden gegeven voor het feit dat hij aanvankelijk verdachte heeft aangewezen als de persoon die de cocaïne om zijn benen heeft geplakt. De eerste verklaring van [medeverdachte] vindt daarbij in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen. De verdachte heeft verklaard dat hij de man genaamd [naam], zijnde de persoon die het drugstransport volgens de eerste verklaring van [medeverdachte] heeft georganiseerd, ook kent, dat hij [medeverdachte] meerdere keren heeft opgehaald vanuit zijn hotel, dat hij met hem naar een winkel in [naam hotel] is gegaan en dat [medeverdachte] daar een zwarte lange broek en een zwarte sweater heeft gekocht. Dit terwijl verdachte [medeverdachte] op de luchthaven werd aangehouden met een zwarte lange sportbroek aan. Daarnaast heeft verdachte bevestigd dat hij [medeverdachte] naar [naam zaak] heeft gebracht om geld op te halen. Voorts is er belastend bewijs naar voren gekomen uit het onderzoek naar het telefoonnummer van verdachte. De verdachte heeft op de avond nadat [medeverdachte] op de luchthaven werd aangehouden naar het telefoonnummer van [medeverdachte] gebeld en vervolgens weer iets over middernacht. Op 2 december 2017 werd verdachte opgebeld door iemand die zei de broer van [medeverdachte] te zijn. Deze persoon zei tegen verdachte dat hij zijn broer wilde spreken en vroeg aan verdachte wat er met zijn broer was gebeurd. Gelet op voorgaande bewijsmiddelen acht het gerecht de verklaring van verdachte dat hij niet betrokken is geweest bij het drugstransport ongeloofwaardig.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, onder B en C van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
Feit 2
om een feit, bedoeld in het tweede lid van artikel 11 c van de Landsverordening verdovende middelen, voor te bereiden of te bevorderen, een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
strafbaar gesteld bij artikel 11 c van de Landsverordening verdovende middelen.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verstrekken en het aanwezig hebben van ruim anderhalve kilo cocaïne, met de bedoeling om deze cocaïne door een koerier vanuit Aruba (uit) te laten voeren. Daarbij heeft verdachte aan een ander gelegenheid en middelen hiertoe verschaft door ontmoetingen te hebben met deze persoon en deze persoon te voorzien van de cocaine. De verdachte heeft daarbij als tussenpersoon gehandeld. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Met betrekking tot de hoeveelheid cocaïne overweegt het gerecht dat dit een aanzienlijke hoeveelheid betreft, welke hoeveelheid van dien aard was dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Met de handel in verdovende middelen wordt veel geld verdiend. Kennelijk heeft verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen. Bovendien heeft verdachte door zijn strafbare gedragingen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Het gerecht heeft acht geslagen op een uittreksel uit het algemene documentatieregister betreffende de verdachte d.d. 12 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte in Aruba nog niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Verdachte heeft uit zichzelf verklaard dat hij in [land] in 2014 is veroordeeld tot twintig maanden gevangenisstraf voor drugssmokkel. Het gerecht zal hier niet ten nadele van verdachte rekening mee houden.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:62, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vierentwintig (24) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 13 april 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.